Hij teelt veertig verschillende soorten kruiden en is altijd op zoek naar nieuwe, mysterieuze exemplaren. Op de biologische markt in Amsterdam vliegen zijn sauzen en boeketjes kruiden over de toonbank. Dat allemaal omdat hij als jongetje met verrekijker door de velden struinde. André Dijkgraaf: “De liefde ontstond toen ik een plantje al van kilometers afstand rook.”
“Kopje kruidenthee?”, is het eerste wat André vraagt als hij mij ziet. Zijn handen zijn nog bruin door de aarde en zijn krullen zitten warrig door de wind. Ik zie het meteen: dit is een echte buitenman. Voordat ik antwoord kan geven, vult hij de waterketel en stopt hij twee stengels kruid in een kopje. Later die dag leer ik dat ik thee van een kruid genaamd verveine heb gedronken. Misschien wel de opvolger van de bekende muntthee.
De omgeving waar ik in beland ben, past niet bij het beeld dat ik van het Drentse Ruinerwold had. Ik verwachtte een lege polder met een strak aangelegde boerderij. “Het is hier anders dan een kale polder”, zegt André trots en ik ben het met hem eens. Het is gelukt om zes kilometer van Meppel een idyllische sfeer te creëren. Met wild geplante bloemen en bomen, een speelse hond en een huis dat zo uit het verhaal van Hans en Grietje zou kunnen komen. Je hoort altijd dat een boerderij hard werken is, maar ik proef hier vooral vakantie.
Van biologieleraar tot kruidenboer
De liefde voor kruiden ontstond door André’s nieuwsgierigheid én zijn goede neus. “Ik was vroeger een jongetje met een verrekijker. Vanuit de stad trok ik het veld in, op zoek naar plantjes en vogels. Op een dag rook ik tijdens een van de vogelkijktochten een plantje op de hei, de gagel. Van kilometers afstand rook ik het al. Toen werd ik gegrepen door de aroma’s van planten.”
Het idee om van zijn hobby uiteindelijk zijn beroep te maken kwam pas later. André wilde eerst als wereldverbeteraar jonge mensen inspireren. Hij studeerde voor leraar biologie en leraar huishoudkunde. “Door stages ontdekte ik dat ik geen goede leraar was; dat wilde ik mezelf en mijn leerlingen niet aandoen. Ik was nog maar een jong jongetje.”
Hij veranderde zijn koers en ging biologie studeren met als uiteindelijke doel boswachter te worden. Maar het vooruitzicht om na zijn studie vooral vanachter een bureau te werken, vond hij niets. Via via kwam hij op een biologisch-dynamisch bedrijf terecht en ging er een lampje branden. “Nu kon ik het landschap inrichten, zowel fysiek als met mijn hoofd bezig zijn en verantwoord voedsel produceren. Dat vond ik geweldig.”
Inmiddels is André, samen met zijn vrouw, al 27 jaar bezig met kruiden, kruiden en nog meer kruiden. Twee oorspronkelijk stadse mensen gingen het avontuur aan, met succes. De kruidenliefhebbers zijn nu de trotse bewerkers van zestien hectare grond, waar niet alleen veertig soorten kruiden worden geteeld, maar ook een aantal ossen vrij rondloopt. De kruiden van André worden elke zaterdag 142 kilometer van Ruinerwold verkocht: op de biologische markt in Amsterdam onder de naam BelleMarie. Daar vliegen de producten over de toonbank. Elke week verkopen ze zestig kilo saus – “Dat zijn een heleboel schepjes” – en op een goede dag 1400 bosjes kruiden. “We zijn een beetje beroemd in Amsterdam”, vertelt André trots. “Ze noemen ons de kruidenspecialist.”
Gewetensvraag en de geur van de zee
André is dan geen wereldverbeteraar geworden, toch vind je zijn idealistische kijk op de wereld terug in zijn eigen kruidenpaleis. Bij BelleMarie staat namelijk één ding centraal: het welzijn van de planten. Dit betekent dat er gekeken wordt naar de groeiprincipes van de planten en er geen synthetische stoffen worden gebruikt. Bevlogen vertelt André over het gesloten bedrijfssysteem waar hij naar streeft. Waar eigen dieren voor de mest zorgen en regen voor het water. Natuurlijk zonder te werken met gif.
Terwijl we uitkijken over de grootste zee van kruiden die ik ooit heb gezien, stel ik André een gewetensvraag: “Eet je zelf dan ook altijd biologisch?” André lacht. “Ik probeer zo veel mogelijk biologisch te eten, maar dat neemt niet weg dat ik ook gewoon snack. Het moet niet dogmatisch worden.” Zijn antwoord past bij de ongedwongen sfeer die hier in de lucht hangt. Je mag bijna overal lopen en van elk kruid een blaadje proeven.
“Proef dit eens, het heet zuring.” André geeft een vers geplukt groen blad aan. De naam past bij het kruid, het is inderdaad zuur. Zelfs zo zuur dat ik aan de smaak moet wennen. In de kas vertelt hij over zijn favoriete kruid van dit moment, de platte peterselie. “Het is alsof je naar het strand rijdt, dan ruik je soms van ver al de zee. Platte peterselie heeft ook deze bekende prettige geur, net zoals een pan verse mosselen.”
Tranen in de ogen
De kas gebruikt André om sommige kruiden vorstvrij te laten overwinteren, zoals verveine, rozemarijn en dragon. Maar niet alleen de bekende namen worden door BelleMarie verbouwd. André neemt me mee naar een kleine struik met smalle blaadjes, Mexicaans bonenkruid genaamd. “Pas had ik iemand uit Mexico bij mijn kraam. Toen hij het kruid zag liggen, kreeg hij tranen in zijn ogen en riep: ‘My epazota!!’ Hij woonde twintig jaar in Amsterdam en had het kruid nooit meer gezien. Dat zijn de gelukstreffers waardoor dit werk extra leuk wordt”, vertelt André stralend.
“Maar is er wel zoveel vraag naar deze onbekende kruiden, we zijn toch vooral het land van peper, zout en paprikapoeder?” André schudt zijn hoofd. “Als ik hier in Meppel met een kraam ga staan, verkoop ik twee bosjes peterselie en kan ik daarna weer naar huis. In Amsterdam is dat anders, daar zijn ze veel meer geïnteresseerd in kruiden. Veel mensen hebben ook een kruidenhoekje in eigen tuin.”
Ik denk aan het treurige basilicumplantje in mijn vensterbank. Hoeveel liefde en water ik de plant ook geef, hij blijft verschrompelen. André leert mij dat een vensterbank geen geschikte plek is voor kruiden. Het klimaat is niet constant en het staat gevangen in een potje. Het ligt dus niet aan mijn gebrek aan groene vingers.
Reuzeblender en ossen
Van begin mei tot half oktober is het rennen, vliegen en hollen bij BelleMarie. Dan is het kruidenseizoen en wordt er volop geplukt, gesneden en ingevroren. Elke week worden er verse sauzen, salsa’s en pesto’s gemaakt in de belangrijkste machine van het bedrijf, een soort reuzeblender. In de winter gaat deze sausfabriek gewoon door, want dan worden er kruiden uit de diepvries gehaald. Zelf is André ook grootgebruiker van de lekkernijen van eigen bodem: “We werken aardig wat weg, ja. Je hoort vaak van kaasmakers dat ze hun eigen product op een gegeven moment zat zijn, maar daar hebben wij geen last van.”
Al betekent dit niet dat er in huize Dijkgraaf alleen maar kruidenthee geschonken wordt. André bekent liever koffie te drinken.
Dat de kruidenpionier niet alleen een passie voor kruiden heeft, maar ook voor dieren, wordt duidelijk tijdens het voeren van de ossen. De dieren stormen op hem af. André aait de dieren één voor één over hun kop. Zonder de ossen, André noemt ze liefkozend ‘mestverzamelaars’, was het bedrijf niet zo biologisch-dynamisch geweest. Ze zorgen ervoor dat zelfs de mest van eigen bodem komt en smeden zo het bedrijf tot een geheel.
Romantiek met een randje
De middag op de kruidenboerderij sluit ik af met een kop thee. Het tweede kopje smaakt nog lekkerder. Niet alleen omdat ik nu weet welk kruid ik drink, maar ook omdat ik met eigen ogen heb gezien hoeveel moeite er wordt gedaan om het zo puur mogelijk te verbouwen. “Waarom heet jullie bedrijf eigenlijk BelleMarie?”, vraag ik, terwijl ik van mijn thee nip. André vertelt over zijn dochters Isebel en Maria, die ze de koosnamen Bellie en Marie hebben gegeven.
De naam past bij de onbevangen sfeer die hier in de lucht hangt. BelleMarie, een boerderij met velden vol kruiden, een amfibieënvijver en gelukkige ossen. “Het is allemaal mooi en romantisch, maar ook keihard werken”, haalt André mij uit mijn droom. Hij heeft gelijk, maar ik droom nog even verder.
Passie voor eten beperkt zich niet tot de eettafel. Het begint bij de oorsprong van ons voedsel: de makers. gezondNU zoekt in heel Nederland naar mensen met hartstocht voor (h)eerlijk eten. Deze keer: André Dijkgraaf van kruidenboerderij BelleMarie.