Wie: Mecheliena de Jong (33), getrouwd en moeder van Owen (7) en Amy (6), podotherapeut
Terwijl ze dol is op een broodje kroket, bestelde Mecheliena de Jong jarenlang een frikandel. Reden? Als ze de ‘k’ wilde zeggen, begon het stotteren. Zo ontwikkelde ze een hele trukendoos om het stotteren te omzeilen. Tot vorig jaar. Ze was het zat en ging in therapie.
“‘Moeilijk hè, praten?’, dat is het zinnetje dat altijd door mijn hoofd schoot als ik weer eens stond te stotteren. Zolang ik me kan herinneren heb ik gestotterd, vanaf mijn zesde tot vorig jaar. Toen was ik het stotteren zo zat dat ik voor de zoveelste keer de stap naar hulp zette. Dit keer niet naar de logopedist, maar naar het Del Ferro Instituut. Daar heb ik tijdens een tiendaagse interne training mijn middenrif anders leren gebruiken. Vanaf de eerste keer ademhalen en praten via hun methode was het stotteren verdwenen.”
“Als ik het zo vertel, klinkt het als een simpel trucje, maar het is verre van dat. Je moet echt opnieuw leren praten. In het begin is het je boodschap afleveren en heeft het met praten niets meer te maken. Voor je wat mag zeggen, moet je nadenken over de zin die je wilt zeggen. Dan inademen, in een keer vloeiend de zin afleveren en daarna een pauze nemen om goed uit te ademen. Dat is ongelofelijk moeilijk, zeker voor een flapuit als ik!”
“Toen ik thuiskwam zei mijn man: ‘Ik vind je net een robot, je bent een heel andere vrouw geworden.’ Gelukkig is dit nu niet meer zo, maar het heeft maanden geduurd voordat ik weer kon praten zonder rust- en denkpauze tussen elke zin. Heel grappig was dat Amy, mijn dochtertje, toen ik weer wat vloeiender ging praten, streng tegen me zei: ‘Mam, je moet wel even goed nadenken voor je wat zegt.’”
Balen van mezelf
“Nu, een jaar later, stotter ik nog steeds niet. Dit geeft zoveel rust in mijn hoofd! Veel meer dan ik ooit had kunnen bedenken. Blijkbaar kostte het steeds maar weer toepassen en verzinnen van trucjes me meer energie dan ik me realiseerde. Ook baal ik nu niet meer van mezelf. Hoe vaak ik niet in de terugweg van mijn werk in de auto op mezelf zat te snauwen, omdat ik die dag weer niet uit mijn woorden was gekomen. Vooral tegen een gesprek met een arts om over een cliënt te overleggen kon ik vreselijk opzien. Dan trok ik mijn hele trukendoos open om de letters die ik niet kon zeggen te vermijden. En dan kon het toch vreselijk misgaan en was ik kwaad op mezelf.”
‘Toch ben ik nooit dingen uit de weg gegaan. Dat zou het begin van het einde zijn. Ik ben een heel spontaan iemand en houd van gezelligheid en mensen om me heen. Ik weigerde om me terug te trekken, vroeger op school al niet en ook nu in mijn werk als podotherapeut niet. Veel mensen om me heen hebben nooit gemerkt dat ik zo’n moeite had met mijn stotteren. Ik wilde ook geen zeurpiet zijn. Wat hadden ze eraan kunnen doen als ik er wel over geklaagd had? Voor hen hoorde het gewoon bij mij.”
“Door mijn stotteren realiseer ik me dat elk mens wel iets heeft wat hij liever niet heeft. Je krijgt wat en daar moet je het maar mee doen. Ik zal dan ook nooit iemand veroordelen om zijn of haar uiterlijk of innerlijk.”
Stotteren
Stotteren is veelvoorkomend; in Nederland zijn er zo’n 170 duizend mensen die stotteren. Het begint vaak op jonge leeftijd: tussen de twee en vijf jaar. Hoe langer het stotteren duurt, hoe groter de kans dat het niet vanzelf overgaat en dat het stotteren ook op volwassen leeftijd blijft bestaan.