Barbara Muller heeft één groot probleem: ze kan niet tegen kinderleed. Daarom werkte ze bij de Raad voor de Kinderbescherming, om er een paar jaar later gefrustreerd te vertrekken. Nu strijdt ze op haar eigen manier tegen kinderleed. Catherine Keyl in gesprek met Barbara Muller.
Een vriendelijke woonwijk in Dordrecht. Twee leuke dochters, hoewel de jongste me geen hand wil geven. Opa, de vader van Barbara, komt de kinderen halen, zodat wij rustig kunnen praten. Hij ziet eruit als 60, maar blijkt 81, wat hij trots vermeldt. Zodra het kalm is in huis, beginnen we.
Waarom heb je je boek Omarm mij geschreven?
“Er zitten in Nederland ongelooflijk veel kinderen in de verdrukking. De meeste mensen hebben daar geen weet van. Die kinderen een stem geven, dat is de missie van mijn boek.”
Je eerste boek De Babyplanner gaat over iets heel anders, over ivf.
“Je moet weten dat het met het krijgen van kinderen bij mij heel vreemd ging. Bij mijn eerste werd ik zwanger ondanks dat ik de pil gebruikte. Dus ik dacht: o, die tweede wordt geen probleem. Maar mijn nieuwe partner bleek verminderd vruchtbaar, dus ik belandde in het ivf-traject. Ik kan je melden: ik veranderde in een heks door al die hormonen. Dat mijn man het met me heeft uitgehouden!”
“Ik was heel open over de hele gang van zaken. Mijn man had daar in het begin moeite mee en ik merkte dat mijn omgeving het ook behoorlijk lastig vond. Toen schreef ik De Babyplanner, een boek waar er nu bijna twintigduizend van zijn verkocht. Het was opmerkelijk dat na dat boek verschillende mensen naar me toekwamen en zeiden: ‘Ik heb het nooit verteld, maar onze Jantje is ook gekomen door ivf.’ Blijkbaar is ivf nog steeds een taboe. Het is gewoon goed dat die discussie is opengegooid.”
Wil je de wereld beter maken?
“Ja, ik ben een echte wereldverbeteraar. Ik kan niet tegen onrecht. Zeker als het gaat om minimensjes die niet voor zichzelf op kunnen komen.”
Toen ik in Omarm me las hoe fel en hoe emotioneel je over misbruikte kinderen kon zijn, dacht ik: die vrouw is zelf ook misbruikt in haar jeugd.
“Dat denken veel mensen, maar ik heb zo’n warme, stabiele jeugd gehad! Misschien dat het juist daardoor komt. En toen ik zelf eenmaal kinderen had, zag ik die blije twinkeling in hun ogen, die kleine lijfjes … Er zijn zo veel kinderen die niet blij kunnen zijn, dacht ik. En ze kunnen niets doen, dat vind ik het erge. Een baby die op de grond wordt gegooid, een kind dat seksueel misbruikt wordt, ze kunnen zichzelf niet verweren. Die hebben geen twinkeling in hun oogjes. Juist omdat ik zelf zo veilig ben opgegroeid, gun ik dat ieder kind.”
In je boek schrijf je dat procedures bij de Raad belangrijker zijn dan de kinderen.
“Uiteindelijk ben ik ook weggegaan bij de Raad voor de Kinderbescherming, ik was daar ongeschikt voor. Je moet je conformeren aan bepaalde beleidsstructuren en als je dat niet doet, is het voor niemand goed dat je blijft.”
Dus je bent er ook weggegaan uiteindelijk? Dat vermeldt het boek niet.
“Ik heb mijn ontslag ingediend.”
Kun je analyseren wat er mis ging in de Jeugdzorg?
“Mensen zitten te lang op een positie. Ze kunnen alleen nog maar gekaderd kijken. Door te veel managementlagen wordt de boel lamgeslagen. Na Savannah, het Maasmeisje en het meisje van Nulde moesten de medewerkers zeventig procent van hun tijd aan administratieve rompslomp wijden om maar niet verantwoordelijk gesteld te kunnen worden.”
Nou ja, dat is niet specifiek voor de Raad. Niemand neemt meer verantwoordelijkheid in deze maatschappij, toch?
“Ja klopt, maar als het om een kind gaat, is dat natuurlijk schrijnend. Het moet niet zo zijn dat veertig mensen weten hoe het gaat met een kind, maar dat niemand voor dat kind durft op te komen.”
In je boek beschrijf je een zeer gelovige familie waar de vader de dochters misbruikt. Uiteindelijk wordt dit ‘opgelost’ door alle dochters in verschillende gezinnen te plaatsen. Ik denk dan: zijn die kinderen echt beter af? Als kind uit huis geplaatst worden, lijkt me echt afschuwelijk.
“Daar heb je helemaal gelijk in. Helemaal als je ook nog bedenkt dat kinderen in pleeggezinnen soms eveneens misbruikt worden. Daar is net een onderzoek over geweest: kinderen in pleeggezinnen worden vier keer meer misbruikt dan kinderen in gewone gezinnen. Je moet ook niet vergeten: als je een kind wilt adopteren, ben je een paar jaar onderweg. Als pleeggezin krijg je een cursus van een paar avonden. De screening moet gewoon beter. Als zusjes en broertjes samen kunnen blijven, dan is het natuurlijk al een stuk beter.”
Daarom heb je nu de zogenoemde Dushi-huizen opgericht in Dordrecht. Wat zijn dat precies?
“Ongeveer de helft van de kinderen krijgt een plekje in een pleeggezin, de andere helft niet. Ik was op zoek naar een alternatief voor kinderen die van het ene naar het andere pleeggezin gaan tot ze naar een tehuis moeten en voortdurend tussen wal en schip vallen.”
“Toen las ik het verhaal van Alex de Bokx, een pr-man die een echt gezinshuis voor kinderen wilde. Zo’n huis is er nu in Ellecom en sinds een jaar is er ook een in Dordrecht. Een gewoon gezinshuis, met een vader en een moeder, waar kinderen kunnen wonen, huiswerk maken en spelen. Het gaat vooral om de stabiliteit. De vader en moeder in Dordrecht hebben heel lang in Afrika gewerkt, hebben twee biologische kinderen en hebben er nu een pleegbroertje en -zusje bij. In het najaar komen er weer twee kinderen bij, en zo bouwen we het langzaam op.”
Sorry dat ik sarcastisch ben: we hebben het over een paar kinderen in deze huizen, terwijl er duizenden kinderen in gewone tehuizen zitten.
“Klopt, maar het zijn er in ieder geval zes en we zijn bezig met vier nieuwe Dushi-huizen. Omdat we steeds meer bekendheid krijgen, verbinden allerlei bekende namen zich graag aan ons. In Maastricht de commissaris van de Koningin, in Den Haag Ferry Mingelen.”
Dé Ferry Mingelen? Gaat hij zelf kinderen opvangen?
“Nee, maar hij is wel met het Dushi-huis-virus besmet. Hij en zijn vrouw zijn nu op zoek naar een echtpaar dat de kinderen kan opvangen.”
Je wilt niet alleen een Dushi-huis, maar ook een babyhuis starten – een huis waar ouders die geen uitweg meer zien voor het verzorgen van hun pasgeboren kind hun baby kunnen brengen. Hoeveel uur werk jij wel niet?
“Valt wel mee hoor: voor het Dushi-huis werk ik tien uur per week en voor het babyhuis twintig uur per week. Ik kan heel veel thuis doen. Ik wilde graag kinderen, dus ik ben er ook voor ze.”
“Het idee voor het babyhuis ontstond toen ik het verhaal van Cheyenne las. Dit was een peuter die door de vriendin van haar moeder aan haar voetjes opgetild werd en keihard met haar hoofd op de grond was geslagen. Die vriendin kreeg daar zes jaar voor. Toen ik dat las, dacht ik: een Dushi-huis is niet genoeg. Er moet ook een veilige plek komen voor baby’s. Stel je voor dat een dertienjarig meisje een kind krijgt van haar vader, die moet toch geholpen worden!”
Hoe is dat plan ontvangen?
“Officiële instellingen zijn in elk geval niet zo blij met onze komst. Als een kind niet bij hen wordt geplaatst, betekent dat derving van inkomsten, namelijk tweehonderd euro per dag. Ik heb meegemaakt dat er plaats was in Overijssel voor een kind uit Utrecht. Maar dat ging niet, want dat was ‘over de grens’ en dan raakten ze hun tweehonderd euro kwijt. Waar zijn we dan in hemelsnaam mee bezig?”
Waarom is die stabiele jeugd voor kinderen zo belangrijk, vind jij?
“Omdat als je die basis niet hebt, je onzichtbaar gehandicapt bent. Het is moeilijk om contacten te maken, werk te vinden, om wat van je leven te maken. Wat wij doen, is echt van levensbelang.”
4x Barbara Muller
Wat is je gezondste gewoonte?
“Bikram-yoga! Ik heb het sinds een maand ontdekt, geweldig. En ik eet biologisch. Geen vlees, geen kip, veel groente.”
Ongezondste gewoonte?
“Cola light (foei: aspartaam), en ook nog wijn, zowel rood als wit.”
Gezondste voorbeeld?
“Mijn vader. Hij eet gezond, drinkt af en toe een wijntje en is er al mooi 81 mee geworden.”
Wat is je lijfspreuk?
“Volg je droom!”