Wie: Foppe de Haan, voetbaltrainer
Waar: trainingsveld Ajax Cape Town, Kaapstad
Waarover spraken zij: het verschil tussen Nederlandse en Zuid-Afrikaanse voetballers, de zorg voor kinderen die nooit ophoudt en de zelfmoord van zijn moeder.
Opvallend: enkele dagen na het interview en de fotosessie heeft Foppe de Haan opnieuw een afspraak met fotograaf Peter Boshuijzen. Foppe wil graag ook op de foto gezet worden bij Chapmans Peak (Houtbaai), zijn favoriete wandelgebied.
Hij is de voetbaltrainer die Jong Oranje Europees kampioen maakte in 2006 en 2007. Maar hij is vooral de nuchtere Fries, die zich niet laat opwinden en geen hysterische uitspraken over voetbal doet.
Catherine Keyl sprak met hem in Kaapstad, waar hij als trainer werkt voor Ajax Cape Town, een zusterorganisatie van het Nederlandse Ajax. Daar proberen ze jongens uit de sloppenwijken een nieuwe toekomst te geven.
Als ik hem bel om een afspraak voor dit interview te maken, reageert hij op z’n typisch Foppe de Haans. “Wat geweldig dat u de moeite neemt om mij in uw vakantie te interviewen.” Het tekent de man meteen.
Een paar weken later rijd ik samen met fotograaf Peter Boshuizen het Ajax Cape Town-terrein op. Rechts van de trap naar de velden bevindt zich een schitterende Ajax-winkel, met shirts, schoenen en andere, voor voetbalfans begeerlijke waar. De manager van de winkel heet ons welkom. Als we zeggen dat we voor Foppe de Haan komen, zegt hij: ”Weet u, iedereen komt hier voor Foppe de Haan. Iedereen wil hem spreken. Die man is zo populair, ongelooflijk. Hij komt hier soms een praatje maken en weet u wat? Nou hoorde ik gister dat hij zelfs Ridder is in Nederland en hij praat gewoon met mij!”
Na de winkel uitgebreid bewonderd te hebben, lopen we naar boven en hebben we meteen een goed uitzicht op het veld waar Foppe bezig is met de training.
Hij staat aan de kant en zegt niet veel. Hooguit: “Organise! Come on! Make a decision!”
Maar dat is alles. Hennie Spijkerman, technisch directeur, staat er relaxed bij te kijken. “Doet Foppe het een beetje aardig als trainer,” grijns ik, want ik heb totaal geen verstand van voetbal. “Weet je,” zegt Hennie, “die man is nog zo fanatiek. Alsof ie gisteren begonnen is in het vak. Ongelooflijk en wat heeft hij een schat aan ervaring.”
Ik waag het ook echt niet hem tijdens de training te storen. Je ziet dat hij geconcentreerd is en niet met die onzin van een interview lastig gevallen wil worden.
Als de training afgelopen is, zie ik hoe Foppe op z’n hurken naast een uitgeputte speler gaat zitten en een fiks gesprek met hem heeft.
Waar ging dat over, vraag ik even later als we op de tribune in de schaduw zitten. Het is 25 graden.
“Ach, die jongen heeft het gewoon niet makkelijk. Hij heeft elf jaar lagere school en voelt zich snel achtergesteld. Als het goed gaat, loopt het allemaal fantastisch. Zodra het even tegenzit, wordt het niks. Dan gaat het team reageren: ze lachen als hij een misser maakt en dat is voor hem natuurlijk vreselijk. Hij gaat al één keer in de week naar de sportpsycholoog en ik moet zeggen, het helpt wel. Maar hij moet natuurlijk leren bij tegenslag ook te blijven presteren.”
Levensles nummer een.
Trainen met Nederlanders zal wel heel anders zijn dan met Zuid-Afrikanen, denk ik zo.
“Het is een totaal andere cultuur. Die jongens hier denken volkomen verschillend over het leven. In Nederland zijn de spelers als het ware voetbal, hun hele leven wordt er door bepaald. Hier niet. Als de training klaar is, denken ze aan andere dingen. In Nederland heb je voortdurend discussies met de spelers. Hier zeggen ze mij iets te vaak: Yes Boss. Ik zeg dan: kun je nou niet eens No Boss antwoorden? Ik zal ook niet snel iets in de bevelende vorm zeggen, meer de vragende vorm, dat komt beter over. Maar je komt hier in situaties terecht die je van tevoren niet had kunnen bedenken. Je weet misschien dat als je te laat komt bij voetbal je een boete moet betalen? Nou, dat is overal in het voetbal. Dus die jongens komen hier te laat en moeten betalen. Gaat niet, zeggen ze dan. Hoezo niet? Jullie verdienen een goed salaris, daar kan best een boete vanaf. Maar nee, dan blijkt dat ze vanaf dag één hun salaris afdragen aan de familie. Ooms, tantes, neven, nichten iedereen wordt betaald. Dat heet ubuntu, toewijding tussen mensen die relaties onderling verbindt.”
Er komt een voetballer ons storen.
“Coach, ik moet morgen met m’n vrouw naar het ziekenhuis, dus ik ben later.”
De voetballer wordt doorverwezen naar de functionaris die daar over gaat.
Als ik je zo met de spelers bezig zie denk ik: je praat een beetje tegen ze alsof het je kinderen zijn.
“O nee, dat is niet te vergelijken. De zorg voor je kinderen houdt nooit op. Als ik hier klaar ben, doe ik echt de deur dicht. Ik heb twee hartstikke flinke dochters. De een werkt als kinderfysiotherapeute en heeft ook nog een boerderij en de ander werkte met zwaar gehandicapte kinderen als verpleegster. Daar is ze even mee gestopt, want ze koos voor haar gezin. Ze komen over een paar weken hier, met de vijf kleinkinderen, daar kan ik me heel lang op verheugen.”
Wat doe je om gezond te blijven?
“Ik ben een actief baasje, heb m’n leven lang veel gesport. Ik train nog elke dag, ik fiets, ik spin, doe kracht- en balansoefeningen. Ik wandel veel met mijn vrouw, hier op Chapmans Peak en door de wijnvelden. Ik ga de Cape Argus fietstocht van 110 kilometer doen. Ik heb wel een zere heup, maar daar laat ik me niet door leiden. Pas als ik het echt niet meer hou, laat ik me opereren. Het weer hier draagt daar positief aan bij, door de warmte heb ik veel minder pijn, misschien had ik het in Nederland niet zo lang volgehouden. En ik gebruik bijna geen alcohol en ben heel matig met eten.”
En dan, nadat hij peinzend naar het voetbalveld heeft gekeken:
“Ik ben gewoon wie ik ben. Toen ik klein was, werd mijn moeder mentaal ziek. Ze werd enorm depressief, kwam in een inrichting terecht en heeft zelfmoord gepleegd. Ik was een puber, je leven komt in een maalstroom terecht, waar je geen invloed op hebt. Zo ellendig. Ik heb toentertijd voor mezelf besloten: ik laat me niet kisten. Ik heb geleerd de knop om te draaien, waarschijnlijk een soort overlevingsmechanisme. Mijn vader knokte voor zijn bestaan, we waren Friesche Woudmensen, arm zonder toekomst. Ik wist: dat wil ik niet. Ik moet naar school, wat er ook gebeurt, anders wacht mij hetzelfde lot als mijn vader.”
Dus dat herken je in die jongens hier, die uit de sloppen komen.
“Ja, daar heb ik eigenlijk nooit zo aan gedacht, maar dat zou best kunnen.”
De zelfmoord van je moeder moet toch een enorme invloed op je leven gehad hebben?
“Het is moeilijk te begrijpen misschien, maar haar zelfmoord was voor de hele familie een opluchting. Voor haar was het leven een hel, onze levens werden er door bepaald en toen ze er niet meer was bleek dat voor iedereen het beste. Ik vind het dapper dat ze het gedaan heeft. Haar leven werd zwarter en zwarter. Achteraf denk ik dat ze misschien ook anorexia had. Ik had er ook moeite mee het te begrijpen. Pas toen ik het boek “Ver Heen” van professor Kuiper las, jaren later, begon ik depressiviteit te begrijpen. Het was voor ons zo moeilijk. Alleen al het gevoel dat zo’n heel dorp je nawees. Die hun moeder is gek.”
En als je hier nou klaar bent in Kaapstad, over een poosje, wat ga je dan doen, met pensioen?
“Nee, niets doen, is verschrikkelijk. Ik zie het om me heen: zodra mensen achter de geraniums gaan zitten, dutten ze in. Ze vinden alles moeilijk, niks is goed alles verkeerd. Daarom zeg ik: oefen je hersenpan desnoods met schaken of lezen en blijf vooral bewegen. Als ik terug ben in Nederland ga ik een boekje schrijven over wat ik hier allemaal meegemaakt heb. Dan weet ik in elk geval zeker dat ik lekker bezig blijf.”
De coach wordt geroepen. Hij heeft weer een vergadering. Hij neemt beslist maar vriendelijk afscheid. Zoals altijd, recht op het doel af.