Dus u dacht de enige te zijn in de straat met smetvrees? Een spinnenfobie? Paniekaanvallen? Vergeet het maar. In Nederland zijn ruim 1,7 miljoen mensen met een fobie, dwang of angststoornis. gezondNU ontmoette er tien.
“Mezelf streng toespreken”
Sita: “Is de deur op slot? Het gas uit? Staat de auto op de handrem? Al die vragen spoken in mijn hoofd. Vroeger controleerde ik nog meer. Niet één keer, maar een paar keer achter elkaar. Als ik wegging, rammelde ik net zolang aan de deurklink totdat ik overtuigd was dat de deur dichtzat. Met vier kinderen én een dwangstoornis naar het zwembad gaan, was een heel gedoe. Eerst controleerde ik alles in huis, dan de auto en ook nog al die zwemspullen. Omdat ik hier heel moe van werd, startte ik drie jaar geleden met therapie. Ik weet nu dat ik mezelf streng moet toespreken als ik weer de neiging voel tien keer te kijken of er waspoeder in de machine zit.”
“Onweer? Ik verstijf”
Djoeke: “Als het onweert, verstijf ik. Ik leef al van kinds af aan met deze onweerfobie. Vroeger kon ik bij het weerbericht op televisie al in paniek raken. Als ik dácht dat het zou gaan onweren, lag ik de hele nacht wakker. Ik lag zo gespannen in bed dat je met mijn lichaam een spijker in een plank kon slaan. Waarom ik zo bang ben? Ik weet het eigenlijk niet.”
`Lichamelijk verlamd`
Dirk: “Toen ik veertien was, viel ik hard van mijn fiets. Opeens was er dat akelige gevoel van de zwevende aarde, het verlies van evenwicht. Ik wilde zo snel mogelijk weg van die open ruimte zonder huizen met alleen maar wijde velden om me heen. Sindsdien heb ik problemen met open vlaktes. Fietsen, wandelen of autorijden door open vlaktes doe ik al jaren niet meer. Ik heb het gevoel dat ik de controle verlies. Door de paniek die ik dan voel, ben ik lichamelijk verlamd terwijl ik nog wel kan denken. Een vreselijk gevoel. Sinds acht maanden heb ik therapie. Maar open vlaktes vermijd ik nog steeds.”
“Ziek van pizza? Nooit meer pizza”
Regina: “Ik doe er alles aan om niet over te geven. Als ik hoor dat iemand ziek is geworden van pizza, eet ik geen pizza’s meer. Vleeswaren die twee dagen in de koelkast liggen, gaan de prullenbak in. Ook als het nog niet over datum is. Ik ben bang dat ik er misschien toch ziek van word. Overgeven vond ik altijd vies – het geluid, de smaak, de stank. Afgrijselijk. Maar ik weet nu dat die afkeer verder gaat dan bij anderen en dat het een naam heeft: emetofobie. Zo heb ik nog nooit alcohol durven drinken, bang dat ik ervan ga overgeven. Ik ben al bang voor één slokje. Maar dat zeg ik niet. Ik vertel iedereen dat ik het niet lust.”
“Gillend uit het water”
Maaike (28): “Vissen, groot of klein, vind ik eng. Ze zien er vies en glibberig uit. En de gedachte dat ze zo bij je zijn, vreselijk. Als ik in zee ben, kijk ik goed om me heen of ik niet wat zie zwemmen. Zie ik een visje, dan weet ik niet hoe snel ik het water uit moet. Het liefst word ik dan het water uitgedragen, zo bang ben ik.”
Liever natgeregend dan de auto in
Ria: “Uiterst gespannen zit ik achter het stuur van een auto. Ik ben onzeker, zie overal valkuilen. Ik zou de rit tot in de kleinste details in kaart willen brengen om het stukje tot een succes te maken. Bij slecht weer laat ik mij liever drijfnat regenen, dan dat ik de auto pak.. Een paar jaar terug ben ik nog een keer achter het stuur gaan zitten met een rijinstructeur. Even gaf de rijles me moed. Maar die verdween toen ik de lesauto verliet. Als passagier prima. Maar zelf rijden, dat durf ik niet meer.”
“Ik heb een hond, zodat ik toch nog buiten kom”
Jolande: “Ik ga alleen het huis uit om boodschappen te doen. En speciaal voor mij hebben we een hond, zodat ik bij het uitlaten toch eventjes buitenkom. Als ik met mijn dochters of vriendinnen iets wil doen, probeer ik er op het laatste moment onderuit te komen. Psychische klachten zitten in de familie. Mijn vader had een ernstige oorlogsneurose, mijn moeder een lichte vorm van autisme. Thuis kregen we geen visite en gingen we nergens heen. Op school kon ik niet goed meekomen en werd ik gepest. Sociale contacten had ik niet. Toen ik bij een apotheek ging werken en medicijnen bij klanten moest thuisbrengen, kreeg ik flitsen in mijn hoofd. Ik was bang dat ik hen ging vermoorden of mishandelen. Die gedachten kan ik moeilijk weg krijgen. Als dat nu gebeurt, ga ik in bed liggen met de dekens over mijn hoofd.”
“Ik controleer alles”
Vrouwkje: “Alles moet goed staan, goed liggen, perfect zijn. Ik controleer alles wat ik doen, eerst met mijn ogen en handen, daarna met mijn gedachten. Als bijvoorbeeld de was zou mislukken doordat de machine verkeerd is ingesteld, zou ik dat vreselijk vinden. Als ik de krant niet lees, kan ik iets belangrijks gemist hebben. Hangen de gordijnen niet netjes in de plooi, dan is het niet perfect. Door alles te controleren, voel ik mij veilig. Ik ben er veel tijd aan kwijt. Toen de kinderen klein waren, had ik daarom moeite het gezin draaiende te houden. Een deel van het huishouden was perfect, het andere een chaos. Mijn zelfbeeld werd slechter en ik voelde me minderwaardig. Vijftien jaar lang hield ik het zelfs voor mijn man verborgen, omdat ik me vreselijk schaamde en dacht dat ik ‘gek’ werd. Ik zat altijd in tijdnood, kon nergens van genieten. Het duurde lang dat het kwartje viel. Inmiddels heb ik medicatie en therapie. Ik kan weer genieten en durf over mijn controledwang te praten. Maar dat heeft jaren geduurd.”
“Accepteren, maar dat is moeilijk”
Elly: “Als kind kroop ik in de kast als mijn zus moest overgeven. Ik verstijfde, zat met mijn vingers in de oren, met mijn ogen dicht. De emetofobie is er dus altijd geweest. Het beperkt me. Ik durf niet te vliegen uit angst dat mensen luchtziek worden. Contacten verwateren omdat ik niet langskom als iemand ziek is. Ik beland in genante situaties; loop weg van een feestje omdat iemand verteld over zijn braakervaring. En toen mijn man in het ziekenhuis lag, moesten de verplegers míj naar buiten dragen omdat ik in paniek raakte door een kreunende patiënt. Ik heb alle mogelijke therapieën geprobeerd. Ik moet het accepteren, maar dat is moeilijk.”
“Het ergste is dat tongetje”
“Ik vermijd bossen”
Caroline: “Als ik een slang op televisie zie, zap ik snel naar een andere zender. Ik vind het zulke vieze beesten. Ze zijn glibberig en slijmerig. Het ergste is dat tongetje heen en weer te zien gaan. Echt last heb ik niet van die fobie, want je komt niet vaak in aanraking met slangen. Maar ik vermijd wel campings of bossen vanwege mijn angst. Ik schaam me ervoor en praat er eigenlijk nooit over.“