Opgroeien is vallen en opstaan. Niet alleen voor het kind, maar ook voor jou als moeder of vader, stellen opvoedexperts Liesbeth Hop en Joyce van Maaren. Opvoeden is ontdekken wat je kind nodig heeft. Helpt een label daarbij of is het juist een sta-in-de-weg?
Zij – Joyce van Maaren is een door de wol geverfde moeder die vijf kinderen – nu in de leeftijd van 17 tot 26 jaar – grootbracht. Vier (plus haar man) hebben een stoornis uit het autismespectrum . Haar ervaringen met het opvoeden van buitengewone kinderen bundelde ze in het boek Een gezin met autisme.
Zij – Opvoedcoach Liesbeth Hop heeft een praktijk voor jeugd en gezin. Ze staat uiterst kritisch tegenover de wildgroei aan diagnoses. Haar boek Gun kinderen hun eigen label is een pleidooi voor eigenheid. Liesbeth heeft een zoon van 21.
Waar: Restaurant De Branding in Utrecht
Klik of clinch: over de zin en onzin van labels zijn Liesbeth en Joyce het niet honderd procent eens. Waarover wel? Dat stoppen met oordelen, de eigenheid van je kind koesteren en je focussen op zijn talenten belangrijker is dan welk label dan ook.
Gebke: “Als we aankomen op de plek waar de fotoshoot plaatsvindt, een schoolplein in Utrecht waar groep 1/2 druk aan het spelen is, heeft fotograaf Joshua meteen de aandacht van de kleuters. ‘Wat zijn dat voor mevrouwen? En waarom zijn jullie hier?’, klinkt het uit verschillende mondjes. Ik leg uit dat deze dames op de foto gaan, omdat ze veel weten over hoe grote mensen goed voor kinderen kunnen zorgen, zodat zij gelukkig zijn. Ik besluit het vragenvuur van de kleuters aan te grijpen als verlengstuk van mijn research. ‘Waar worden jullie gelukkig van?’, vraag ik. ‘Van zwemles’, klinkt een lawine aan enthousiaste stemmetjes. Ik complimenteer ondertussen de juf met alle gezellige kinderen en vraag haar (waar de kinderen bij zijn) of zij misschien alleen maar lieve kinderen verzamelt? De juf antwoordt zoals alleen een juf kan antwoorden: ‘Er zijn toch alleen maar lieve kinderen?’ Zo is het precies, stelt Liesbeth even later.”
Liesbeth: “Kinderen komen niet ter wereld met het idee dat ze hun ouders flink het leven zuur gaan maken of dat ze het op school lekker gaan verpesten. Nee, kinderen zijn de kanaries van de mijnen. Ze stoppen met zingen zodra er iets niet goed is. Dus als je kind dwarsligt of ontploft, is er niets stuk aan je kind. Hij hoeft niet gerepareerd te worden. Er is iets mis met de samenleving, met de eisen die ouder en school stellen. Joyce, voor ik verderga met mijn pleidooi, ik wil even zeggen dat ik genoten heb van je boek. Wat heb ik gelachen om de uitspraken van je zoon Jesse!”
Joyce: “Het is een heerlijk kind. Hij neemt alles wat je zegt heel letterlijk. Dus als ik Jesse vraag wat bijvoorbeeld emotionele groei is, dan antwoordt hij: ‘Dat je huilt en steeds harder gaat huilen.’ We lachen heel wat af met elkaar. Niet voor niets had mijn boek als werktitel Elke dag een feestje. Dat is het echt en dat maken we er samen ook van.”
Liesbeth: “Je bent enorm positief.”
Joyce: “Dat moet ook wel, anders red je het niet.”
Liesbeth: “Het grappige is dat een deel van mijn coaching precies bestaat uit wat jij al uit jezelf doet: omdenken. Mijn doel is om ouders anders naar hun kind te laten kijken. Om de humor in te zien van hun kind zijn eigenheid. Om ook oog te hebben voor de talenten van je kind. Er is in deze samenleving een ongelooflijke focus op alles wat kinderen mankeert en daarmee doen we ze echt tekort. Ik spreek uit ervaring. Toen mijn zoon net naar school ging, moest ik in groep 2 op gesprek komen. De juffen maakten zich zorgen, omdat hij niet wilde tekenen. Thuis was mijn zoon volop in de weer met letters en het alfabet. De school wilde hem laten testen. Ik weigerde. Laat dat kind gewoon spelen met het alfabet, dwing hem niet te tekenen, antwoordde ik. Dat was geen optie. Ik moest hem eerst maar laten testen. Mooi niet. Ik heb hem naar een andere school gedaan. Een gouden zet. Hij is nu derdejaars student aan de TU Delft.”
Gebke: “Waar komt die focus op testen vandaan?”
Liesbeth: “Dat komt mede door de wetenschap, die met een biomedische blik naar onze kinderen kijkt. Alles wordt gemeten. Alles wordt gevolgd en vervolgens in hokjes geplaatst. Als je op die manier naar gedrag kijkt, wordt een afwijking op het gemiddelde al snel een stoornis. Laat je een socioloog naar datzelfde gedrag kijken, dan zal die veel meer observeren hoe een individu zich onttrekt aan groepsprocessen. In dat denken zit veel minder dat beoordelende. Maar als je meet, dan oordeel je automatisch, en dat zie je ook terug in het diagnostisch systeem van de psychiatrie, DSM-V, waarin al die gedragstoornissen beschreven staan. Voor de meeste aandoeningen bestaat niet eens een medische oorzaak, onderzocht psycholoog en hoogleraar Trudy Dehue aan de universiteit van Groningen. Dat komt doordat het beschrijvingen van verschillende combinaties van gedrag zijn, waarin eigenlijk iedereen zich wel kan herkennen. Zo zou je kunnen zeggen dat ik autistische trekjes heb, want als ik iets in mijn hoofd heb, moet het zo gebeuren. Daar ben ik met geen mogelijkheid vanaf te brengen. Nu heb ik gelukkig collega’s die me daarin blindelings volgen. Maar ik heb jaren voor een baas proberen te werken die niets kon met mijn eigenzinnigheid. Wat ik daarmee wil zeggen is dat de norm zo verkrampt is geworden dat er ondertussen meer kinderen ‘anders zijn’ dan gemiddeld. Anders zijn is eigenlijk heel gewoon geworden.”
Joyce: “Maar jij hebt het over autistische neigingen. Dat is iets heel anders dan Jesse, die klassiek autist is. Dat vind ik een echte handicap! Als jij, Gebke, bij ons thuis komt, dan weet Jesse inmiddels dat hij je een hand moet geven om zich voor te stellen. Maar óf hij houdt je hand te lang vast óf hij trekt hem snel terug en staart ernaar alsof die hand niet van hem is. Het voelt hoe dan ook ongemakkelijk. Bernd daarentegen, met PDD-NOS, woont nu zelfstandig en heeft vaste verkering. Jesse zal dat waarschijnlijk nooit meemaken. Die zal altijd hulp nodig hebben. En aan Jonathan, die ook dat label heeft, merk je dat veel minder. Er is dus veel variatie binnen de stoornissen uit het autismespectrum .”
Liesbeth: “Het is goed dat jij dat laat zien. Vaak horen mensen ‘autisme’ en hebben daar meteen een beeld bij. Zo heb ik ooit een licht autistische jongen gecoacht. Zijn moeder was aanvankelijk blij met de diagnose. Dat veranderde echter toen hij een stageplek zocht en de school het nodig vond te zeggen dat hij autistisch was. Toen gingen alle deuren dicht. Dat is natuurlijk niet wat je wilt. Een diagnose moet voor een kind werken, niet tegen. Bovendien denken mensen vaak: eens een label, altijd een label. Maar kinderen kunnen een diagnose ontgroeien. Neem concentratiestoornissen zoals ADD en ADHD. Vaak zijn die vooral in de kindertijd een hindernis, maar niet als je volwassenen bent. Bovendien kunnen andere leefomstandigheden ervoor zorgen dat het ‘anders zijn’ je minder in de weg staat.”
Joyce: “Dat is zo. We hebben op een gegeven ogenblik de snoeppot op slot gedraaid en het mediagebruik flink teruggeschroefd. Dat zorgde voor een ommekeer. Het gaf zoveel meer rust. Maar ik was niet op het idee gekomen als ik niet geweten had wat mijn kinderen mankeerde. Vooral met de diagnose voor onze oudste, Bernd, was ik erg blij. Ik voelde dat er ‘iets niet goed zat’, maar ik wist niet wat. Op school bleek hij een behoorlijke ontwikkelingsachterstand te hebben. Bernd was voor mij een groot vraagteken tot de diagnose. Toen vielen alle puzzelstukjes samen en wist ik hoe ik hem kon helpen. Bovendien zet zo’n diagnose de poort open naar zorg.”
Liesbeth: “Daar kan ik me zo kwaad om maken. Elk kind heeft recht op zorg mét en zonder diagnose. Het is toch van de gekke dat je daar een label voor nodig hebt? Dat is nu ook veranderd, sinds 1 januari. Gelukkig maar! Ook in het onderwijs mag ‘anders zijn’ geen reden meer zijn om een kind te weigeren. Er zal dus veel meer diversiteit op scholen komen. Ik weet nog niet hoe leerkrachten dat in praktijk moeten opvangen; hun werk wordt nu al zwaar onderschat. Maar het mooie is wel dat door deze ontwikkelingen de eigenheid van het kind meer ruimte krijgt.”
Joyce: “Dat is nodig ook. De scholen voor speciaal onderwijs zijn nu een vergaarbak voor kinderen met zware leer- en gedragsproblemen. Dat levert niet altijd het beste leerklimaat op. En zelfs in het speciaal onderwijs is buiten de kaders denken nog een punt van aandacht. Jesse bijvoorbeeld wilde geen wiskunde leren, geen geschiedenis. En als Jesse iets niet wil, gebeurt het niet. Die jongen is gek van metaal. Nog steeds. Als ze hem op school meer technieklessen hadden laten volgen, had hij waarschijnlijk wel zijn diploma gehaald. Dan was hij niet thuis komen zitten.”
Liesbeth: “Precies! Jesse is geen autist, hij is METAALBEWERKER. Ik bewonder zijn standvastigheid. Kinderen hebben recht op ‘passend onderwijs’. Maar wie past zich nu aan? Het zijn de kinderen die aan allerlei normen moeten voldoen, en zodra je aan een norm moet voldoen, wordt er over je geoordeeld. Dat voelt zo’n kind. En er wordt al zó ontzettend veel geoordeeld. Bijna alle ouders willen dat hun kind naar het gymnasium gaat. Nog nooit hebben zo veel kinderen op het vwo gezeten. Wat hebben we aan al die hoogopgeleiden? We hebben vakmensen nodig! Die diversiteit maakt onze samenleving sterk!”
Joyce: “De beeldvorming moet veranderen. Je bent niet meer of minder met een label, Je bent niet meer of minder met een vakopleiding.”
Liesbeth: “Zo is dat, want je zult het sámen moeten doen in deze sámenleving.”
Joyce: “Juist mensen met een gedragsstoornis bezitten vaak uitzonderlijke kwaliteiten. ADHD’ers bruisen over het algemeen van de energie én de ideeën. Mensen met autisme hebben vaak oog voor detail.”
Liesbeth: “Maar onze focus ligt niet op talent, hè?”
Gebke: “Hoe komt dat?”
Liesbeth: “Wat een rol speelt, is dat ouders het beste willen voor hun kind en daarmee de eerstelijnszorg overslaan en meteen doorstomen naar de specialisten, de tweede lijn. Als je met je kind naar een psycholoog of psychiater gaat, dan sta je zo met een label buiten. Diagnosticeren is hun vak. Terwijl ik me, als eerstelijnshulpverlener, daar helemaal niet mee bezighoud. Mijn doel is te ontdekken wat een kind wel wil en daarop verder te bouwen. Ouders denken dat ze ‘hogerop’ de beste hulp vinden, maar goede hulp komt van dichtbij. Bij je eigen partner, bij familie, vrienden en daarna eventueel via school of de huisarts. Als dat niet werkt, heb je mensen zoals ik. Tot slot, de specialisten. Maar ik denk dat het doorgaans beter is voor een kind om te weten waar zijn talenten liggen dan om te weten wat hem mankeert.”
Joyce: “Maar het een sluit het ander niet uit. Ik heb veel steun gehad van vriendinnen, zonder hen had ik het niet gekund. Tegelijkertijd heb ik ook veel steun gehad van de professionele zorg. Zonder de diagnose autisme had ik nooit een persoonsgebonden budget gekregen, waarmee ik zorg op maat kon regelen. Het een was een mooie aanvulling op het ander. Maar je hebt gelijk; weten waar je talenten liggen is een mooie ontdekkingsreis.”
Liesbeth: “Weten waar je talent ligt en daar iets mee doen, is echter nog niet zo eenvoudig anno 2016. Alles is al gedaan en bedacht. Iedereen heeft alles. Soms verlang ik terug naar Curaçao, waar ik opgegroeide. Ik had niets, maar wel de ruimte om mijn eigenheid te vinden. Vanuit het niets ontstaan de mooiste ideeën. Zo bedacht ik zelf een bibliotheek, want die was er niet. Ik verzamelde boeken van vriendinnen bij mij thuis, die ze van elkaar mochten lenen in ruil voor vijf cent. Verveling is de bron van creativiteit, dus houd kinderen vooral niet bezig. Laat ze maar mekkeren. Verveling is essentieel voor de vorming van je identiteit.”
Gebke: “Laten ouders van nu hun kinderen voldoende los om het leven te ontdekken?”
Liesbeth: “Ik denk het niet. We hebben te maken met een onzekere generatie ouders, die een haarfijn beeld heeft van ‘het perfecte kind’. ‘Het perfecte kind’ is rustig, werkt geconcentreerd, is sociaal en succesvol. Uiteraard voldoet vrijwel geen zoon of dochter áltijd aan dat plaatje. Ouders van nu projecteren hun eigen ambities op hun kind. Als die mislukken, wiens schuld is dat? Die van de opvoeders? Nee, dat betekent dat je zelf gefaald hebt: een no-go. Dus zal het wel aan het kind liggen. Een label vormt in dat geval een vrijbrief om te laten zien dat het echt niet aan de ouders ligt. Voor dit fenomeen bestaat zelfs een term: ‘child blaming’. Het ontslaat ouders van de plicht zich af te vragen: wat heeft mijn kind nodig?”
Gebke: “Als moeder van een zoon en dochter, van acht en tien jaar oud, vind ik het knap ingewikkeld om die vraag te beantwoorden.”
Joyce: “Ik denk dat dit mede komt doordat we in een snelle wereld leven waar kinderen en ouders aan veel eisen moeten voldoen. Terwijl soms de tijd hebben om met je kind ontspannen samen te zijn juist zo belangrijk is. Dat geeft je de gelegenheid om met een open blik naar je kind te kijken. Het opruimen van lego zorgde bij ons thuis vaak voor problemen. Jesse werd hysterisch. Ik heb van alles geprobeerd, maar de oplossing kwam toen ik van een afstandje keek wat hij deed. Jesse had net al zijn blokjes op kleur gesorteerd, toen ik hem vroeg alles weer op een grote hoop te gooien in één bak. Dat was geen optie. Toen ik hem voor elke kleur een apart bakje gaf, was de kamer zo aan kant. Je moet er dus achter zien te komen wat de boodschap is van ongewenst gedrag. Dat klinkt eenvoudig, maar is soms heel ingewikkeld.”
Liesbeth: “Je moet ontdekken wat werkt. Opvoeden is vallen en opstaan. Maar stoppen met oordelen over het gedrag van je kind en je afvragen waarom hij doet zoals hij doet, is een hele belangrijke.”
Joyce: “En goed voor jezelf zorgen!”
Liesbeth: “Absoluut! Een goede ouder zit zelf goed in zijn vel. En dat doe jij fantastisch met je mamadag.”
Joyce: “Dank je, ik heb die mamadag echt nodig om te ontsnappen aan de strakke planning die bij ons thuis regeert. Het gros van ons gezin vaart daar wel bij, maar mijn dochter en mij, zonder autisme, benauwt het soms enorm. Wij gaan dan ook met zijn tweeën op vakantie. Lekker op avontuur. Dat is niet te doen met het hele gezin. De rest is het liefst elke dag thuis. Buiten die vakanties om staan er mamadagen op de planning. Gewoon even shoppen met een vriendin of zo, anders houd ik het niet vol.”
Gebke: “Je kinderen zijn nu bijna allemaal volwassen. Hoe gaat het met ze?”
Joyce: “De oudste twee zijn het huis uit. Bernd heeft een vriendin. Ze werken. Jesse staat ingeschreven om onder begeleiding op kamers te gaan. Maar vanwege het autisme blijf ik toch altijd mijn zorg houden. Laatst deelde mijn dochter, zonder autisme, mee dat ze een jaar in het buitenland wil studeren. ‘Leuk,’ denk ik dan meteen, ‘doen.’ Bij de andere kinderen zou ik dat niet zo makkelijk kunnen zeggen. Ik mis het basisvertrouwen om ervan uit te gaan dat het vanzelf wel goed komt.”
Liesbeth: “Als ik je boek lees, als ik je hoor praten, dan voel ik wel dat jij – ondanks je zorgen – vooral ook geniet van de eigenheid van je kinderen.”
Joyce: “Dat doe ik ook. Intens.” Trots: “Je zou de slaapkamers van mijn kinderen eens moeten zien, die zijn allemaal zo anders. Ik heb een dochter die gek is van Korea en Japan, die kamer zit helemaal onder de oosterse posters. Geweldig.”
Liesbeth: “Dat is de kunst van gezond opvoeden: dat kinderen in jouw nabijheid compleet zichzelf mogen zijn.”
Gebke: “Dus samengevat: gezond opvoeden is niet oordelen, maar open en nieuwsgierig onderzoeken waarom een kind zich gedraagt zoals hij doet. Ondertussen geef je je kind alle ruimte om volkomen zichzelf te zijn. Wanneer is het nou wijs om een kind te laten testen?”
Liesbeth: “Dat is simpel. Een diagnose heeft alleen nut als het je kind verder helpt. Dat is het enige wat telt. Maar zo’n label mag nooit een eindpunt zijn. Het is een begin, om beter antwoord te kunnen geven op de vraag: wat heeft mijn kind nodig?”
Meer weten:
- gunkinderenhuneigenlabel.nl
- Gun kinderen hun eigen label, Liesbeth Hop, Kosmos uitgevers, ISBN 978 90 215 59 414, € 21,99
- Een gezin met autisme, Joyce van Maaren, Uitgeverij Hogrefe, ISBN 978 94 922 97 037, € 17,95