Wat zullen ze wel niet van me denken? Dat vraagt iedereen zich weleens af. Maar bij verlegen mensen kan deze vraag uitmonden in een ernstige, sociale handicap. Journalist Rineke Wisman – zelf jarenlang extreem verlegen – duikt in de meest recente inzichten. Alvast één inzicht? “Verlegenheid is geen eigenschap waar je overheen kunt groeien”, aldus ontwikkelingspsycholoog Michiel Westenburg.
Ik was wat je noemt een verlegen kind. Als de juf of meester mij niet expliciet iets vroeg, kwam er geen woord uit mijn mond. Mijn vinger stak ik nooit op, hoewel ik heus antwoorden wist. Oogcontact met de leerkracht meed ik. Veel prettiger voelde het – zogenaamd geconcentreerd aan het werk – verstopt achter de rug van de leerling voor mij. Waar anderen zich, zonder er zichtbaar over na te denken, meldden met hun opmerkingen (zinvol of niet) hield ik mij standaard in. Het idee dat iedereen naar mij zou kijken vond ik héél eng.
Wat gaat er om in verlegen kinderen?
“Ze zijn zodanig met zichzelf en hoe ze overkomen bezig dat het ze opslokt. Het bemoeilijkt hen bij het op een rijtje zetten van hun gedachten en staat in de weg van wat ze eigenlijk willen zeggen”, vertelt prof. Michiel Westenberg. “Als je verlegen bent, is er altijd een aarzeling om iets te ondernemen. Dat geldt voor zowel kinderen als volwassenen.”
Dr. Irene van Vliet vult aan: “Voor de groep iets zeggen vinden verlegen mensen afschuwelijk. Ze zijn bang dat ze gaan blozen, transpireren of trillen, dat anderen dat zien en daar iets negatiefs over denken, zoals: ‘Wat een sukkel.’ Of: ‘Wat een slappeling.’”
Verlegenheid vaak verkeerd begrepen
Als kind was er wel de behoefte om iets te zeggen, maar een krachtige innerlijke rem hield me veilig in de zwijgzame comfortzone. Tegen een spreekbeurt zag ik weken van tevoren op. Mijn herinneringen eraan zijn beperkt tot het gevoel van opluchting achteraf – als het voorbij was.
Op de hogeschool voor journalistiek kwam ik niet opdagen tijdens mijn mondelinge presentatie Engels. Hoewel ik de 1 die hieruit voortvloeide met schriftelijke prestaties wist te compenseren, was ik zelf het minst gelukkig met deze ‘oplossing’. Maar dat vertelde ik niemand, want ook dat durfde ik niet.
Westenberg: “Verlegen kinderen zullen steeds kleine afwijzingen ervaren, omdat ze geen initiatief nemen. Dan trekken ze zich terug, totdat ze opnieuw in de problemen komen. Het is vaak een vicieuze cirkel.”
Op een dag kwam me ter ore dat een medestudente mij ‘arrogant’ had genoemd. Daar was ik dagen van overstuur en ik begreep er helemaal niets van. Als iemand een lage dunk van zichzelf had, was ik dat. Hoe bestond het dat zij precies het tegenovergestelde dacht?
Ook dat komt Westenberg bekend voor: “Het gedrag van verlegen mensen wordt vaak verkeerd geïnterpreteerd. Op iemand die niet op komt dagen of stelselmatig wegkijkt, plak je eerder het label ‘arrogant’ of ‘onverschillig’ dan ‘verlegen’. Het gedrag is misleidend. Uiterlijk zie je iemand die het allemaal niet zo lijkt te boeien.”
Disfunctioneren in het dagelijks leven
Verlegenheid is geen zeldzaamheid. Tien tot vijftien procent van de mensen is verlegen. Er is zelfs een Vereniging van Verlegen Mensen. Bij drie à vier procent leidt de (extreme) verlegenheid tot een sociale angststoornis: een buitensporige, aanhoudende angst om negatief beoordeeld te worden door anderen. Deze angst is zo heftig dat het leidt tot disfunctioneren in het dagelijks leven. “Dat is veel meer dan een gewone verlegenheid”, benadrukt Van Vliet.
“Mensen vertellen vaak dat ze er al last van hadden op de kinderleeftijd. Een mevrouw vertelde dat ze als jong meisje achter de bank kroop als er bezoek kwam. Een studente verstopte zich achter de gordijnen als er mensen aanbelden bij het studentenhuis waar ze woonde. De telefoon aannemen, de deur opendoen, iets doen terwijl anderen toekijken: dat zijn dan moeilijke situaties.”
Zover kwam het bij mij gelukkig niet. Door het lezen van ‘gerenommeerde’ (zelfhulp)boeken, een tiental sessies bij een psycholoog, de bemoedigende woorden van mijn man en het begrip en de humor van vriendinnen, yoga en mijn professionele ontwikkeling verdween de verlegenheid langzaam maar zeker meer naar de achtergrond.
Maar het allermeest hielp het nog om op gezellige en zakelijke bijeenkomsten andere mensen te observeren. En te ervaren dat mensen veel meer met zichzelf bezig zijn dan met mij en mijn eventuele onbeholpen gedrag. Wat een eyeopener! Wat een verademing!
Niet overheen groeien
‘Daar groeit ze nog wel overheen’, zeggen mensen vaak over verlegen kinderen. Maar dat is een misvatting, benadrukt Westenberg. Achter verlegenheid gaat een biologisch mechanisme schuil en een genetische aanleg. Het is in die zin geen eigenschap waar je overheen kunt groeien.
In een onderzoek werden baby’s van een half jaar steeds met nieuwe voorwerpen geconfronteerd. De meeste baby’s reikten uit naar de nieuwe voorwerpen, maar de baby’s met een ‘verlegen aanleg’ wendden zich van de voorwerpen af.
“Ons brein reageert sterk op dingen die nieuw voor ons zijn”, legt Westenberg uit. “Zien we een nieuw gezicht? Dan volgt automatisch een schrikrespons: een onbekende is voor onze overleving immers een potentieel gevaar. In eerste instantie reageert iedereen afwerend op een nieuw gezicht, maar bij verlegen mensen is deze reactie sterker. Ook duurt het bij de verlegen mensen langer eer ze aan het nieuwe gezicht gewend zijn.”
De schrikrespons wordt als het ware steeds opnieuw geactiveerd. Ook als verlegen mensen hetzelfde gezicht vaker zien, krijgen ze het signaal dat het oppassen geblazen is, terwijl de schrikrespons bij mensen zonder verlegenheid juist geleidelijk minder wordt en uitdooft.
Westenberg en Van Vliet zijn betrokken bij familieonderzoek naar dit mechanisme. De uitkomsten vormen belangrijke informatie voor de omgang met verlegen mensen. ‘Wees toch niet zo verlegen’, blijkt alvast makkelijker gezegd dan gedaan. “Je moet je er bewust overheen zetten. Je zult met je verlegenheid moeten leren omgaan”, aldus Westenberg.
Positieve ervaringen opdoen
Op de lagere school schitteren verlegen kinderen meestal door hun onopvallendheid. Bij nieuwe situaties – zoals de overgang naar een andere school of wanneer ze in het middelpunt van de belangstelling moeten staan, zoals bij een spreekbeurt – leeft de angst op. Rond de puberteit neemt de intensiteit toe, doordat het oordeel van leeftijdgenoten belangrijker wordt. “Als je verlegen bent, heeft dit oordeel meer impact,” aldus psychiater Van Vliet, “omdat een verlegen kind ervan uitgaat dat het oordeel negatief zal zijn.”
Westenberg beaamt dat: “Een nare ervaring komt harder aan. Dat is de gevoeligheid van het systeem.”
Van Vliet: “Positieve ervaringen opdoen is belangrijk. Gelukkig leren kinderen tegenwoordig op jonge leeftijd iets te presenteren. Vroeger deed je je eerste spreekbeurt pas rond je elfde, twaalfde jaar. Dan was het veel meer beladen.”
Psychiater Van Vliet begeleidt extreem verlegen mensen die in het dagelijks leven flink gehinderd worden door hun verlegenheid. Ze kunnen geen partner vinden of werken onder hun niveau (om te voorkomen dat ze presentaties moeten houden). Met cognitieve gedragstherapie maakt zij ze bewust van de negatieve en irreële overtuigingen die schuilgaan achter hun angsten en gedrag, om deze vervolgens geleidelijk te vervangen door meer reële gedachten, waardoor de angsten verminderen. Ook leert de therapeut ze hoe ze de aandacht op anderen kunnen richten in plaats van op zichzelf. “Omdat het een hardnekkig patroon is, is het niet iets wat je zomaar eventjes afleert”, zegt ze. “De meeste mensen zeggen na de behandeling dat ze er goed mee kunnen leven. Maar het blijft altijd een gevoeligheid. Een kwetsbare aanleg waar je alert op moet blijven.”
Tips
Is je kind verlegen?
Over verlegenheid groei je niet vanzelf heen. Het is dus belangrijk om er zo vroeg mogelijk wat aan te doen. Prof. dr. Marisol Voncken geeft tips:
1.Wees alert
Was je zelf vroeger verlegen? Dan is de kans groot dat jouw kind het ook is. Wees alert als je merkt dat je kind zich vaker terugtrekt of sociale dingen vermijdt. Hoe meer je vermijdt, hoe meer je lijdt, is een bekende uitdrukking in de psychologie.
2.Houd het positief
Voorkom dat je ‘het spreken in de klas’ een negatieve lading meegeeft. Bemoedig je kind en normaliseer het gegeven dat iedereen af en toe wat zegt.
3.Wees behulpzaam
Alles wat misgaat betrekt een verlegen kind op zichzelf. Maar een kind weet niet precies waarom het gaat zoals het gaat. Geef aan dat je hem ziet worstelen en dat je wilt helpen om ze te leren omgaan met hun verlegenheid.
4.Verleg de aandacht
Samen wandelen, badmintonnen of knutselen en ondertussen praten is zeker voor verlegen kinderen (maar voor veel meer mensen) fijner dan een een-op-eengesprek waarbij je elkaar steeds in de ogen kijkt.
5.Niet forceren
‘Zeg jij nou ook eens wat’ of ‘Doe niet zo verlegen.’ Dit soort opmerkingen helpen een verlegen kind niet. Probeer een kind niet te forceren om zich extravert te gedragen. Daardoor voelden ze zich alleen maar een grotere mislukkeling.
6.Betrek ze erbij
Verlegen kinderen stralen uit dat ze met rust gelaten willen worden. Ga niet mee in hun vermijding door ze alleen te laten, maar probeer ze te laten invoegen in activiteiten. Vermijd directe vragen, maar ga naast ze staan, zak door de knieën, maak van daaruit samen het contact met de andere kinderen
Voor meer informatie over het familieonderzoek naar extreme verlegenheid: www.facebook.com/FamilieOnderzoekExtremeVerlegenheid
Deskundigen
- Prof. Michiel Westenberg, ontwikkelingspsycholoog bij het Instituut Psychologie van de Universiteit van Leiden.
- Dr. Irene van Vliet, psychiater bij het Leids Universitair Medisch Centrum.
- Prof. dr. Marisol Voncken, universitair docent bij de faculteit Psychologie en Neurowetenschappen aan de Universiteit Maastricht.