Bijna tien jaar geleden kreeg Mijke Smit een donorhart. Een paar maanden na haar veertigste verjaardag blikt ze terug. “Ik moest afscheid nemen van mijn toekomstdromen zoals ik die vóór de transplantatie voor ogen had. Maar daarvoor in de plaats zijn nieuwe dromen werkelijkheid geworden.”
“Tien jaar geleden was ik een gezonde vrouw. Tenminste, dat dacht ik te zijn, op wat vage klachten na. Met een vaste relatie en dromend over een huwelijksbootje en gezinnetje. Het eigen huis en de leuke baan waren al in de pocket. Mijn leven liep op rolletjes.”
“Wie had toen kunnen bedenken dat ik in sneltreinvaart bijna alles kwijt zou raken? Toch gebeurde het. Mijn toenmalige vriend deed me geen huwelijksaanzoek, zoals ik verwachtte, maar verbrak onze relatie. Als klap op de vuurpijl kreeg ik ontslag. Daar zat ik dan, net dertig jaar geworden, zonder relatie en zonder werk. Dat een paar maanden later mijn leven letterlijk bijna over zou zijn, kon ik toen nog niet vermoeden.”
Hoogteziekte
“In diezelfde tijd namen vage klachten die ik al een aantal jaren had – moeheid, migraineaanvallen, misselijkheid en hartkloppingen – toe. Ik ging ermee naar de huisarts, maar die stelde me gerust. ‘Aan het hart van jonge vrouwen zoals jij mankeert echt niets’, zei hij. Een paar weken later vertrok ik met een vriendin naar de Franse Alpen voor een wintersportvakantie. Toen we aankwamen, stapte ik uit de auto om een parkeerkaart te halen. Mijn benen leken wel vijftig kilo per stuk te wegen. Ik kon amper het ene been voor het andere zetten en mijn armen tintelden helemaal.
We gingen snel naar het appartement. Na een kopje thee en wat rust ging het een beetje beter. Maar zodra ik me inspande, was ik terug bij af. Tot ik niet eens meer de vijf meter naar het toilet haalde. Ik moest er kruipend naar toe.”
“De plaatselijke huisarts kwam ‘s avonds langs. ‘Neem maar een glas cola, je hebt hoogteziekte’, was zijn advies. De dag erna moest ik naar de praktijk komen voor controle, de driehonderd meter ernaartoe legde ik op handen en voeten af. Gelukkig verwees hij me door naar het ziekenhuis. Het ambulancepersoneel dat mij tien dagen later naar Nederland zou repatriëren, schatte de situatie wel goed in en zorgde ervoor dat ik in een gespecialiseerd ziekenhuis terechtkwam. Van daaruit ben ik met het vliegtuig naar het Academisch Ziekenhuis in Utrecht gebracht. Al die tijd wist ik niet wat mij mankeerde. Pas in Utrecht hoorde ik de diagnose: ‘eindstadium hartfalen’. Alleen een donorhart zou me nog kunnen redden.”
Verzwakt
“Tien weken lag ik op de intensive care met twee steunharten die de functie van mijn hart overnamen. De eerste vijf weken zijn een zwart gat met vage flarden. In die periode werd ik continu beademd. Mijn lichaam was zo verzwakt dat ik het merendeel van de tijd in slaap werd gehouden. Tot twee keer toe werd ik van de wachtlijst voor een donorhart gehaald omdat mijn toestand te slecht was. De laatste dagen voor de transplantatie waren een beproeving. Ik moest aan één stuk door overgeven. Ik was totaal uitgeput. Maar ik gaf niet op. ‘Vasthouden aan die tak, ook al is ‘ie nog zo dun. Wachten tot de brandweer er is en dan mag je pas loslaten’, had de arts van de intensive care een aantal keer tegen me gezegd en dit herhaalde ik tegen mezelf in mijn hoofd.
Gek genoeg heb ik me in die tijd nauwelijks afgevraagd wat me allemaal overkwam. Mijn hele lichaam was bezig met overleven. Emotie heeft dan, denk ik, geen prioriteit. Al herinner ik me wel een keer dat ik heel boos was op alles. Ik wilde me afreageren door hard met mijn voeten tegen het uiteinde van mijn bed te schoppen. Dat lukte twee keer, toen lag ik totaal uitgeput te hijgen in mijn bed. Wat goed was voor een huilbui waar ik na drie snikken ook de kracht niet meer voor had. Zelfs boos worden kon ik niet meer.”
“Toen kwam opeens die nacht dat de lichten boven mijn bed aangingen en de verpleegkundige met een brede glimlach naast mijn bed stond. Er was een passend donorhart beschikbaar! Vanaf dat moment ging alles razendsnel. De hele afdeling was in rep en roer. Mijn ouders en zusje werden gebeld. Ondertussen lag ik eenzaam in mijn bed terwijl ik wilde praten, praten en nog eens praten. De opluchting overheerste, het wachten was voorbij. Ik was niet bang voor de operatie. Het kon nu nog maar twee kanten op gaan. Of ik kwam terug op mijn kamer met een nieuw hart of ik zou doodgaan. Voor mezelf vond ik dat laatste niet eens zo erg, waarschijnlijk merk je daar weinig van. Alhoewel het idee heel vreemd was. Dood, hoe zou dat zijn? Maar die gedachte heb ik meteen weer weggedrukt. Nee, ben je gek. Ik ga dit overleven!, dacht ik.
“En gelukkig kan ik het navertellen. De operatie is goed gegaan. Toen ik wakker werd, voelde het alsof er een nieuwe batterij in mijn lichaam was geplaatst. Alles had nieuw leven ingeblazen gekregen. Ik leefde weer!”
Tachtig? Nee
“Mijn revalidatie duurde anderhalf jaar. Een heel heftige periode. Alle gevoelens die ik voor de harttransplantatie niet had toegelaten, kon ik nu niet meer ontkennen. Het voelde alsof ik profiteerde van iemands dood. Hoe kon ik daar blij mee zijn? Ik heb mezelf gedwongen het nieuwe hart te zien als ‘mijn’ hart. Ik geloof erg in de kracht van je geest en was (en ben) ervan overtuigd dat als ik het hart zou zien als iets van mezelf, mijn lichaam het minder snel zou afstoten.”
“Met de emoties kwamen ook de vragen. Wat betekende dit donorhart voor de rest van mijn leven? Wilde ik nog moeder worden? Al snel besloot ik dat ik dat risico niet wilde nemen. Ik wilde geen kinderen opzadelen met een mogelijk erfelijke hartaandoening of met de angst om jong hun moeder te verliezen. Een beslissing waar ik vrede mee heb. Ondertussen ben ik tante geworden. Ik kan me niet voorstellen dat ik van eigen kinderen meer zou houden dan ik van dit kleine grut doe!”
“Een andere vraag was mijn levensverwachting. ‘Kan ik nog tachtig worden?’, vroeg ik aan mijn cardioloog. ‘Nee’, was haar antwoord. ‘Zeventig dan?’ ‘Nee, waarschijnlijk ook niet.’ De ‘houdbaarheidsdatum’ van een donorhart is zo’n vijftien tot twintig jaar. De zware medicijnen die je dagelijks moet slikken om afstoting te voorkomen, eisen hun tol. Toch bekijk ik dit optimistisch. Inmiddels leef ik al bijna tien jaar met dit hart en ken ik voorbeelden van mensen die al langer dan gemiddeld hun donorhart hebben. Zo is er een man die inmiddels al dertig jaar verder leeft.”
“Maar wat de toekomst ook brengt, ik ben zo dankbaar en blij voor alle jaren die ik dankzij dit hart mag leven. Zoals ik er nu tegenaan kijk, zou ik ook geen tweede donorhart willen ontvangen, mocht het zover komen. Niet omdat ik niet verder wil leven – niets liever dan dat! Maar ik heb een hart gekregen, een tweede leven, dat gun ik iemand anders ook.”
Doktersroman
“Het is aankomende zomer tien jaar geleden dat mijn tweede leven is begonnen. Tien jaar waarin veel gebeurd en veranderd is. Ik moest afscheid nemen van mijn
toekomstdromen zoals ik die vóór de transplantatie voor ogen had. Maar daarvoor in de plaats zijn nieuwe dromen werkelijkheid geworden. Zo is een paar maanden geleden mijn boek over de transplantatie verschenen, ‘Zo goed als nieuw’. Een boek over vallen, opstaan en het vinden van de liefde. Zeven jaar heb ik er met tussenpozen aan gewerkt en nu kan iedereen het lezen.”
“En ook van een bruiloft hoef ik inmiddels niet meer te dromen. Ik ben getrouwd met Hans, de arts van de intensive care bij wie ik vier maanden op de afdeling lag. Ik weet het, het zou zo een doktersroman kunnen zijn, maar het is echt waar.”
Het boek van Mijke Smit, ‘Zo goed als nieuw’, is te bestellen via boekscout.nl