“Bij de grens tussen Bangladesh en Myanmar heeft Artsen zonder Grenzen een kliniek. Vlak bij de kliniek is een vluchtelingenkamp. Niet zo’n VN-tentenkamp, de vluchtelingen bouwen hier zelf hutten van bamboestokken en bladeren. Latrines of ander sanitair zijn er nauwelijks. Ze wonen letterlijk in de jungle. Artsen zonder Grenzen biedt in de kliniek gratis medische zorg aan de lokale bevolking en de vluchtelingen.”
“Eén van deze vluchtelingen was meneer Rahman. Voordat ik hem ontmoette, woonde hij met zijn vrouw en drie kinderen in Myanmar in een Rohingya-gemeenschap. De Rohingya vormen een minderheid in Myanmar en de spanningen tussen de verschillende etnische groepen lopen nogal eens hoog op. Op een dag braken er heftige gevechten uit en de bewoners vluchtten de jungle in. Meneer Rahman zag vrienden sneuvelen en zelf kreeg hij een kogel in zijn onderbeen. Als de gevechten gestopt zijn, gaat hij met zijn gezin terug. Hun huis is verwoest. Ze nemen nog een paar bruikbare spullen mee.”
“Rahman durft met zijn schotwond niet naar een ziekenhuis in Myanmar. Hij is bang dat hij niet de zorg krijgt die hij nodig heeft, omdat hij Rohingya is. Dus wagen ze de gevaarlijke tocht door de jungle naar Bangladesh. Via de ‘tamtam’ hebben ze gehoord dat er bij de grens een kamp is en een kliniek waar hij geholpen kan worden. Drie dagen trekt het gezin door de jungle, waarbij Rahman soms gedragen wordt door zijn vrouw. Dit zijn de meest schrijnende gevallen die bij onze kliniek aankomen: de mensen die net over de grens zijn gevlucht, die totaal ontredderd zijn en niets meer hebben dan wat hun handen kunnen dragen.”
“Als ik in de kliniek de schotwond onderzoek, zie ik dat het been niet meer te redden is. We moeten het amputeren. Tot de operatie heeft Rahman zich sterk kunnen houden voor zijn gezin, maar nu hij zijn been mist, breekt hij. Hij is landbouwer, maar kan niet meer lopen. Hoe kan hij dan werken en zijn gezin onderhouden? Zijn wereld stort volledig in. Alle ellende van de afgelopen tijd komt eruit. Daarbij krijgt hij fantoompijn aan het been dat er niet meer is. Meer dan eens spreekt hij uit dat hij liever dood wil zijn. Zo depressief is hij.”
“Daarna gaat het langzaam beter. Stapje voor stapje komt Rahman er weer bovenop. Een timmerman maakt krukken voor hem. Met spiegeltherapie verminderen we zijn fantoompijn. Zijn vrouw huurt een naaimachine en leert hem hoe hij daarmee overweg kan. Inmiddels gaat het beter met ze, na moeizame maanden. Ze maken tassen en verkopen die op de markt. Het is geen vetpot, maar meer dan niets.”
“Een patiënt als meneer Rahman doet je opnieuw realiseren hoe belangrijk het sociale deel van de zorg is. Artsen zonder Grenzen heeft lokale counselors gezocht en aangenomen, die vervolgens getraind worden om individuele sessies en groepsessies voor mensen te kunnen verzorgen. Lokale hulpverleners kennen de cultuur beter en bouwen sneller een vertrouwensband op. Dat is ook de filosofie van Artsen zonder Grenzen: internationale medewerkers gaan naar een project en werken daar samen met lokale artsen en verpleegkundigen. Het opbouwen van wederzijds vertrouwen, aandacht geven en interesse tonen zijn net zo belangrijk als de medische kant. Zeker in het geval van mensen als meneer Rahman.”
“Ook realiseer ik me door patiënten als meneer Rahman wat een luxe het is dat je in Nederland kunt kiezen uit een flink aantal zorgverleners die allemaal binnen een uur bereikbaar zijn. En hoe dankbaar ik ben dat ik tussen missies door in Nederland kan genieten van mijn leven, vrienden en vrijheid.”
Tropenarts Tessa Thiadens (1985) werkt voor Artsen zonder Grenzen. Ze werkte in Bangladesh en Congo, binnenkort vertrekt naar Zuid-Sudan.
[tekst] Martin de Jonge