Sinds een paar jaar is in Nederland eiceldonatie via een eicelbank mogelijk. Maar je eicel afstaan, is iets anders dan een litertje bloed geven; het kan uitgroeien tot een kindje met jouw ogen, neus of ochtendhumeur. Wie zijn de vrouwen die dat doen? Gynaecoloog dr. Annelies Bos deed er onderzoek naar.
Welke vrouwen stellen hun eicellen beschikbaar?
“De ervaring leert dat vrouwen maar om één reden eicellen beschikbaar stellen: ze willen andere vrouwen helpen. Vaak kennen ze iemand in hun omgeving die moeilijk kinderen kan krijgen. Ze denken: gôh, ik heb zelf twee kinderen – waarom gun ik dat een ander niet? Soms zijn ze zelf ook moeilijk zwanger geworden. Iets in hun omgeving triggert hen om te denken: iedere maand gaan mijn eicellen verloren, terwijl zoveel mensen een eicel nodig hebben.”
Ruim een kwart van de donoren is werkzaam in de zorg. Hoe verklaart u dat?
“We hadden van tevoren niet bedacht dat het zo zou uitpakken. Maar nu het zo is, denk ik: in de gezondheidszorg ben je wel bovengemiddeld betrokken bij andere mensen. Ik vind het daarom best een logische uitkomst. De donoren die ik hier zie zijn vrouwen die zich om een ander bekommeren. Die iets voor een ander over hebben.”
Veel vrouwen melden zich aan, maar haken toch af. Waarom?
“Het verloop is al iets minder dan in het begin, toen er nog meer onbekendheid was over de procedure. Veel mensen hebben zich toen waarschijnlijk onvoldoende gerealiseerd wat het inhoudt. De behandeling is best intensief en tijdrovend. Vrouwen hebben vaak een volle agenda, waardoor het traject verzandt. Mensen haken niet af omdat de procedure nou zo zwaar is, maar meer omdat het in de tijd niet past. Of omdat er iets gebeurt, bijvoorbeeld een scheiding. Dan heeft donatie geen prioriteit meer. Daarnaast valt een grote groep af door hun familiegeschiedenis. Soms komt in een stamboom bijvoorbeeld veel kanker voor. We hebben als uitgangspunt: als de kans op een kind met een aangeboren of familiaire aandoening groter is dan gemiddeld in de bevolking, dan komt de donor niet in aanmerking.”
Speelt geld nog een rol?
“Wie het gehele donatietraject doorloopt, inclusief tweemaal een screening op infectieziekten, ontvangt € 900,-. Dat is een vergoeding voor gemaakte reiskosten, gederfde inkomsten en fysieke ongemakken. Dat bedrag komt overeen met wat in Europa als richtlijn geldt. Daarover is aanvankelijk veel discussie geweest. De vraag was: is dat niet te hoog, trek je daarmee niet donoren aan uit de lagere sociale klasse met een financieel motief? Maar dat blijkt niet zo te zijn. Het zijn bijna allemaal vrouwen met een opleiding, een baan, een relatie en twee kinderen. Vrouwen kunnen bij ons maximaal drie keer eicellen doneren. Dan ontvangen ze in totaal dus € 2700,-. Twee donoren hebben dat tot nu toe gedaan, met tussenpozen van zes maanden tot een jaar.”
Zijn er risico’s voor de donor?
“Ja, maar relatief kleine risico’s. De belangrijkste zijn een bloeding en een infectie na de vaginale punctie waarmee de eicellen worden geoogst. Er is ook een kans op een overstimulatiesyndroom, wat gepaard kan gaan met een grotere kans op trombose. Dat zijn allemaal lage risico’s, zo rond de één procent. Op de lange termijn is het vervelend als je bijvoorbeeld ten gevolge van een infectie van de eileiders zelf moeilijk zwanger zou kunnen worden. Daarom is het fijn als een vrouw haar gezin compleet heeft voordat ze eicellen doneert.”
Hanteren jullie leeftijdsgrenzen voor donatie?
“Ja. Naarmate je ouder wordt, neemt de eicelkwaliteit en -kwantiteit af. De slagingskans wordt daardoor kleiner. Ook het risico van aangeboren afwijkingen neemt toe met de leeftijd. Daarom willen we donoren jonger dan 36 jaar. We hanteren ook een ondergrens. We hebben het liefst donoren die zelf al kinderen hebben. Dan heb je meer levenservaring en zicht op wat het betekent om eicellen te doneren. Je zet wel een kind op de wereld via jouw eicellen, dat ook nog eens over zestien jaar contact met je zou kunnen opnemen. We vinden het belangrijk dat vrouwen zich realiseren wat ze weggeven. We willen niet te jonge donoren, die zich dat niet helemaal realiseren en voor wie misschien het financiële motief het belangrijkste is. In het buitenland hanteert men vaak achttien jaar als ondergrens. Dan kunnen ook studentes zich aanmelden, maar dat is niet onze doelgroep. Daarom zeggen wij: minimaal 25 jaar. En als je zelf geen kinderen hebt, hanteren we een ondergrens van dertig jaar.”
Hoeveel donoren halen jullie hiermee binnen op jaarbasis?
“Tussen de tien en twintig geschikte donoren maximaal. Dat aantal is vrij stabiel. We hebben in de beginperiode in 2012 veel media-aandacht gehad. In 2013 hebben we nog een campagne gehouden met de lancering van de website www.bijzonderewaarde.nl. Daar hebben we behoorlijk in geïnvesteerd. Gelukkig melden zich via die website nog steeds donoren aan. Ook na dit soort interviews bellen er vaak weer een paar vrouwen. Media-aandacht helpt. Veel vrouwen zeggen als ze hier komen: ‘Ik las dat, en dacht: waarom zou ik dat niet doen?’ Er is veel vraag naar eiceldonoren. Op dit moment staan driehonderd paren op onze wachtlijst.”
Wat zijn dát voor vrouwen?
“Dat zijn vooral vrouwen die vervroegd in de overgang zijn gekomen. Bijvoorbeeld door een behandeling voor kanker. Of door aandoeningen waarbij de eierstokken niet goed zijn aangelegd of de eicelvoorraad heel snel opraakt. Er zijn ook families waarin vervroegde overgang voorkomt.”
Stellen ze nog eisen aan de donor?
“Mensen kunnen voorkeuren aangeven. Vrouwen die in aanmerking willen komen voor zaaddonatie hebben vaak een wensenlijstje. Ze willen bijvoorbeeld graag een donor die qua uiterlijk op de partner lijkt. Maar bij de ontvangers van eicellen heb ik er nog niet één gehad die een voorkeur aangaf. Dat komt misschien ook omdat wij relatief schaarste hebben en er ook niet veel keuze is. We proberen bij de keuze voor een donor wel rekening te houden met uiterlijke kenmerken, zoals lengte of kleur van het haar en de ogen.”
Hoeveel eicellen levert één donatie op?
“Dat ligt gemiddeld rond de tien eicellen. Omdat wij relatief jonge donoren hebben, zijn er geschat gemiddeld vijftien eicellen nodig voor een zwangerschap die resulteert in een levendgeborene. Vrouwen die drie keer doneren, hebben statistisch gezien kans op ongeveer twee kinderen.”
Als het kind zestien jaar is, kan het contact opnemen. Werkt dat twee kanten op?
“Als donor ontvang je geen gegevens van het kind. De meerderheid van de donoren vraagt wel om geïnformeerd te worden als er een kind is geboren. Uit menselijk oogpunt heb ik afgesproken hen te informeren als er een kind is geboren. Ik vertel dan niet of het een jongen of een meisje is, maar zo weten ze: over zestien jaar kan iemand bellen. Ook wanneer de eicellen opgebruikt zijn en er geen zwangerschappen zijn ontstaan, laat ik dat weten. Dan weten ze dat ze het los kunnen laten. Maar er zijn in onze kliniek nog geen kinderen geboren uit eiceldonatie. Er zijn nu wel een paar zwangerschappen onderweg.”
Hoe kijken donoren terug op het hele traject?
“Ik hoor terug dat het ze allemaal erg is meegevallen. De vaginale punctie zelf wordt vaak als minst prettig ervaren. Maar dat kan eventueel onder narcose gebeuren, als mensen er erg tegenop zien. Er zijn echter vrouwen die zelfs dat zonder pijn of stress ondergingen. Wat voor mij wel een eyeopener is: IVF-patiënten ondergaan dezelfde procedure, maar met een heel andere emotionele belasting. Eiceldonoren lopen er gemakkelijker doorheen, juist omdat zij er emotioneel anders in staan. Ze hopen dat veel eicellen worden geoogst, maar er zit geen enkele spanning bij. Ze ondergaan een intensieve medische behandeling, maar die valt hen eigenlijk best mee. Het vergt wel een tijdsinvestering. En complicaties – ik moet het afkloppen – hebben wij nog niet gezien.”
Dr. Annelies Bos is als gynaecoloog verbonden aan de afdeling voortplantingsgeneeskunde van het Universitair Medisch Centrum Utrecht. In 2011 was ze medeoprichter van de eicelbank in het UMC Utrecht.