Tegenwoordig wordt een baby in
de 4e t/m 7e levensmaand ingeënt tegen difterie, kinkhoest,
kinderverlamming en tetanus, de zogenaamde DKTP-prikken. In de 15e
levensmaand volgt een inenting tegen bof, mazelen en rode hond, de
zogenaamde BMR-cocktail. De inenting tegen rodehond wordt alleen bij
meisjes uitgevoerd, omdat deze tot doel heeft hun toekomstige ongeboren
kinderen tijdens zwangerschap te beschermen tegen rodehondinfecties.
Infectie zou de ongeboren baby grote schade kunnen toebrengen aan de
ogen en het gezichtsvermogen in het algemeen. De inenting tegen
difterie, kinderverlamming en tetanus wordt in het 4e levensjaar nog
eens herhaald.
Vaccineren kan enig risico met
zich brengen. Daarom wordt bij kinderen bij wie complicaties verwacht
kunnen worden, in de DKTP-prik het vaccin tegen kinkhoest weggelaten en
spreekt men van een DTP-prik. Dit kan het geval zijn als een kind al
eens eerder een toeval heeft gehad of indien (één
van) de ouders of een broertje of zusje een toeval of shock heeft
doorgemaakt.
Sommige kinderen krijgen na de
inenting klachten. Nu het vaccinatieprogramma is uitgebreid met bof,
mazelen en rode hond, zal het aantal klachten als gevolg van inenting
nog toenemen.
Een natuurlijk geneesmiddel bij
klachten na inenting:
- Thuja D6
(1 dag voor de inenting 3x daags 10 druppels; na de inenting gedurende
3 dagen 3x daags 10 druppels) helpt het lichaam de inenting beter te
verwerken.
(De dosering is voor
volwassenen. Zie voor de dosering bij kinderen onder vraag 4).