Er was een tijd dat vrouwen bij het minste of geringste flauwvielen, omdat hun longen in de knel kwamen door te nauw zittende korsetten. Er was een tijd dat als er al een vrouwelijk arts was, zij geen mannen mocht behandelen. Er was een tijd dat vrouwen niet mochten fietsen (ondenkbaar toch?). Wat dat betreft hebben we een enorme gezondheidswinst geboekt de laatste 150 jaar.
1847 – Kraamvrouwenkoorts
De Zwitserse arts Ignaz Semmelweis ziet de sterfte tijdens bevallingen in zijn kliniek spectaculair dalen na het invoeren van hygiënische maatregelen zoals handen wassen. Goed voorbeeld doet doorgaans goed volgen. Maar niet in Nederland. De Amsterdamse hoogleraar Lehmann gelooft er geen barst van. Hygiënemaatregelen blijven uit, waardoor het aantal moeders dat overlijdt aan de kraamvrouwenkoorts in zijn Amsterdamse kraamkliniek zo hoog is dat vrouwen liever wegblijven. Pas na 1880 wordt handenwassen en sterilisatie van apparatuur ook in Nederland normaal, waarna de sterfte van vrouwen tijdens of kort na de bevalling daalt tot een gemiddelde.
1854 – Aletta Jacobs
1854 is het geboortejaar van Aletta Jacobs. Zij is de eerste vrouw in Nederland die een HBS bezocht, de eerste vrouw die universitair onderwijs volgde, de eerste vrouw die arts werd en de eerste vrouw die promoveerde. Als huisarts werkte ze in Amsterdam, twee keer per week gaf ze gratis consulten aan arme vrouwen in de Jordaan. Ze zag hoe de talrijke zwangerschappen het vrouwenlichaam uitputten en introduceerde daarom in 1882 het pessarium in Nederland. De vrouwen uit haar praktijk konden hiermee als eerste experimenteren. Het pessarium bleef tot de komst van de pil het meest betrouwbare anticonceptiemiddel. Aletta Jacobs had ook veel aandacht voor de arbeidscondities van vrouwen. Een winkeljuffrouw stond rond 1886 vijftien uur aan een stuk. Medisch onverantwoord. Ze riep daarom op tot een boycot van winkels zonder zitgelegenheid. Uiteindelijk kwam er in 1902 een wet die zitgelegenheid voor de winkeljuffrouw verplichtte.
1887 – Gynaecologie & de mode
Gynaecologie was in 1887 nog een jong specialisme. De eerste vrouwelijke gynaecoloog in Nederland werd Catharine van Tussenbroek (1852-1925). Zij was een van de eersten die stelde dat vrouwen intellectueel gelijk zijn aan mannen en pleitte ervoor dat alle vrouwen een vakopleiding moesten krijgen. Zelf was ze gepromoveerd en wetenschappelijk zeer actief. Daarnaast verzette zij zich om medische redenen tegen de mode van die tijd. Ze was tegen het insnoeren van de taille, omdat het slecht was voor de longen en tegen kousenbanden omdat die slecht waren voor bloedcirculatie in de benen.
1900 – 1e vrouw bij de Olympische Spelen
In 1900 mochten de eerste vrouwen meedoen aan de Olympische Spelen in Parijs. In totaal gingen negentien dames de strijd aan op de onderdelen golf en tennis. Pas tijdens de Spelen in Amsterdam (1928) mochten vrouwen ook aan atletiek doen. Maar langer dan 200 meter hardlopen, was verboden. Dit zou te vermoeiend zijn. Het is een strijd geweest om vrouwen net als mannen te laten sporten. Daardoor was het voor vrouwen heel lastig om aan hun conditie te werken.
1910-1940 Studerende meisjes
Voor de oorlog zijn meisjes die geneeskunde studeren zeldzaam. De enkelingen die naar de universiteit mogen, komen uit welgestelde, vooruitstrevende families. Studeren voor vrouwen wordt gezien als luxe; na hun trouwen mogen ze toch niet werken. Vrouwen die arts worden, blijven vaak ongetrouwd zodat ze wel mogen blijven werken. Het wordt ze niet gemakkelijk gemaakt. Het ziekenfonds bijvoorbeeld verbiedt vrouwelijke artsen om mannen te behandelen. Vrouwelijke artsen zijn daarom vooral werkzaam in de kindergeneeskunde, op consultatiebureaus, als schoolarts, bij zwakzinnige kinderen of heel soms in een kliniek als psychiater of vrouwenarts.
1927 – De 1e vrouwelijke hoogleraar
De eerste ‘gewone’ hoogleraar was Cornelia de Lange (1871-1950). Zij was kinderarts en werd in 1927 de eerste vrouwelijke hoogleraar kindergeneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam. Jarenlang was zij het levende voorbeeld dat de ideeën van sommige artsen ‘dat studeren de hersenen van de vrouw beschadigde en monsters van vrouwen maakte’ nergens op sloegen.
1936 – Chelsea, vrouwenvoetbal
Op dit moment zijn er wereldwijd 29 miljoen voetballende vrouwen en meisjes. Maar het duurde even voordat zij het voetbalveld op konden. Hoewel sport langzaam ingeburgerd raakte voor vrouwen, lag dat voor voetbal anders. In 1896 werd in Rotterdam een poging gewaagd om vrouwen te laten voetballen, maar de Nederlandse Voetbalbond hield dit tegen. De heren verboden de dameswedstrijd, vanwege het mannelijke karakter van voetbal. Als vrouwen zouden meedoen ‘liep de goede naam van het voetbal gevaar’. Vooral de kleding was een issue, want wat moesten vrouwen aan op het veld? Een broek was mannenkleding, maar in een jurk liet je te veel vrouwelijkheid zien.
In 1932 lukte het om de Haagse damesvoetbalclub ‘Chelsea’ op te richten. De club bestond uit kantoor- en winkelmeisjes (en een moeder). In 1936 moest Chelsea stoppen omdat de KNVB besloot dat velden en trainers niet beschikbaar mochten zijn voor vrouwen. Pas veertig jaar (!) later, in de jaren zeventig komt het vrouwenvoetbal weer op.
1952 – Hysterisch – alleen voor vrouwen
Eeuwenlang kregen vrouwen het label ‘hysterie’ opgeplakt bij woedeaanvallen, verlies van zelfbeheersing of eigenzinnigheid. Vrouwen zouden hysterisch worden vanwege seksueel gemis – ‘hysteria’ is afgeleid van hystera, het Grieks woord voor baarmoeder. Dankzij Sigmund Freud kwam hysterie als diagnose (opnieuw) in zwang. Het was veelvoorkomend, aldus de 19e-eeuwse doktoren, ongeveer een kwart van de vrouwen leed hieraan. Alhoewel hysterie chronisch was, bleek het goed te behandelen met ‘bekkenbodemmassage’. Een undercoverwoord voor masturbatie. Een ‘behandeling’ die alleen dokters mochten uitvoeren, omdat dit anders te gevaarlijk was. Doordat vrouwen steeds terugkwamen voor de behandeling, werden de geneesheren rijker en raakten de wachtkamers overvol. De massages waren behoorlijk arbeidsintensief, om die reden gingen de doktoren op zoek naar andere oplossingen. Zo kwam de Engelse dokter Joseph Mortimer Granville met de vibrator. Een vinding die pas in 1952 – toen hysterie als diagnose uit het medisch handboek verdween – uit de behandelkamer naar de porno-industrie verhuisde.
1961 – De pil uitgevonden
Ferdinand Peeters, een Belgische gynaecoloog en wetenschapper is de uitvinder van de juiste concentratie van de anticonceptiepil. De pil kwam in januari 1961 op de markt en is nog steeds het meestgebruikte anticonceptiemiddel wereldwijd. Vanaf 1964 konden vrouwen hem op doktersrecept in Nederland krijgen, tenminste als zij getrouwd vrouwen waren en een ‘voltooid’ gezin hadden. De angst voor losbandigheid zat er goed in. Het idee dat vrouwen zelf moeten kunnen uitmaken of zij al dan niet zwanger willen worden, wint echter terrein. Hoewel Peeters het zelf niet zo bedacht had, zou de pil de emancipatie van vrouwen een enorme boost geven. Dankzij de pil konden vrouwen seks hebben zonder de angst zwanger te raken en dat versterkte het gevoel van vrijheid en controle.
1974 – Het 1e Blijf Van Mijn Lijf Huis
In 1974 werd het eerste Blijf Van Mijn Lijf Huis geopend in Amsterdam. Hiermee kregen vrouwen en kinderen de mogelijkheid te ontsnappen aan huiselijk geweld door op een geheime plaats onderdak te krijgen. Wettelijk gezien kregen vrouwen weinig bescherming. Pas in 1991 werd verkrachting binnen het huwelijk strafbaar.
1977 – De komst van de sportbeha
Als je nagaat dat de eerste sportbeha dateert uit 1977, weet je dat sporten voor vrouwen lang niet normaal was. Van vrouwen in de 19e eeuw werd verwacht dat ze zich koest hielden. De uitzondering was tennis, dat in Engeland omstreeks 1880 opkwam als huisspel. Later mocht je als vrouw naar een openbaar tennisveld … om thee te zetten. Toch bleven zwetende, rennende vrouwen een zeldzaamheid. Sterker nog, zelfs om ‘toegang tot het rijwiel te krijgen’ was strijd nodig. Toen die gewonnen was en vrouwen mochten fietsen, gaf dat niet alleen een gevoel van vrijheid en zelfvertrouwen, het veranderde ook het modebeeld. Deze nieuwe activiteit vereiste een andere outfit. In die zin bevrijdde de fiets ons van het korset. Alhoewel sport lang omstreden bleef, vormde gymnastiek daarop een uitzondering. Het werd ook voor therapeutische, medische doeleinden gebruikt. Bijvoorbeeld als ‘gezonde beweging voor armlastige kinderen’. Zo maakten de meisjes van de Verkade-fabriek tussen de bedrijven door gebruik van een zweefmolen, dat zou goed zijn voor hun rug.
1980 – Mevrouw de dokter
Met toenemende welvaart stromen meisjes steeds vaker door naar een vervolgopleiding. Ook binnen de studie medicijnen neemt het aantal vrouwen flink toe omdat ze betere cijfers halen en vlot studeren. Eind jaren ’80 is meer dan de helft van de nieuwe artsen vrouw. Nu, in 2015, is driekwart van de studenten geneeskunde vrouw. Wat dat betekent voor de toekomst? Sommigen voorspellen dat meer vrouwelijk artsen de gezondheid van vrouwen goed zal doen. Waarom? Vrouwen hebben over het algemeen meer tijd nodig om hun verhaal te doen in de spreekkamer. Vrouwelijke artsen zijn doorgaans communicatiever ingesteld en nemen gemiddeld meer tijd voor hun patiënten.
1984 – Abortus wordt legaal
De Dolle Mina’s streden in 1969 met de leus ‘Baas in eigen buik’ voor legalisering van abortus. Toch bleef het onderwerp taboe én bij wet verboden, waardoor allerlei huis-, tuin- en keukentechnieken ingezet werden om ongewenste zwangerschappen te beëindigden. In 1971 vertrekken enkele huisartsen onder wie Conny Schreuders en Loes Veraart naar het liberalere Engeland om te leren hoe je veilig een abortus kunt uitvoeren. Het zal echter nog tot 1984 duren voordat het afbreken van een zwangerschap legaal wordt in Nederland. Wereldwijd wordt ongeveer de helft van de 40 miljoen abortussen onveilig uitgevoerd, waardoor vrouwen nog steeds sterven aan de ingreep of complicaties oplopen zoals ernstige infecties en bloedingen.
1996 – Seksespecifieke geneeskunde
Huisarts Toine Lagro wordt in 1996 hoogleraar Vrouwenstudies Medische Wetenschap en zet zich in voor een nieuwe vorm van geneeskunde, namelijk genderspecifieke zorg. Dit houdt in dat een arts niet alleen rekening houdt met de sekse van de patiënt, maar ook wat het man- of vrouwzijn betekent voor hoe hij of zij in het leven staat. Belangrijk streven is bijvoorbeeld dat nieuwe medicijnen en behandelingen ook op vrouwelijke proefpersonen worden getest. Daarnaast pleit deze gezondheidszorg ervoor dat artsen bij ziekte niet te veel in mannen- of vrouwenkwalen denken.
2000 – Vrouwen krijgen meer mannenziektes
De gemiddelde levensverwachting van mannen gaat met sprongen vooruit, bij vrouwen neemt die minder snel toe. Een van de redenen is dat je in de periode 1985-2005 een toename van longkanker bij vrouwen ziet, vooral in Nederland en Denemarken. Hier wonen ook de meest geëmancipeerde vrouwen die als eersten ongezonde ‘mannengewoontes’ zoals roken en drinken overnamen. Zij krijgen nu de rekening gepresenteerd in de vorm van kanker of hart- en vaatziekten. Geleidelijk aan wordt duidelijk dat het vrouwenlichaam minder goed bestand is tegen deze ongezonde leefstijlvormen. Het heeft een grotere impact dan op een mannenlijf. Roken zorgt er bovendien ook voor dat je eerder in de overgang belandt, omdat je sneller door je voorraad oestrogeen heen bent en juist dat hormoon beschermt vrouwen tegen ouderdomsziekten.
2004 – Hartendokters in opkomst
Cardiologen Angela Maas en Harriette Verwey vragen speciale aandacht voor het vrouwenhart. Ze roepen op tot bewustwording; een hartinfarct voltrekt zich bij vrouwen vaak anders dan bij mannen. Niet altijd via de klassieke symptomen (pijn op de borst, die doortrekt naar schouder en bovenarm) maar met pijn laag in de rug, tussen de schouders of in de kaken. Er worden speciale spreekuren georganiseerd voor vrouwen met hartproblemen. Het wordt zelfs een specialisme. Tegenwoordig is Angela Maas hoogleraar vrouwencardiologie aan het Radboud Mc.
2008 – Oude moeders en ziekenhuisbevallingen
Aan het begin van de vorige eeuw eindigde 1,8 procent van de bevallingen in het ziekenhuis. In 2008 was dat 71 procent. Veel? Nee, nog steeds uitzonderlijk laag in vergelijking met de rest van Europa. Doordat vrouwen aan het eind van de twintigste eeuw steeds later kinderen krijgen, treden er meer complicaties op waarvoor ze naar het ziekenhuis moeten. Door het maken van echo’s worden medische problemen eerder opgespoord, waardoor het aantal poliklinische bevallingen ook stijgt.
2011 – moeder op je 63ste
Tineke Geessink wordt op 63-jarige jarige leeftijd moeder en is daarmee de oudste zwangere die Nederland ooit heeft gekend. Technisch lijkt van alles mogelijk. Maar IVF-hoogleraar Didi Braat benadrukt vooral dat ivf geen wonderbehandeling is. De techniek kent grenzen en aan de behandeling kleven risico’s voor moeder en kind. Hoe hoger de leeftijd van de moeder, hoe groter de gezondheidsrisico’s.
2014 – Aparte behandeling = gelijke behandeling
Het Handboek voor Vrouwspecifieke geneeskunde is het eerst boek in de Nederlandse geschiedenis waarin verschillen in gezondheid en ziekte tussen mannen en vrouwen in kaart zijn gebracht voor medische professionals. De samenstellers hopen vooral dat het boek bewustwording op gang brengt, zodat artsen en andere behandelaars rekening houden met sekseverschillen bij de behandeling die ze bieden en de medicatie die ze voorschrijven. Doel is dat mannen en vrouwen de beste medische zorg krijgen die mogelijk is.