Oost, west, thuis best?
Voel jij je thuis in je eigen huis?
Ergens thuiskomen, je thuis voelen, op je plek zijn. Het klinkt zo vanzelfsprekend en het is ook nog eens een geweldige basis om als mens lekker in je vel te zitten. Maar wat als je je niet thuis voelt op de plek waar je woont? Hoe ongezond is dat? En zijn er manieren om je thuisgevoel te versterken?
‘Een verdwaalde Brabander’, zo noemt mijn man me. Een betere omschrijving kan ik zelf niet bedenken. Na bijna twintig jaar Veluwe heb ik het nog altijd over Brabant als ik het over ‘thuis’ heb. En echt, ik heb een prima huis, aardige buren en de mensen in de stad waar ik nu woon zijn vriendelijk. En toch mis ik ‘iets’. Gelukkig ben ik niet de enige die met een zekere heimwee terugverlangt naar mijn roots. “Ik woon al jaren in Amsterdam, maar als ik in Groningen ben of met Groningers optrek – daar kom ik vandaan – dan ben ik op mijn plek”, geeft omgevingspsycholoog Camilla Meijer aan.
Ook geestelijk verzorger Femke Stock, die wetenschappelijk onderzoek deed naar het thuisgevoel, weet waarover ik het heb. “Ikzelf ben half Duits. En mijn leven is hier, in Nederland, maar zodra ik de grens over ga en de nummerborden wit kleuren, denk ik toch: yesss! Ik duik de supermarkt in en koop allerlei lekkere dingetjes die je in Nederland niet kunt krijgen en waarmee ik mijn beroemde Duitse taarten bak.”
Ondoordacht design
Wat bepaalt ons thuisgevoel en hoe belangrijk is dat voor je gezondheid? Op zoek naar antwoorden neem ik contact op met verschillende omgevingspsychologen, die stuk voor stuk geen tijd hebben voor een interview. “Ja, we hebben het gigantisch druk”, bevestigt Meijer. “Het is net alsof ineens iedereen – beleidsmakers, gemeenten, woningcoöperaties – ontdekt dat je leefomgeving ontzettend bepalend is voor je gezondheid. Er is veel wat mensen nog niet weten. Bijvoorbeeld dat het doorgaans lastiger is om in een flat te aarden dan in een rijtjeshuis, omdat bewoners vanwege al die verschillende woonlagen minder makkelijk met elkaar in contact komen en zo vreemden van elkaar blijven.”
“Ook ondoordacht design kan ervoor zorgen dat het gevoel van veiligheid in de wijk in het gedrang komt. Een overkapping bij de voordeur waarachter zich iemand kan verschuilen, mag architectonisch mooi zijn, maar is een voorbeeld van hoe het niet moet. In Scandinavië denken omgevingspsychologen daarom al vaak mee voordat nieuwe woonwijken aangelegd worden. Zover zijn we in Nederland nog niet, maar we worden wel steeds vaker gevraagd om advies, bijvoorbeeld om het woonklimaat in een wijk te verbeteren.”
Je eigen stempel drukken
De perfecte match tussen jou en je woonomgeving, dat bepaalt volgens Meijer of je je thuis voelt of niet. “Uiteraard speelt ook je motivatie om te verhuizen een rol. Moet je noodgedwongen je huis verlaten of ben je opgelucht dat je weg kunt? Ga je erop vooruit of lever je in? En hoe word je in de straat ontvangen? Krijg je een warm welkom of word je met de nek aangekeken?”
“Psychologisch betekent verhuizen hoe dan ook dat je je identiteit opnieuw moet vormgeven. Dat doe je door je huis in te richten met je eigen spullen, de muren een nieuw kleurtje te geven en andere gordijnen uit te kiezen. Onderschat niet hoe belangrijk dit is. Daarmee druk je niet alleen een stempel op je inrichting, je geeft ook uitdrukking aan wie je bent. Dat versterkt het gevoel van zelfregie. Psychologisch onderzoek laat zien dat de mate waarin je controle kunt uitoefenen, bepalend is voor de mate waarin je stress ervaart.”
“Mensen die bijvoorbeeld werken in kantoortuinen, waar geen raam open kan, waar je geen invloed hebt op de temperatuur of andere klimaataspecten, geven vaker aan dat zij zich hulpeloos of machteloos voelen. Dat resulteert niet alleen in meer stress en gezondheidsklachten, het kan zelfs de groepsdynamiek van een team negatief beïnvloeden. Een beetje thuis meenemen naar je werk, zoals een foto van je gezin, kan het gevoel van zelfregie al wat versterken. Meedenken over de inrichting of bepalen welke kleur er op de muren komt, werkt ook positief.”
Trots op je roots
Wat dat betreft heb ik niets te klagen: ik heb me kunnen uitleven qua inrichting. Maar toch lijkt dat heerlijke huis niet genoeg om me echt honderd procent thuis te voelen. “Hoe verder je van huis bent, hoe minder het gevoel van controle is, hoe moeilijker het is om je thuis te voelen”, geeft Meijer aan. “Het idee dat je overgeleverd bent aan vreemden, die je maar moet vertrouwen: dát vinden mensen vaak heel lastig. Dat is precies wat er gebeurt als je je vertrouwde omgeving inruilt voor iets nieuws. Zeker als je te maken krijgt met een andere taal en grote culturele verschillen (zoals dat bij emigreren het geval is), kan dat een extra bron van stress vormen. Maar ook in Nederland kunnen regionale verschillen groot zijn. Herkenbaarheid versterkt het gevoel van vertrouwen en vermindert stress. De plek waar je opgegroeid bent – de gewoontes, de geuren, de feesten, de gebouwen – dat is het meest herkenbare en gaat in je ‘thuis-DNA zitten.”
Tot slot speelt trots een rol bij het thuisgevoel, geeft Meijer aan. “Hoe trots ben je op je roots?” En misschien zit daar bij mij gek genoeg wel de crux. Want als ik denk aan mijn geboorteplaats en hoe mooi het historische centrum is, dan voel ik die trots. Daar ligt mijn familiegeschiedenis, daar weten mensen wat feestvieren is en daar kunnen vage bekenden aan mijn ogen zien wie mijn vader is (“Jij bent er zeker een van …?”). Dat heb ik niet op de Veluwe. “Het is vaak niet een ding dat ons thuisgevoel definieert,” verwoordt Meijer, “maar al die kleine elementjes bij elkaar. Juist die laten zich niet zo makkelijk kopiëren in een nieuwe woonomgeving. Die ene plek waar jij je zo thuis voelt, is uniek.”
Turk of Nederlander: wat ben je?
Toch is volgens geestelijk verzorger Stock, die het thuisgevoel onderzocht, het thuisgevoel meestal niet zo’n eenduidig begrip. “We zien dat thuisgevoel vaak als iets heel duidelijks en eendimensionaals, maar dat is het helemaal niet. Het is ontzettend gelaagd. Je kunt je prima thuis voelen in je eigen huis, maar niet in je buurt of stad of andersom. Daarnaast kun je je op meerdere plekken tegelijkertijd thuis voelen. Bovendien verandert het thuisgevoel door de tijd heen. Als student ga je op kamers en is je ouderlijk huis niet meer of veel minder je thuis. Het thuisgevoel is soms even veranderlijk als verraderlijk. Want alhoewel thuis vaak symbool staat voor je veilig voelen, noemen slachtoffers van huiselijk geweld hun huis vaak nog steeds hun thuis.”
Het thuisgevoel is kleurrijk, weerbarstig en tegenstrijdig en dat verklaart waarom de vraag ‘Waar voel jij je thuis?’ soms moeilijk te beantwoorden is. Stock interviewde voor haar promotieonderzoek diverse Turkse en Marokkaanse Nederlanders over hun thuisgevoel. “Zij krijgen regelmatig de vraag voorgelegd: voel je je meer Turk/Marokkaan dan Nederlander of andersom? Sommige mensen vinden dit een mooie aanleiding om te vertellen over hun achtergrond, andere vinden dit een onmogelijk dilemma. Alsof je moet kiezen van welke ouder of van welk kind je het meest houdt. Die keuze valt niet te maken. Dat herken ik. Voel ik me meer Duitser dan Nederlander? Nee. Het is niet ‘of, of’, het is ‘en, en’. Ik ben beiden.”
Wat als ik moest kiezen: werd het dan de Veluwe of Brabant? Wat dat betreft ben ik net als de Turkse en Marokkaanse Nederlanders: ik kan niet kiezen. Mijn kinderen zijn geboren op de Veluwe, ze hebben het goed. Moet ik misschien op inburgeringscursus op de Veluwe?
Stock: “Je thuis voelen heeft niet per definitie te maken met de mate waarin je ingeburgerd bent. Tijdens mijn onderzoek heb ik mensen ontmoet die perfect Nederlands spraken, een goede baan hadden, woonden in een prachtige wijk en toch zeiden: ‘Later ga ik terug naar Marokko of Turkije.’ Anderzijds heb ik mensen gesproken die op het eerste gezicht veel minder geïntegreerd leken, maar die vol overtuiging zeiden: ‘Nederland is mijn thuis.’”
Thuis in je eigen lijf
Stock ging na haar promotie aan de slag als geestelijk verzorger bij het VUmc. Je zou het misschien niet denken, maar ook in dit ziekenhuis krijgt ze te maken met het thuisgevoel. “Ziek zijn maakt dat mensen zich vaak minder thuis voelen in hun eigen lichaam. Als je bovendien voor langere tijd in het ziekenhuis komt te liggen, bepalen artsen en verpleegkundigen, uiteraard met de beste bedoelingen, wat er gebeurt. Je zelfregie, de zelfcontrole is compleet foetsie. Je bent in een vreemde omgeving. Anderen bepalen wanneer je gewassen wordt, hoe laat je opstaat, wat je eet en wanneer. Je kunt vaak geen raam opendoen, hebt geen invloed op de temperatuur en zomaar naar buiten gaan is er niet bij.”
Al met al reden genoeg om je wat ontheemd te voelen. “Het gemis van thuis is vaak niet alleen geestelijk, maar ook lichamelijk. Niets is immers zo lekker als je eigen bed of bank. En behalve het gemis van spullen, is het grootste gemis uiteraard het gemis van dierbaren. Tegelijkertijd kunnen mensen, en dat klinkt misschien tegenstrijdig, zich ook wel weer op hun plek voelen in het ziekenhuis door de verbondenheid met lotgenoten. Als zieke in een ‘gezonde’ maatschappij kun je je soms alleen en verloren voelen.”
Hoeveel lijk jij op je buurvrouw?
Sommige mensen hebben van alles nodig om zich thuis te kunnen voelen, anderen, de echte nomaden, voelen zich met niets, waar dan ook ter wereld thuis. “Nou, ik denk dat we allemaal wel een stukje thuis nodig hebben om ons mens te kunnen voelen, al is het maar een koffer met kleding en wat boeken”, werpt stadspsycholoog Sander van der Ham tegen.
Van der Ham deed tijdens zijn studie onderzoek naar het thuisgevoel onder ouderen die noodgedwongen in een verzorgingshuis moesten gaan wonen. Conclusie? “Hoe meer mensen zich thuis voelen, hoe beter zij hun lichamelijke gezondheid, geestelijke conditie en levenskwaliteit beoordelen.”
Hoe zorg je dan dat mensen zich zo snel mogelijk thuis voelen? Gemeenschappelijkheid lijkt hierin het sleutelwoord. Hoe meer je gemeen hebt, hoe minder de kans op conflicten, hoe beter je kunt aarden, aldus de stadspsychologie. Tja, en niet elke 65-plusser houdt van bingo. “Met die diversiteit wordt in de huidige ouderenzorg nog te weinig rekening gehouden. Niet voor niets zijn kleine woonconcepten zoals hofjes voor ouderen ongekend populair. Niet alleen vanwege hun kleinschaligheid, maar ook omdat bij het selecteren van nieuwe bewoners gekeken wordt naar gemeenschappelijke interesses, karakter en gedeelde achtergronden zoals leeftijd, opleidingsniveau en afkomst.”
Wat opgaat voor senioren, gaat voor ons allemaal op. De kans op een goede relatie met je buren is groter als je veel op elkaar lijkt. In mijn buurtje vind je mensen van allerlei leeftijden en gezindten, maar mijn broer woont in een straat met alleen maar vrijdenkers, waar alle kinderen ongeveer tegelijkertijd geboren zijn. Buren fladderen bij elkaar in en uit. Hij wil nooit meer weg. Van der Ham: “Hetzelfde gebeurt vaak in Vinex-wijken waar veel jonge gezinnen wonen en ook in de jaren vijftig kenden we dit fenomeen al in de portiekflats. Mensen woonden er graag. Het waren gezinnen met eenzelfde achtergrond, met hooguit een of twee kinderen die samen speelden op binnenhofjes. Maar tijden veranderen. Perfect blijft niet perfect. De huidige bewoners komen uit alle delen van de wereld. Er wonen grote gezinnen dicht op elkaar, er zijn veel verschillen en dat zorgt regelmatig voor problemen. Vanuit de stadspsychologie zou het helemaal niet verkeerd zijn om gelijkgestemden met elkaar in een wijk te laten wonen, maar heel terecht steekt de wet daar een stokje voor.”
Oppervlakkig, maar niet onbelangrijk
Een goed contact met je buren is bepalend voor je thuisgevoel, maar meestal ontstaat het niet spontaan, stelt Van der Ham. “Voor een goede relatie met je buren moet je moeite doen.” Collega José is zo’n buurvrouw die barbecues en kampeerweekenden voor de hele buurt regelt. Ik niet. Ik ben liever op mezelf. In hoeverre is dit slecht voor mijn thuisgevoel? “Je hoeft ook geen beste vrienden te worden met je buren. Maar als je een buurtbarbecue of een jeu-des-boulestoernooi voor de straat houdt, dan bouw je samen aan rituelen en tradities die een band smeden, waardoor een verantwoordelijkheidsgevoel ontstaat naar elkaar en je leefomgeving. In die gemeenschappelijkheid schieten armoede en eenzaamheid minder snel wortel.”
“Er bestaan veel niveaus van contact, die allemaal waardevol zijn”, onderstreept Van der Ham. “In die eerste kring heb je je familie en beste vrienden. Het hart van je netwerk. Daar ga je diepe verbindingen mee aan. Maar je hebt ook veel los-vastcontacten. Buren, mensen van de sportclub of die je kent via school. Die groet je, daar klets je even wat mee. Negentig procent van die mensen zijn passanten, geen echte vrienden. Maar het is juist dat oppervlakkige contact dat ervoor zorgt dat je je gezien en erkend voelt. Een praatje maken bij de buurtsuper en je buurvrouw groeten, dat geeft je het gevoel ergens bij te horen. En dat maakt een mens minder alleen en kan de vicieuze cirkel rondom eenzaamheid doorbreken.”
“Oppervlakkige relaties zijn dus niet per definitie onbelangrijke relaties. Want als de nood aan de man is, zijn het die vele oppervlakkige en hechte contacten samen die allemaal wel bereid zijn om iets voor je te doen. Hoe meer verschillende soorten contacten je hebt, hoe sterker je netwerk. En, een goed netwerk is belangrijk voor een goede gezondheid. In dat kader is het ook doodzonde dat in de jaren 30 en 40 van de vorige eeuw garden city’s ontworpen werden: grote flats met volop groen eromheen, waar wonen, werken en winkelen uit elkaar getrokken werden. Later gebeurde dat ook in de suburbs en Vinex-wijken. Daardoor worden ook nu nog steeds sociale en economische netwerken gescheiden. En dat maakt je kwetsbaarder.”
De stoep voor burencontact
Die versnippering van mijn netwerk herken ik. Ik werk in Zwolle, manlief in Amsterdam, we wonen op Veluwe en de hele familie zit in Brabant. Ik denk dat de versnippering van mijn netwerk voor een belangrijk deel mijn verscheurde thuisgevoel verklaart. Wat kun je daartegen doen? Verhuizen naar Brabant is geen optie, ander werk zoeken ook niet.
“Wanneer er geen familie om de hoek woont, worden buren voor je netwerk belangrijker. Iets simpels als een bankje neerzetten op de stoep kan het buurtcontact versoepelen”, is de ervaring van Van der Ham. “De stoep is een interessant fenomeen. Het is een overgangszone tussen privé en publiek domein. Als je zelf geen voortuin hebt en je mag de eerste anderhalve meter van de stoep claimen en inrichten zoals jij wilt, met een bankje en wat planten, dan creëer je meer afstand tot je woonkamer. Mensen kunnen minder goed binnen kijken. Je zit voor je gevoel meer privé en dat verlaagt je stressniveau.”
“Daarnaast verbetert zo’n bank op de stoep het contact met de buren. Want je gaat er even zitten, drinkt een kop koffie. De buurvrouw sluit aan en begint een gesprekje en van het een komt vaak het ander. Voor je het weet, sta je samen bij de gemeente met een idee hoe je de buurt kunt verbeteren of organiseer je met elkaar een buurtbarbecue. En soms gebeurt er ook niets, maar dan is er wel meer contact. Die anderhalve meter voor je huis is goud waard. Meer moet het trouwens ook niet worden. Om grote voortuinen worden algauw hagen en hekken geplaatst en zo sluit je buurtcontact buiten.” Van het weekend moet ik dus maar eens mijn heg van twee meter hoog gaan snoeien. Het bankje staat al op straat. Al is er nog niemand op gaan zitten.
Wortelen na een verhuizing
- Investeer tijd en geld in het eigen maken van je nieuwe huis
- Organiseer iets leuks met andere buren voor de straat
- Zet een bankje neer op de stoep
- Meld je aan bij clubjes, vrijwilligerswerk of sportverenigingen
- Als je de keuze hebt: ga dan niet voor grote voortuinen en hoge hagen of hekken voor je huis
Groen: onbewust onthaasten
Je leefomgeving groener maken kan van invloed zijn op je gezondheid. Niet alleen worden mensen meer uitgedaagd om in een groene omgeving in beweging te komen, ook werkt groen via je ogen ontspannend op je brein. Stadspsycholoog Sander van der Ham: “Groen speelt binnen de omgevingspsychologie een ontzettend belangrijke rol. Als je aan de buitenranden, helemaal aan de zijkant van je ogen, groen in beeld krijgt, dan vertraagt automatisch je pas. Het is een onbewuste manier van onthaasten en het verklaart waarschijnlijk waarom we zoveel liever door een park wandelen of fietsen dan over de weg.”
Deskundigen:
- Camilla Meijer werkt als omgevingspsycholoog bij de gemeente Amsterdam
- Sander van der Ham is stadspsycholoog bij het Thuismakers Collectief
- Femke Stock is geestelijk verzorger bij VUmc en gepromoveerd op het onderwerp ‘thuisgevoel’
Meer weten?:
Meer over het onderzoek van Femke Stock: brill.com/abstract/title/35171