Zij: Na twee opnames op een gesloten psychiatrische afdeling in het ziekenhuis (paaz) is schrijver Myrthe van der Meer twee diagnosen rijker: manisch depressiviteit en het syndroom van Asperger (een autismespectrumstoornis). In het semi-autobiografische boek PAAZ en het vervolg daarop, Up, doet ze verslag van haar verblijf op de psychiatrische afdeling en haar leven met stemmingsstoornissen.
Zij: Cabaretier, actrice en radio-dj Yora Rienstra vertolkt Myrthe in het toneelstuk PAAZ, dat vanaf januari in heel Nederland te zien is. Ze weet van dichtbij wat het betekent om manisch depressief te zijn; haar oma leed aan de ziekte.
Waar: In Utrecht
Paaz-weetjes: Myrthe werkte voor ze op de paaz belandde bij een uitgeverij en redigeerde manuscripten van boeken. Ze had zelf al veel geschreven. Myrthe wilde met PAAZ een schets geven van de werkelijkheid. “Ik heb ook mijn psycholoog laten meelezen om te checken of mijn realiteit ook de zijne was.”
Visie: Myrthe: “Geriaters hebben ontdekt dat ouderen een vergeten groep zijn als het op depressie aankomt. We vinden het normaal dat mensen op een zekere leeftijd down zijn, omdat ze lichamelijk inleveren en leeftijdsgenoten verliezen. Een heel aantal bejaarden blijkt echter op te knappen met antidepressiva. Depressie hoort niet bij het leven omdat je nu eenmaal bejaard bent.”
Als het aan minister Edith Schippers van Volksgezondheid ligt, dan moeten we af van het taboe op depressie. Praten zullen we erover. Maar is dat genoeg om beter te worden? Schrijver Myrthe van der Meer en actrice Yora Rienstra proberen op geheel eigen wijze meer openheid te creëren rondom geestelijk lijden.
Gebke: “Myrthe van der Meer is een kruising tussen een supervrouw en een angstmuis. Nog voor we elkaar ontmoeten, heb ik al medelijden met haar. Ze vertelde in een interview dat het haar onwijs veel moeite kost om de deur uit te komen en nu moet ze behalve de deur uit, ook nog helemaal naar Utrecht. Tegelijkertijd is Myrthe een supervrouw. Waar een doorsnee-Nederlander al niet te koop loopt met een doodgewoon doktersbezoek, etaleert Myrthe moeiteloos haar ervaringen op de paaz, de gesloten psychiatrische afdeling van het ziekenhuis, in haar boeken PAAZ en Up. Hoezo taboe op depressiviteit en zelfmoord? Wat nou wegmoffelen van manisch depressiviteit en het syndroom van Asperger? Myrthes geestelijke noodtoestand is een dankbaar onderwerp, niet alleen in haar boeken, maar vanaf januari ook in het toneelstuk PAAZ. Actrice Yora Rienstra vertolkt Myrthe. De twee ontmoeten elkaar vandaag voor het eerst. Waar ik allereerst zo benieuwd naar ben, Myrthe, was het niet ontzettend eng om voor het eerst de openbaarheid met je verhaal op te zoeken?”
Myrthe:“Toen ik na de paaz eenmaal ‘vrij’ in mijn eigen huis leefde, spookten de herinneringen door mijn hoofd. Niet alleen de negatieve dingen, vooral ook de hilarische. Zo had ik rond sinterklaastijd bedacht dat we met alle patiënten onze schoen zouden zetten. Waren we een uur later allerlei schoenen kwijt, omdat er een kleptomaan opgenomen was. Herinneringen als neonkleuren in mijn hersenen. Alles wat ik meemaakte op de paaz was intens. Schrijven werd een manier van ordenen. Als zo’n hoofdstuk af was, wist ik ook waarom die gebeurtenis zo’n indruk maakte. Na drie maanden liet ik een vriend mijn dagboek lezen. Die zei meteen: ‘Dit is een boek, maar ik lees alleen maar vrolijkheid. Dat kan natuurlijk niet als je zwaar depressief en met zelfmoordneigingen min of meer gedwongen opgenomen bent.’ Als ik er een écht boek van wilde maken, moest ik terug naar de schrijftafel.”
Gebke: “Schaamde je je voor wat gebeurd was?”
Myrthe: “Absoluut niet. Wat ik gisteren heb meegemaakt, is gisteren. Praten over de paaz voelt niet meer persoonlijk. Het is klaar. Afgerond door het denken en schrijven.”
Yora: “Ik denk dat PAAZ voor veel mensen een openbaring is. Het is realistisch beschreven. Mijn oma was manisch depressief, ik ben als kind meerdere malen op de paaz geweest. Ondanks dat dit al even geleden is, denk ik dat opgenomen worden op een psychiatrische afdeling nog steeds taboe is. Ik hoor daar niemand over in mijn vriendenkring en volgens mij is het ook niet zo vanzelfsprekend dat je op ziekenbezoek gaat als iemand daar zit. Het is toch een beetje …”
Myrthe: “Een gekkenhuis voor gevaarlijke gestoorden.”
Yora: “Nou ja, een plek waar mensen alleen terechtkomen als ze écht niet meer voor rede vatbaar zijn. Daarom vind ik jouw boek ook zo goed. Het laat zien dat het op de paaz niet alleen kommer en kwel is, maar dat er ook veel gelachen wordt. Het is echt taboedoorbrekend. Het laat een wereld zien die voor veel mensen verborgen blijft. Ik hoop dat we met de voorstelling nog een extra bijdrage kunnen leveren aan meer acceptatie. Dat mensen met depressie, manisch depressiviteit en zelfmoordgedachten op meer begrip kunnen rekenen en meer uit hun isolement komen. Ik heb toch het idee dat gevoelens zoals depressiviteit nog te makkelijk weggewimpeld worden, dat iedereen altijd maar klaarstaat met oplossingen of de boel met de beste intenties relativeert: ‘Oh, dat heb ik ook! Maar wie niet? Het is winter.’ Of: ‘Weet je wat jij moet doen? Je moet gewoon gaan wandelen. Dat helpt echt!’”
Myrthe:“Of visvetzuren slikken. Yeah right! Alsof ik dat al niet geprobeerd heb. Als het vervolgens niet werkt, heb ik wéér iets niet goed gedaan en voel ik me nog rotter.”
Gebke: “Waarom heb je niet eerder hulp gezocht?”
Myrthe: “Zolang ik me herinner, heb ik depressies. Vanaf mijn twaalfde kwam daar regelmatig een doodswens bij. Ik heb geen ervoor of erna, wat veel mensen wel hebben die ineens depressief worden. Voor mij stond depressiviteit gelijk aan een karakterfout.”
Yora: “Op een gegeven ogenblik gaat een gemoedstoestand ook bij je horen. Bij mijn oma bijvoorbeeld gingen haar stemmingen niet snel op en neer, maar meer in golfbewegingen. Ze is wel zeven jaar depressief geweest, mijn hele puberteit. Mijn opa kleedde haar aan en verzorgde haar. Als je vroeg hoe het met haar ging, antwoordde ze: ‘Dat weet ik niet.’ Daarmee stopte elk gesprek. Ze zat alleen op de bank. Als een depressie zo lang duurt, dan neem je dat op een gegeven ogenblik voor waar aan. Het hoort erbij. Maar mijn oma was natuurlijk meer dan alleen haar ziekte. Ze was ook een vrouw met ontzettend veel humor. Dat zou je soms bijna vergeten door die manisch depressiviteit. Aan het eind van haar leven kregen we ook weer die heel andere kant van haar te zien. De ommekeer qua stemming kwam toen mijn opa overleed. Heel gek. Ik had een gedicht voorgedragen tijdens zijn afscheid en mijn oma kwam helemaal vrolijk naar me toe: ‘Kind, wat heb je dat mooi gedaan!’ Ze vroeg ineens van alles. Dat voelde heel raar.”
Gebke: “Je had wel je oma terug.”
Yora: “Zo zou ik dat niet noemen. We hadden wel weer een vorm van contact.”
Stilte. “Myrthe, hoe vind je het dat ik jou ga spelen in het toneelstuk? Eng?”
Myrthe: “Niet zo eng meer, omdat we ook al met de verfilming van het boek bezig zijn geweest. En ik heb het script gelezen. Dat was zo herkenbaar. Ik maak me geen zorgen, hooguit om jou. PAAZ is een en al emotie. Als je mij vier tot vijf keer per week speelt, dan speel je bijna elke dag dat je dood wilt.”
Yora: “Dat is het mooie aan acteren. Je hoeft niet depressief te zijn om iemand te spelen die aan depressie lijdt. Bovendien, je boek is niet alleen maar deprimerend. Ik heb er ook smakelijk om moeten lachen. Die humor is ontzettend belangrijk, ook in de voorstelling. Het is niet de bedoeling dat mensen half depressief terug naar huis gaan. Nee, ik wil mensen hetzelfde gevoel geven als ik had toen ik je boek voor het eerst las: ik heb er soms om moeten huilen, maar vooral ook erg om gelachen.”
Gebke: “Opgenomen worden op de paaz lijkt me een laatste redmiddel. Had dat voorkomen kunnen worden?”
Myrthe:“Weet je wat het is, er wordt weinig over depressie en doodgaan gesproken, zeker als je kind bent. De enige depressieveling die ik kende, sleepte zich eens per jaar in Goede Tijden, Slechte Tijden letterlijk door zijn bestaan. Zo was ik niet. Ik had een heel normaal leven. Dus hoe kon ik depressief zijn?”
Yora: “Aha! En jij had natuurlijk ook geen gescheiden ex-man die er met je vriendin vandoor ging? Nee? Dat dacht ik al! Tjonge, het is een wonder dat ze in GTST niet allemaal aan de lopende band depressief zijn. Maar dat hokjesdenken herken ik. Als ik vertel dat ik op vrouwen val, zeggen mensen meteen: ‘Zo zie je er helemaal niet uit!’ Stereotypen zijn killing. Ik heb geholpen tijdens de vluchtelingencrisis op Lesbos, hoor ik in het vliegtuig terug naar Nederland mensen klagen dat vluchtelingen een iPhone hebben. Ja mensen, we leven in 2016! Je gooit voordat je vlucht niet eerst je telefoon weg en trekt vervolgens je lompen aan.”
Myrthe:“Precies dat. Mensen reageren vaak ook verrast als iemand zelfmoord pleegt, alsof mensen zomaar voor de trein springen. Vaak vechten zij al weken of maanden tegen de dood, maar dat is niet iets wat je zomaar deelt. En trouwens, ik kwam er pas op de paaz achter dat de meeste mensen willen leven. Voor die tijd dacht ik dat iedereen een doodswens had.”
Gebke: “Wat zou je deze mensen adviseren?”
Myrthe: “Praat erover. Niet per se meteen met je ouders of je partner. Dat heb ik ook niet gedaan. Stel je voor, dan zou ik ze verdriet doen en dat was het laatste wat ik wilde. Met wie dan wel? Hulpverleners. Daar kun je zonder schuldgevoel al je rotzooi op tafel gooien. Dat heb ik moeten leren, hoor. Voor ik werd opgenomen, wist ik niet eens het verschil tussen een psycholoog en psychiater. Ik belandde in een wereld waarvan ik niet wist dat die bestond.”
Yora: “Dat lijkt me eng, en vooral ook voor het eerst medicatie slikken.”
Myrthe: “Dat was wel een ding. Iedereen geloofde dat het goed kwam als ik die pillen nam. Ik heb me op een zeker moment overgeleverd: ‘Als jij zegt dat ik beter kan worden, laat het maar zien dan!’ Ik was als echte depressieveling nauwelijks bezig met genezen. Ik wilde alleen in bed liggen, de dekens over me heen trekken en wachten tot het leven ophield.”
Yora: “Je slikte die pillen dus wel? Als mijn oma manisch was, voelde ze zich helemaal gelukkig en dumpte ze stiekem haar medicatie in de plantenbak.”
Myrthe: “Nou, als je manisch bent, ben je níét gelukkig. Niet echt tenminste. Achter dat gelukszalige gevoel zit een gejaagdheid. Je weet dat dit gevoel eindig is en er moet nog zo veel gebeuren voor de uitputting en moedeloosheid toeslaan. Weet je wat wel geluk is? Tevredenheid. Dat gevoel heb ik drie maanden in mijn leven gekend, toen ik net aan de lithium zat. Normaal gesproken ben ik een hoofd op twee stokjes. Het kan me niet schelen als mijn arm afgehakt wordt. Het is toch niet van mij. Met de lithium vúlde ik mijn lichaam. Toen wist ik: zo voelt het dus om stabiel te zijn. Vanaf het moment dat ik de lithium afbouwde, was dat gevoel voorgoed verdwenen. De psychiater en ik zoeken nog altijd naar de ideale combinatie van medicijnen, maar elke keer als ik met lithium minder, word ik meegesleurd in een depressie. Dat kan heel snel gaan. Van het weekend was ik met mijn vriend uit eten. Er stond een blender te draaien en ik voelde mijn stemming met de minuut afbrokkelen. Zo hard komt dat geluid binnen, het is alsof het me leegzuigt. Zonder die lithium is het nog veel erger. Dan is het een week up, een week down.”
Yora: “De meeste mensen hebben na het lezen van PAAZ een ‘eind goed, al goed-gevoel’, maar dat is het dus niet.”
Myrthe: “Nee. Beter word ik niet, maar ik kan wel geholpen worden. Dat klinkt alsof ik een gecastreerde hond ben, maar echt: praten helpt! Als ik depressief ben en ik sta na een bezoek aan de psychiater buiten, denk ik: zo, daar ben ik dus weer niets mee opgeschoten. Tegelijkertijd voel ik me wel beter. Al pratende orden ik mijn gedachten en zie ik alles beter in perspectief. Mijn huidige psychiater maakt gelukkig ook geen loze beloftes zoals de vorige deed. Zij zag in elke nieuwe pil de verlossing. Vervolgens sloeg die weer niet aan! Als ik mijn huidige psychiater vraag waarom we juist deze pil gaan proberen en niet een van die driehonderd andere, antwoordt hij: ‘Ik weet het niet, maar andere patiënten reageren er goed op.’”
Yora: “Dat lijkt mij vreselijk, een arts die het ook niet weet. Een dokter moet mijn gezondheid regisseren zoals een regisseur dat met een toneelstuk doet. Als hij dat niet kan, ga ik naar een ander.”
Myrthe: “Ik heb veel dingen op de paaz geleerd, dit is er een van: de dokter is niet alwetend. Hij heeft niet dé oplossing, maar wil mij wel helpen. De bevestiging van zijn onzekerheid geeft mij zekerheid en dat is genoeg.”
Gebke: “Hoe vond je het om de diagnose ‘manisch depressiviteit’ te krijgen?”
Yora floept er – nog voor Myrthe de kans krijgt – spontaan uit: “Ik vond het heel erg. Ja. Echt. Dat betekent dat het toch weer niet goed met je ging. Dat vond ik heel verdrietig.”
Myrthe:“De diagnose was ook heftig. Tot die tijd hoopte ik elke keer dat déze depressie de laatste was. Met manisch depressiviteit heb je levenslang. Altijd medicijnen slikken. Altijd onder controle van een psychiater. De diagnose van het syndroom van Asperger daarentegen is feest der herkenning. Het verklaart waarom mijn vriend nooit onaangekondigd bij mij op de stoep kan staan. Het verklaart ook waarom ik veel van mijn familie houd, maar nooit de behoefte voel mijn zusjes te bellen of mijn ouders te zien. Sociale contacten onderhouden is voor mij een hel. Een interview gaat wel, dat heeft een doel. Maar ik weet niet wat ik mijn vrienden moet vragen, terwijl ik weet dat ze iets van mij verwachten. Asperger verklaart ook waarom alles altijd op dezelfde plek moet liggen en ik niet de deur uit wil.”
Gebke: “Hoe vind je de moed daartegen in te gaan?”
Myrthe: “Dat is geen moed met een ‘d’, maar moet met een ‘t’. Ik ga er pas uit als het echt niet anders kan. Zo heb ik een pony en daar moet ik elke dag heen. Maar dat stel ik zo lang uit, meestal schemert het als ik er ben.”
Yora: “Hoe reageerde je familie op je boek?”
Myrthe: “Mijn vader analyseerde het op spelfouten, mijn moeder scande het supersnel en mijn oma heeft het met de boekenclub gelezen. Toen ze dat vertelde, dacht ik wel: ohhh, fuck. Maar iedereen leest anders. Zo moest een verpleegkundige het wegleggen, omdat ze niet tegen ‘zulke middeleeuwse praktijken’ kon. Ik vond het wel meevallen op de paaz. Wat hebben die verpleegkundigen een geduld! Continu kregen ze mijn depressieve shit over zich heen en nooit gebruikten ze de woorden: ‘Doe eens even normaal.’ Ik heb onwijs veel geleerd. Zo praatten de psychiater en ik compleet langs elkaar heen. Frustrerend. Daardoor moest ik echter wel voor het eerst in mijn leven voor mezelf opkomen. Als je altijd omringd bent met begripvolle mensen die alles opvangen, hoef je nooit een streep te trekken.”
Gebke: “Wat kun je als ‘familie of vrienden van’ betekenen voor iemand met manisch depressiviteit of depressiviteit?”
Myrthe:“Ik denk niet dat mijn ouder meer hadden kunnen doen. Als kind had ik vaak huilbuien. Maar ja, mijn zus had eczeem. Ik las het liefst boeken in mijn eentje op mijn kamer, mijn zus was het liefst altijd bij mijn moeder. Voor ouders is het vaak lastig te bepalen waar bij hun kinderen karakter eindigt en ziekte begint. Het is bovendien heel moeilijk om met mij contact te krijgen. Ik heb ook mijn leven lang tegen mijn ouders gelogen. Nou ja, gelogen … Me beter voorgedaan dan ik me voelde. Na mijn opname op de paaz kreeg mijn familie bovendien totaal geen begeleiding voor hoe ze met mij om moesten gaan. In het begin was mijn moeder doodsbang. Ze scande mijn kleding voor ik naar mijn pony ging: wat heeft ze aan? Hoe laat is ze vertrokken? Ze was er continu mee bezig dat ik misschien niet meer zou terugkeren. Na dat halfjaar groeide het vertrouwen. Mijn moeder merkte dat ik me aan de afspraken hield en dat ik praatte over mijn gevoelens. En dat doe ik nog steeds. Niet dat het altijd goed met me gaat, maar dan zeg ik het en dat is het grote verschil.”
Meer weten:
- Up, Myrthe van der Meer, ISBN 978 90 443 472 03, € 19,95
- Vanaf 12 januari trekt PAAZ, het toneelstuk, door Nederland. Wil je een voorstelling bijwonen? Op solostories.nl vind je de hele speellijst.