“Ik ontmoette hem in azc Molenhoek, nu een jaar of acht geleden. Hij was gevlucht uit Irak. Toen kwamen de meesten mensen uit Irak, Afghanistan en Somalië. Tegenwoordig zijn het vooral mensen uit Syrië en Eritrea die asiel aanvragen.”
“De man had behoorlijk wat zorg nodig. Door verwondingen, die hij tijdens de oorlog in Irak had opgelopen, was hij slecht ter been. Wat me meteen opviel was dat hij heel goed Engels sprak. Hij woonde in het azc in een kamer tegenover mijn spreekkamer. Naast Engels sprak hij ook Arabisch en Farsi, een taal die veel in Iran en Afghanistan wordt gesproken. Daarom vroeg ik hem geregeld of hij wilde tolken tussen patiënten en mij. Dat maakte het werk voor mij een stuk makkelijker.”
“Als arts in een azc wil je graag een vertrouwenspersoon voor iemand zijn. Ik wil eraan bijdragen dat mensen een nieuwe plek weten te vinden en een nieuwe start kunnen maken. Maar asielzoekers vertellen vaak niet zomaar alles, zelfs niet aan een arts. Ze weten immers niet wat er met die informatie gebeurt. In hun eigen land hebben ze geleerd niet het achterste van hun tong te laten zien. Maar hij wist hun vertrouwen te winnen. Hij heeft een bepaalde oogopslag die maakt dat mensen snel zien dat ze hem in vertrouwen kunnen nemen. Ook toen wij elkaar voor het eerst ontmoetten hadden we meteen een ‘klik’. Daarna hielp hij mij zo vaak dat er een verhouding ontstond die collegiaal te noemen is. Anders dan een gebruikelijke verhouding tussen patiënt en arts.”
“Na een tijd werd Molenhoek gesloten. We verloren elkaar uit het oog. Tot ik hem twee jaar later weer tegenkwam. Ik reed in mijn auto en hij fietste. Ik sprak hem aan in het Engels, vroeg hoe het met hem ging. Hij antwoordde: ‘Ik spreek tegenwoordig Nederlands.’ Het ging hem duidelijk goed. Hij was bezig zijn plek in onze samenleving te vinden.”
“Wat deze man voor mij zo bijzonder maakt, is zijn veerkracht. Hij staat zo positief in het leven. Hij raakte alles kwijt in een oorlog en hield daar zelfs verwondingen aan over, maar hij laat zich door zijn fysieke beperking niet tegenhouden. Hij is zijn land ontvlucht om op een andere plek in de wereld iets van zijn leven te maken.”
“Asielzoekers vluchten niet zomaar. Ze laten alles achter. Ze vertrekken met slechts hoop en een paar spullen. Maar met hoop alleen kom je er niet; je moet er heel wat voor doen. En dat lukt hem goed. Hij is in Nederland helemaal opnieuw begonnen en geeft nu les aan andere asielzoekers. Ik vind het knap als je zo je weg weet te vinden. Daarin kan hij een voorbeeld zijn voor anderen. Voor mij is hij dat in ieder geval. Ik vraag hem nog steeds weleens of hij voor mij wil tolken.”
Yuri Fisscher (1971) is als huisarts verbonden aan Medisch Centrum Mook. Hij verleent zorg in diverse asielzoekerscentra in de omgeving van Nijmegen.