Vroeger waren druiven van Hollandse bodem heel normaal, nu vliegen we ze voornamelijk in vanuit Spanje en Griekenland. Gelukkig zijn er telers als Hilde en Arnold Jansen van druivenkwekerij Nieuw Tuinzight. “Het voelt goed om de smaak van deze fantastische rassen voor de toekomst te behouden.”
Druivenkwekerij Nieuw Tuinzight is net de hof van Eden. Als je onder de eindeloze bogen vol druiven doorloopt, bungelen ze net boven je hoofd. Het is druiventijd, dus ze zijn rijp en glanzen van de dauw. Het is moeilijk om er niet af en toe je hand naar uit te steken om te voelen. En te proeven natuurlijk. Hilde Jansen knipt zo nu en dan een ‘tissie’ voor ons af. Zo noemt ze een klein trosje. Die schaar heeft ze altijd bij zich, want druiven zo van de tros trekken, dat dóe je niet. Ook niet als je ze thuis op de schaal hebt liggen. Dat ziet er niet uit.
Het tissie Blauwe Frankenthalers ziet er zo perfect uit, het zijn net edelstenen. Hilde: “Eén van onze vaste klanten vertelde dat er vroeger bij hem thuis op zondagmiddag een fluwelen mandje met druiven op tafel kwam. Zijn vader trok dan stoffen handschoenen aan om voor alle gezinsleden een portie druiven af te knippen. Dat is toch een schitterend verhaal? Pure druivendevotie.”
Verlangen naar een kikker
In de gezellige ontvangsthal van de kwekerij, waar de hele familie dagelijks luncht en koffie drinkt, hangen zwart-wit foto’s. Allemaal voorouders van Hilde en Arnold die ook tuinders waren. Zij zijn de vierde generatie. Het bedrijf bestaat sinds 1885. Hilde: “We wisten allebei al heel vroeg dat we tuinder wilden worden. Ik was de oudste van negen kinderen en hielp mijn ouders al jong in de tuinderij. Dat heb ik altijd heel leuk gevonden.”
Toch kwam het nogal abrupt dat ze ineens tuinder wáren. Arnolds vader overleed heel plotseling. “Wij waren net twintig”, zegt hij. “Mijn vader had amper de tijd gehad om mij de kneepjes van het vak te leren. Ik weet nog dat we sla gingen poten. Moesten we aan de man die de plantjes kwam brengen vragen hoe je dat eigenlijk deed. Haha! Met vallen en opstaan hebben we in die eerste jaren een hele hoop geleerd.”
In het begin teelden ze voornamelijk paprika’s. Dat deden ze op steenwol en later op flugzand. Dat ging lekker snel. “Dat moest ook wel”, zegt Hilde. “Want we teelden voor de handel. Daar ging het om de kilo’s.”
Maar na een paar jaar belandden ze op een punt dat ze een keuze moesten maken: of uitbreiden om meer kilo’s te kunnen telen óf kleinschaliger telen en specialiseren. Hilde: “Ik miste de grond heel erg. Wat is een tuinder zonder aarde? Ik wilde weer eens een kikker tegenkomen of een worm of een muis. We waren onszelf een beetje kwijtgeraakt. Het voelde niet goed meer. Zo besloten we ons helemaal op authentieke druivenrassen te richten.”
Met de hand
Het Westland lijkt wel een stad van glas. Kilometers lang zie je hier alleen maar kassen, kassen en nog eens kassen. Vroeger waren het voornamelijk druiven die hier geteeld werden. Het Westland stond bekend om de grote variëteit. Maar nu kom je er vooral groenten tegen: tomaten, komkommers, paprika’s, sla …
“Na de oorlog was het de tijd van de wederopbouw en de industrialisatie”, vertelt Arnold. “Alles was gericht op productie en massa. Authentieke druivenrassen lenen zich daar niet voor. De grootte van de opbrengst valt niet te manipuleren. En de teelt is heel bewerkelijk. Neem bijvoorbeeld het voorjaar. Dan zijn we fulltime bezig met krenten, het uitdunnen van de trossen. We halen er met de hand tweederde van de druiven uit. Als we dat niet doen, gaan ze namelijk klem groeien. Dan komt er schimmel in. Zeker de soorten met een dunne schil, zoals de Frankenthalers zijn heel gevoelig voor ziektes.”
In de jaren vijftig is nog geprobeerd de Westlandse druivencultuur nieuw leven in te blazen. Toen kreeg je de Druivenfeesten en de Druivenprinsessen, maar het mocht niet baten. “Er kwam ook goedkope concurrentie uit het buitenland. In de supermarkt zag je steeds meer druiven uit Griekenland en Spanje.”
Pingpongballen
Zo zijn de authentieke druivenrassen dus uit het Westland verdwenen. Nou ja, bijna dan. Want Arnold en Hilde kweken ze nog. Acht soorten voor de verkoop en nog wat soorten om uit te proberen. Zo hangen er bijvoorbeeld Westlandse Muskaatdruiven en Witte en Blauwe Frankenthalers, maar ook Professor Aberson, Blauwe Emile en Leopold III. Die laatste worden zo groot als pingpongballen. Hilde: “Er zijn ook wat hobbytelers die met authentieke rassen bezig zijn, maar wij zijn nog de enige échte professionele tafeldruivenkwekers in Nederland die bovendien op biologisch-dynamische wijze telen.”
Arnold schept met zijn hand wat aarde op en wijst op de structuur: fijne, losse, luchtige grond. “Toen we begonnen was het hier net een woestijn. We hadden de grond lang verwaarloosd, omdat we op steenwol hadden geteeld. De scheuren stonden in de bodem. Nu weten we dat de grond ons grootste goed is. Het is onze toekomst. Je kunt alleen gezonde en sterke planten kweken wanneer je bodem gezond en sterk is.”
Toen ze eenmaal voor authentieke druivenrassen gingen, was biologisch een logische weg. Druiven groeien langzaam. Je kunt ze niet opjagen. Toen ze omgeschakeld waren, gingen ze nog een stap verder: biologisch-dynamisch. Sindsdien telen ze helemaal volgens het kringloopsysteem.
Slim systeem
“Het is zo mooi hoe de natuur werkt”, vindt Hilde. “We hebben geiten die het bladafval opeten. De mest gebruiken we vervolgens weer om de aarde mee te bemesten.”
Arnold wijst op een papieren zakje. Om de zoveel meter hangt er zo’n zakje tussen de druiventrossen. “Roofmijteneitjes”, legt hij uit. “Een druiventeler heeft een aantal vijanden. Spintmijt is er één van. Spintmijten tasten namelijk het blad aan en daardoor komen er minder suikers in de druiven terecht. Die willen we dus bestrijden. Dat doen we op een natuurlijke manier: met roofmijten. Bij een bepaalde temperatuur komen de eitjes uit en gaan de mijten op rooftocht.”
Hilde: “De natuur is zo’n slim systeem. Het is mooi om daar als tuinder onderdeel van uit te maken.”
Ze knipt een tissie Westlandse Muskaat af. De smaak is vol, kruidig en zoet. Zo proef je ze absoluut niet in de supermarkt.
“Heerlijk hè?”, zegt ze. “Smaak is de balans van grond, groei, gewas, water en energie. Van alles wat met de teelt te maken heeft dus, maar ook van onszelf. Het was en is een leerzame zoektocht. Nu doen we precies wat bij ons past.”
In het Westland telen Hilde en Arnold Jansen op biologisch-dynamische wijze acht soorten tafeldruiven. Authentieke rassen die nergens anders in Nederland geteeld worden. Hilde werd vorig jaar door Bionext uitgeroepen tot Stoerste Bioboerin van Nederland. Ze verkopen hun druiven aan huis en in het druivenseizoen op verschillende markten in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam. Weten waar? Zie druivenkwekerij.nl
Gezond eten begint bij de oorsprong van ons voedsel: de makers. gezondNU bezoekt in heel Nederland, en soms daarbuiten, deze mensen met een hartstocht voor (h)eerlijk eten. Ken je zelf een maker van passievol eten? Mail redactie@gezondnu.nl o.v.v. passie voor eten.