Een op de vijf tot zeven vrouwen en een op de tien mannen krijgt in het leven te maken met een depressie. Wie er eenmaal aan leed, heeft vijftig procent kans op een tweede depressie. Professor Claudi Bockting doet grootscheeps onderzoek om dit ritme te doorbreken en depressies beter te kunnen behandelen.
Wat is een depressie?
“Een depressie is een aanhoudend verstoorde gemoedstoestand die zich kenmerkt door gebrek aan levenslust of zware neerslachtigheid. In het huidige diagnostische handboek voor de psychiatrie, de DSM-IV, staan negen symptomen beschreven, waaronder daling van de belangstelling voor aangename activiteiten, veranderde eetlust, energie- en concentratieverlies, verstoord slaappatroon, gevoelens van schuld, suïcidale gedachten. Bij een klinische depressie bestaat deze gemoedstoestand ten minste twee weken en moet er sprake zijn van een cluster van minimaal vijf symptomen.”
“Van mensen die eraan lijden, hoorde ik vaak dat het is als zwarte wolk waar je niet uitkomt. En dat de tijd gevoelsmatig twee keer langzamer gaat dan normaal, terwijl je je ontzettend rot voelt.”
De Wereldgezondheidsorganisatie verwacht dat depressie in 2020 volksziekte nummer één is. Neemt het aantal depressies toe?
“Nee, uit verschillende onderzoeken, zoals de grootschalige bevolkingsstudie naar de psychische gezondheidstoestand (Nemesis-2, Netherlands Mental Health Survey and Incidence Study-2) van de Nederlandse bevolking van achttien tot en met 64 jaar blijkt dat het aantal mensen met een depressie de afgelopen dertig jaar redelijk stabiel is.”
“De verwachting van de Wereldgezondheidsorganisatie dat depressie volksziekte nummer één wordt, hangt samen met de zware ziektelast die ermee gepaard gaat. Een depressie vergroot je vatbaarheid voor lichamelijke kwalen, werk- of inkomensverlies en sociale problemen. Uit onderzoek in Nieuw-Zeeland blijkt dat mensen die op jonge leeftijd een depressie meemaakten op latere leeftijd een grote kans hebben op chronische lichamelijke ziekte en werkeloosheid. Bovendien komt een depressie na herstel in vijftig procent van de gevallen terug. Bij mensen die drie keer een depressie hadden, komt het negen van de tien keer terug. Het is een aandoening met een enorme impact.”
Hoewel het aantal depressies niet toeneemt, is het aantal gebruikers van antidepressiva tussen 2000 en 2010 ruim anderhalf keer zo groot geworden. In Nederland gebruiken op dit moment 1,1 miljoen Nederlanders antidepressiva en dit aantal stijgt nog steeds. Hoe verklaart u dit?
“In de richtlijn staat dat huisartsen bij milde en nog niet zo lang bestaande symptomen van depressie terughoudend moeten zijn met het voorschrijven van medicijnen. Tenzij iemand matige tot ernstige klachten heeft of bijvoorbeeld een zelfmoordpoging heeft gedaan, is circa zes tot acht weken watchful waiting (oplettend afwachten) doorgaans de norm. Bij een deel van de mensen met een lichte depressie gaan de klachten na verloop van tijd meestal vanzelf over. Ik denk dat huisartsen soms te snel medicijnen voorschrijven. Het gebruik is ook toegenomen doordat antidepressiva bij andere klachten wordt voorgeschreven, zoals bijvoorbeeld bij angststoornissen en chronische pijnklachten.”
Allen Frances, een Amerikaanse emeritus hoogleraar psychologie, schrijft in zijn boek Terug naar normaal, dat dit voorjaar is verschenen, dat een ernstige depressie ‘één van de gruwelijkste aandoeningen is waaraan een mens kan lijden’, maar dat veel problemen tegenwoordig ten onrechte aangemerkt worden als een depressie met een toenemend medicijngebruik als gevolg.
“Zijn boek is een pleidooi tegen de DSM-V, die de grenzen voor psychische stoornissen steeds verder oprekt. Als je bijvoorbeeld je partner verliest, krijg je klachten die lijken op depressie, maar dat kan een normale reactie zijn na zo’n ingrijpende verlieservaring. Volgens de vorige DSM mag je in zo’n geval geen depressie vaststellen. Volgens de nieuwste versie van de DSM mag dat wel. Op dit punt deel ik de mening van Frances: rouw en bedroefdheid hoort niet per definitie te worden beschouwd als een ziekte relatief kort na zo’n fors verlies. Als na verloop van tijd – zeg een halfjaar tot een jaar na het overlijden en soms langer – nog geen verbetering optreedt, kun je gaan denken aan depressie.”
“Watchful waiting betekent dat je niet iedereen meteen moet behandelen, maar wel een vinger aan de pols moet houden. Blijft de persoon normaal functioneren? Je moet ook weer niet te afwachtend zijn, zeker niet bij mensen met angstige depressies.”
Wat is de meest zinvolle behandeling van depressie?
“Bij een lichte tot matige depressie heeft een psychologische behandeling, zoals cognitieve therapie, de eerste voorkeur. Bij een matige tot ernstige depressie werkt cognitieve therapie net zo goed als antidepressiva. Bij een zware depressie kan echter een combinatie van medicatie en therapie de voorkeur hebben. Pillen zijn pas zinvol als er sprake is van matige tot ernstige depressieve klachten. De enorme groei van het medicijngebruik is voor een deel waarschijnlijk niet nodig geweest.”
Uw onderzoek leert dat mensen antidepressiva niet goed gebruiken. Om hoeveel mensen gaat het en wat doen zij verkeerd?
“Van de mensen met terugkerende depressies – die jarenlang antidepressiva zouden moeten slikken – gebruiken zeven op de tien de pillen niet zoals het zou moeten. Ofwel ze nemen de medicijnen onregelmatig in of ze stoppen vroegtijdig of ze nemen een te lage dosis. Dit is niet uniek voor antidepressiva. Over het algemeen hebben mensen moeite om medicatie langdurig trouw te slikken. Denk aan de anticonceptiepilmoeheid bij vrouwen. Het is moeilijk om iedere dag pillen te slikken en sommigen willen het liever niet.”
Is onjuist gebruik gevaarlijk?
“Het zou de kans op terugval kunnen vergroten. Bij mensen die eerder een depressie hadden, loopt dit op tot een risico van negentig procent.”
Wat is het doel van uw onderzoek?
“Depressie is een containerbegrip. De ene depressie is de andere niet. Momenteel onderzoeken we de invloed van een psychologische training op een depressieve terugval bij mensen die antidepressiva slikken maar hersteld zijn.”
“Momenteel krijgt iedereen met een depressie dezelfde behandeling. Wij proberen te onderzoeken welke factoren bepalen of iemand goed reageert op een psychologische dan wel een farmacologische behandeling of op de combinatie van beide. Na de behandeling knappen mensen meestal op, maar we willen ook dat dit zo blijft. Ons onderzoek richt zich niet per se op het afbouwen van medicatie. We willen ontdekken wat voor wie de beste behandeling is. Voor sommigen kan het beter zijn om de medicatie af te bouwen met psychotherapie, voor anderen kan het juist beter zijn om langer door te slikken, in combinatie met een training gericht op vaardigheden om de kans op terugval te verkleinen en vaardigheden om een dreigende terugval te herkennen en aan te pakken.”
Wat gebeurt er in de training?
“In de training, die uit acht sessies van een uur bestaat, kijken we naar iemands individuele kwetsbaarheid, denkpatronen en naar manieren om jezelf ertegen te beschermen. Ik had bijvoorbeeld een mevrouw onder behandeling die mantelzorger voor haar moeder was. Ze ontleende een belangrijk deel van haar identiteit aan die rol. In de therapie kwamen we erachter dat ze zich alleen waardevol voelde als ze voor anderen kan zorgen. Een denkpatroon dat haar in de toekomst in de knel kan brengen, want de moeder zal ergens in de komende jaren komen te overlijden.”
“Met sommige denkpatronen of pop-ups proberen we schoon schip te maken. In de training leren we iemand bewust te worden van deze denkpatronen en indien mogelijk leert men dit denkpatroon bij te stellen tot meer realistische of leefbare denkpatronen. Ook trainen we mensen in het beter opslaan van positieve ervaringen en gevoelens, zodat deze ook beter toegankelijk worden. Daarnaast leren we mensen signalen voor terugval herkennen en geven we aan wat je daaraan kunt doen.”
En werkt het?
“Ja, mensen die de training volgden, zijn over een periode van vijf tot tien jaar beter bestand tegen terugval dan mensen die de training niet volgden. We zijn nog lang niet klaar met onderzoek. Ik hoop dat we uiteindelijk tot betere methodes komen om mensen op levensbasis minder kwetsbaar te maken voor een depressie.”
De deskundige
Claudi Bockting is klinisch psycholoog en professor bij de afdeling Klinische Psychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). Ze doet onderzoek naar de ontstaansgeschiedenis en behandelmethoden van depressie. Daarnaast werkt zij als klinisch psycholoog/psychotherapeut bij Arkin, een instelling voor geestelijke gezondheidszorg in Amsterdam.