De hele dag zitten we op ons werk, ’s avonds haasten we ons naar de sportschool omdat we nu eenmaal moeten sporten. Overdag zijn we dus vooral met ons hoofd bezig en ’s avonds storten we ons op lichamelijke beweging om beide weer in balans te brengen. Volgens filosoof Damon Young, auteur van het boek Filosoferen over beweging en sport, werkt het zo niet. Door geest en lichaam gescheiden te trainen raken ze steeds verder van elkaar verwijderd. De oplossing? Filosofeer je fit.
Het is 17.25 uur. Ik wilde nog één email versturen, mijn door de dag heen verzamelde theekopjes afwassen én nog even een collega gedag zeggen. Het gevolg is dat ik nu met haast het kantoor uit ren. Met een vol hoofd en stijve schouders spring ik op mijn fiets. Door regen en tegenwind fiets ik richting sportschool. Zal ik wel of niet gaan? Ik twijfel. Ik heb eigenlijk geen zin. Ik ga toch, omdat ik weet dat ik me daarna beter zal voelen. Soepeler, vrijer, opgeruimder. Ik ben nog net op tijd voor de bodypumpgroepsles. Ik heb het gehaald: het ‘fysieke inspannen met als beloning eindelijk geestelijk ontspannen’ kan beginnen.
Twee werelden
Dankzij meer kennis over het belang van bewegen worden steeds meer mensen zich bewust van het belang van sporten. Volgens het SCP (Sociaal en Cultureel Planbureau) sport 58 procent van de Nederlanders wekelijks of vaker, mannen iets vaker dan vrouwen. In Europa doen alleen de Denen, Zweden en Finnen wekelijks vaker aan sport. Vooral hoger opgeleiden met een zittend werkleven sporten veel en intensief.
Een mooie ontwikkeling, maar dit stimuleert ook het idee van twee gescheiden werelden: die van het kantoor en die van de sportschool. Door geest en lichaam gescheiden te trainen raken ze verder van elkaar verwijderd. Dit versterkt het idee van het lichaam dat als een stuk gereedschap onderhouden moet worden door fitnessapparaten. We gaan ons daardoor gedragen als geesten die het lichaam moeten verbeteren of repareren. Je kunt je lichaam zelfs als ballast gaan ervaren, als een zwaar en log of gehandicapt apparaat dat je tegenhoudt bij het bereiken van je doelen. Andersom kan ook: je geeft je geest de schuld dat je lichaam te slap, te dik of te … (vul je eigen zelfkritiek maar in) is. Je beschuldigt dan je geest van een gebrek aan discipline en dat resulteert in een gebrekkig lichaam.
Meer samenwerken
Waar ligt precies de grens tussen ons lichaam en onze geest? Die grens is er niet, volgens filosoof Gilbert Ryle. Hij laat zien dat we niet ‘in onze geest’ denken en daarna onze ideeën via ons lichaam (bijvoorbeeld met spraak) uiten, maar dat we beide tegelijkertijd gebruiken. Veel ideeën worden bijvoorbeeld beter ontwikkeld in gezelschap, tijdens de lunchpauze, wandelend en pratend met collega’s. Ook gevoelens worden belichaamd, zoals te zien is bij tennissers die een racket kapotslaan en hardlopers die vanuit frustratie een schoen wegsmijten. Door tijdens het bewegen na te denken over waarom we bewegen en stil te staan bij wat we voelen of denken tijdens het bewegen, komen lichaam en geest meer in balans. Wat je dat oplevert? Je sport niet langer omdat het moet of hoort, maar omdat het je aan betere ideeën helpt, je zelfvertrouwen vergroot en deugden helpt ontwikkelen, zoals trots, moed, doorzettingsvermogen en nederigheid, die je ook helpen in je verdere leven.
Ontdek wat sporten jou kan opleveren
1. Overpeinzingen – Voor betere ideeën
Maak de volgende keer dat je met een probleem zit eens een wandeling in het dichtstbijzijnde park of bos in plaats van nog een kop koffie te nemen. Kies een route die je al kent. Zet je telefoon uit en zorg voor zo min mogelijk afleiding. Wandel op een rustig tempo. Tijdens langzame, monotone bewegingen worden de zintuigelijke en motorische delen van je hersenen actiever en kan de prefrontale cortex even rustig aan doen. Tijdens het wandelen stimuleer je met je rechter- en je linkervoet de zenuwuiteinden onder je voetzolen. Daardoor worden ook je rechter en linker hersenhelften in balans gebracht en kunnen er nieuwe verbanden tussen losse stukjes informatie gelegd worden. Daar komen soms briljante ideeën uit voort. Ga wandelen en sta daarna even stil: welke inzichten heb je gekregen?
2. Trots – Voor een beter zelfbeeld
Filosoof David Hume definieert trots als “plezier in jezelf”. Het bestaat uit twee delen: de oorzaak van het plezier (zoals een fit lijf) en het effect dat je daaraan kunt toeschrijven (“ik kan alle strakke kleding dragen die ik wil” of “ik ben nooit ziek”). Niet iedereen is trots op hetzelfde. Dat komt door onze waarden, die bepalen wat we de moeite waard vinden en wat we met onszelf associëren. Trots wordt sterker als we onszelf kunnen vergelijken met anderen. We kunnen tijdens een sportwedstrijd iemand anders of onszelf overtreffen. Als we winnen, versterkt dat ons zelfbeeld, ook naar de buitenwereld toe. Sporten en onze sportprestaties kunnen ons dus een robuuster zelfbeeld geven. Trots is het plezier dat we daaraan beleven. Vraag jezelf af waarom je sport: wat levert het je op? Waar ben jij trots op?
3. Flexibiliteit – Je makkelijk bewegen in twee werelden
Zodra je de sportschool binnenstapt, ben je in een andere wereld. De gebruiken in de sportschool zijn niet te vergelijken met die van thuis of op je werk. Er zijn andere regels, rituelen en rolverdelingen. De sportwereld is niet minder ‘waar’ dan de werkwereld, maar wel overzichtelijker. In de sportwereld zijn minder dilemma’s dan in de werkwereld. Het is meestal snel duidelijk wie waar in het veld staat. Door je over te geven aan deze andere wereld, train je je flexibiliteit. Je leert je bewegen in verschillende werelden. In hoeveel werelden leef jij? Wat zijn de verschillen binnen die werelden?
4. Schoonheid – Genieten van je lichaam
Spiegels in de sportschool: sommigen bekijken zichzelf het liefst uitgebreid tijdens de work-out, terwijl anderen zich het liefst verstoppen in het hoekje van het krachthonk. Het schoonheidsideaal van weinig lichaamsvet en goed zichtbare spieren komt overal terug, ook buiten de sportschool. Over het algemeen vinden we iets mooi als het nuttig is. Toenemende zichtbaarheid van spieren suggereert een toenemende kracht. Veel spieren die we trainen in de sportschool zijn echter wel zichtbaar, maar niet nuttig in het dagelijkse leven. We vinden het lichaam ook mooi als het ‘in verhouding is’. De Griekse filosofen hanteerden al een ideaal van harmonie, balans en geometrie. Een model moet daarom voldoen aan de gulden snede en de ideale maten voor de borst, taille en heup (80-60-90 cm). Maar schoonheid vraagt niet alleen de discipline om daadwerkelijk je lichaam ‘mooi’ te trainen. Even belangrijk is het vermogen om van je lichamelijke schoonheid te genieten (zonder ijdel te worden). Welke delen van je lichaam vind jij mooi en waarom?
5. Nederigheid – Beter je eigen grenzen bewaken
Door te sporten kun je je bewust worden van je eigen tekortkomingen en beperkingen en er beter mee leren omgaan. Het besef van je tekortkomingen maakt je realistischer. Je weet wat je kunt en wat je niet kunt. Je nederig kunnen opstellen voorkomt dat je jezelf overtraint. Een eigenschap die je ook in je dagelijks leven kan helpen om je grenzen beter te bewaken. Stel jezelf de vraag: ken ik mijn beperkingen en kan ik ze accepteren?
6. Pijn – Leren offers brengen
Waarom vinden we spierpijn de volgende dag ‘lekker’? Het is niet zozeer de gewaarwording van de verzuurde spieren die we fijn vinden, maar ons gevoel daarover. Pijn is dus afhankelijk van de gedachten die we erbij hebben. Een balletdanseres voelt door de toewijding aan de dans geen pijn tijdens haar optreden. De gewaarwording van pijn wordt veranderd door emoties, ideeën over jezelf en anderen en door herinneringen aan het verleden en verwachtingen voor de toekomst. Je kunt leren hoe je offers brengt en pijn tijdens of door het sporten kunt incasseren door je te beseffen dat pijn draaglijk is als je er zelf voor kiest. De vraag die je jezelf kunt stellen: wat wil ik bereiken en (hoeveel) wil ik daarvoor lijden?
7. Regelmaat – Voor meer doorzettingsvermogen
Regelmatig trainen zorgt voor structuur in je bestaan en geeft het beste resultaat om bijvoorbeeld je conditie te verbeteren, je sportieve doelen te behalen of op gewicht te blijven. Om regelmatig te blijven trainen is doorzettingsvermogen nodig. Soms wil je misschien toegeven aan vermoeidheid of (spier)pijn. Door toch de discipline op te brengen om te gaan sporten, train je je doorzettingsvermogen. Een eigenschap die je vervolgens ook op andere gebieden kunt inzetten. Geef jij vaak te gemakkelijk toe? Of heb je juist te veel discipline en is het trainen een streng regime?
8. Het sublieme – Ervaar dat je deel uitmaakt van een groter geheel
Filosofen zien het sublieme als een hereniging met de wereld zoals je het kunt ervaren als je in de zee duikt. Daar komt in eerste instantie vaak angst bij kijken. De grootte en de kracht van de zee zijn immens en onvoorspelbaar. Om het sublieme te kunnen ervaren, moet je je kunnen realiseren hoe kwetsbaar je bent. Een beetje gevaar of pijn moet daarvoor aanwezig zijn. Je voelt je verbonden met een wereld van veiligheid en kracht, maar je moet toch door blijven zwemmen om te overleven. Je voelt je verbonden en tegelijkertijd geïsoleerd en zwak. Filosofen noemen dit eindigheid: we zijn beperkt in tijd en ruimte. We kunnen niet ontsnappen aan ons lichaam en onze sterfelijkheid. Daarom ervaren we emoties zoals angst bij het sublieme; ze waarschuwen ons dat ons lichaam in gevaar is. We ervaren echter ook blijdschap. Wanneer ervaar jij dat je onderdeel uitmaakt van een groter geheel?
9. Meditatiemoment – Eén zijn met je omgeving
Eerder weggaan uit de yogales is not done. De lijkhouding, de laatste ontspanning waarbij je doodstil op de grond ligt, wordt als de belangrijkste houding van de hele les beschouwd. Waarom? Het lijk is een metafoor voor volledige ontspanning. Niet met als doel om in slaap te vallen, maar om bewust te ontspannen. Dit meditatiemoment na yoga kan een gevoel van ruimteloosheid geven. Het wordt ook wel de fase van samadhi genoemd, waarin je niet precies weet waar je lichaam ophoudt en de omgeving begint, je je één voelt met je omgeving. Herken jij dit gevoel ook buiten de yogamat?
Samen uit, samen thuis
Het is acht uur ‘s ochtends. Ik loop met mijn lichaam én geest naar mijn werk. Niet meer in de vorm van een estafette, waarbij het lichaam het stokje over geeft aan de geest, en de geest weer aan het lichaam, maar samen. Ik neem dezelfde route als gisteren en loop in een regelmatig tempo. Ik bereid me voor op de dag die komen gaat. Niet door mijn to-dolijstje alvast door te nemen, maar door lichaam en geest op elkaar af te stemmen. Op de terugweg overpeins ik de dag. Ik verwerk wat ik heb meegemaakt en heb daardoor het gevoel dat ik niet naar de sportschool móét om mezelf weer in balans te brengen. Door regelmatig te filosoferen over waarom ik beweeg, maak ik bewustere keuzes. Ik ga nog steeds naar de sportschool en geef soms zelfs méér van mezelf, omdat ik weet dat de beloning groter zal zijn.