Honing is een natuurproduct, dus biologisch, toch? Eh, nee. Sterker nog, een gangbare bijenhouderij verschilt weinig van een regulier boerenbedrijf. Biologisch imkeren is echt anders. Hoe anders? Redacteur Linda de Waart bezocht een van Nederlands eerste, gecertificeerde biologische imkerijen: De Oase van Elmar Mook. “Het is een overwinning dat ik me officieel biologisch imker mag noemen.”
De zon brandt op de kap over mijn hoofd. In een witte, sterk naar rook geurende overall been ik met grote passen door het hoge gras, richting de bijenkasten langs de houtwal. Een bruingevlekte koe heft loom haar kop op, niet het minst uit het lood geslagen door die astronautachtige verschijning in het weiland. Aanzwellend gezoem overstemt mijn ademhaling. Bijen vliegen af en aan met balletjes stuifmeel aan hun achterpootjes. “Heidestuifmeel”, zegt Elmar Mook, vanachter het gaas van zijn imkerkap. “Dat zie ik aan die diepgele, haast oranje kleur.” Negentien bijenvolken houdt hij hier op deze prachtige plek in Drenthe. De andere 111 volken staan verspreidt over gebieden in de buurt en bij Nijmegen. Elmar vult zijn beroker met zaagsel en gras en steekt het aan. Hij grijnst jongensachtig: “Ik mag vrijwel iedere dag fikkie stoken.”
Terwijl hij pufjes rook over een van de kasten blaast, haalt hij het deksel eraf. Voorzichtig bikt hij met een kastbeitel – “Mijn belangrijkste gereedschap, ik ben ermee vergroeid” – wat was weg, waarna hij een van de raten loswrikt. Een donzige deken van bijen golft, schijnbaar onverstoord, over de raat. Toch is deze handeling niet onschuldig, vertelt Elmar. “Hoewel het voor onze normen nu warm is, is het dat voor de bijen niet. In de kast is het 35 graden, lichaamstemperatuur. Als de bijen te lang worden blootgesteld aan lagere temperaturen, kunnen ze onderkoeld raken en zelfs sterven.” Een bijenvolk moet je zien als één warmbloedig dier, legt Elmar uit. “Bijen zijn cellen of organen met verschillende taken. Met z’n allen zorgen ze ervoor dat het dier functioneert en gezond blijft. Een kast openmaken, is dus bijna een chirurgische ingreep; je maakt het lichaam open.”
Hart van het volk
Elmar plaatst de raat terug en peutert een andere los. “Kijk, hier zie je het broednest”, wijst hij. “En hier is de koningin. Ze legt eitjes.” Een grote bij met rugnummer 94 duwt systematisch haar achterlijf in de cellen, ondertussen wordt ze ijverig gepoetst en gevoed door werkbijen. “We noemen de koningin ook wel moer”, vertelt Elmar. “De moeder van alle bijen. In een zomerseizoen legt ze tot wel tweeduizend eitjes per dag. De meeste larven groeien uit tot werkbijen. Enkelen krijgen speciale voeding, koninginnegelei, en worden koningin. De mannelijke darren ontstaan in het voorjaar. In het kader van de ‘één lichaamtheorie’ kun je de darren zien als vliegende spermacellen die vrijwel als enige doel hebben de koningin te bevruchten. Het broednest is als het ware het hart van het bijenvolk, het ruggenmerg waar de larven leven en nieuwe bijtjes geboren worden. Omdat ik vind dat dit een geheel moet zijn, gebruik ik bijenkasten waarbij het broednest zich in één kastdeel bevindt, niet gescheiden door latjes en loze ruimtes. Op die manier vormt het bijenvolk beter een eenheid.”
Op de broedkamer stapelt Elmar honingkamers. Een rooster (moerrooster) zorgt ervoor dat de koningin daar niet kan komen om eitjes te leggen. In de honingkamers zit dus echt alleen honing. “Aan het eind van het seizoen haal ik deze kamers eraf en kan ik de honing uit de raten oogsten. Een volle honingkamer weegt wel 25 kilo. Dan is het sjouwen geblazen!” “Kom maar schatjes, dan mogen jullie weer terug in de warmte”, zegt Elmar liefkozend als hij de bijenkast weer afsluit. Het is genoeg geweest voor vandaag. We trekken onze pakken uit en wandelen naar Elmars auto, waarmee we even later terug naar zijn eeuwenoude boerderij rijden.
Bijensterfte
De rit voert door bossen en dorpjes, langs uitgestrekte weilanden en akkers. Elmar: “Zie je hoe weinig hier bloeit? De kleur groen overheerst in Nederland. En dat is nu net de kleur die bijen niet nodig hebben.” De verarming van ons landschap is een van de redenen van de bijensterfte waar we de laatste jaren mee kampen, denkt hij. “Doordat vooral hun eiwitvoeding (stuifmeel) eenzijdig en gebrekkig is, gaan de bijen achteruit.” Een andere oorzaak is de varroamijt, een parasiet die in de jaren tachtig vanuit Azië naar Europa kwam. “Aziatische bijen zijn er prima tegen bestand, maar onze bijen niet. Tel daar chemische bestrijdingsmiddelen bij op en je hebt een ideale combinatie om bijen te doden.” “Helpt het om onze tuinen vol bloemen te zetten?”, vraag ik hoopvol. “Een beetje”, antwoordt Elmar. “Maar echt resultaat bereik je alleen met je portemonnee. Als zoveel mogelijk consumenten overschakelen op biologische voeding, zullen ook meer boeren biologisch gaan telen en komen meer landerijen in bloei te staan. Nederland moet op grote schaal gaan bloeien om de bij te redden.” Elmar stuurt zijn auto het erf van zijn boerderij op. In de schuur slaat hij bijenkasten en was op. Het ruikt er heerlijk zoet. Een andere, omgebouwde koeienschuur doet dienst als slingerruimte. De hygiënische witte vloer en gladde werkbanken steken schril af bij de natuur waar we ons zojuist bevonden. In een hoek staat een grote glanzende ketel: de honingslinger. “Een soort centrifuge”, legt Elmar uit. “De bijen slaan de honing op in de cellen van de raten en dekken ze af met een laagje was. Nadat ik de was van de raten heb geschraapt, hang ik ze hierin op. De slinger slingert vervolgens de honing uit de raten.”
Regulier versus biologisch
De Oase-honing is rauw, vertelt Elmar. “Ik zeef de honing, maar filter en verhit niet. Daardoor blijven waardevolle stoffen zoals enzymen en stuifmeel behouden. De honing bevat bovendien weinig water. Dat komt doordat ik de honingkamers zo lang mogelijk op de kasten laat zitten, zodat de bijen veel tijd hebben om de nectar tot honing te verwerken. Goede rijpe honing is lekker dik, extra smaakvol en langer houdbaar.” Elmar giet een emmer honing in een aftapvat en begint potjes te vullen. Etiketten erop en voilà, de honing is klaar voor de verkoop. Veel mensen denken dat honing sowieso biologisch is; het is toch een natuurproduct? Dat is een grote misvatting, zegt Elmar. “In feite is een gangbare bijenhouderij niet anders dan een regulier boerenbedrijf. Ze houden geen rekening met de algemene principes van de biologische landbouw. Zo bestaan mijn kasten alleen uit natuurlijke materialen. Om te voorkomen dat bestrijdingsmiddelen zich ophopen in de was en zo in de honing terechtkomen, gebruik ik uitsluitend zuivere, biologische was om de raten te structureren. Mijn bijen voed ik in de winter, alleen als het nodig is, bij met biologische honing en suikerwater. En ik knip niet in de vleugels van de koningin om te voorkomen dat ze met de helft van haar volk wegvliegt. Dat is dierenverminking en dat doet een biologisch imker dus niet.” Hoewel Elmar al jaren dier- en milieuvriendelijk werkt, is zijn honing pas sinds begin 2016 biologisch gecertificeerd. “Volgens de toezichthouder op biologische productie (Skal) was het in Nederland voorheen niet mogelijk om volgens de biologische wetgeving te imkeren. Ik heb keihard gevochten om Skal te laten inzien dat dit wel kan.”
Overwinning
Het liep destijds spaak op de locatierichtlijn, zegt Elmar. “In een straal van drie kilometer rondom de kasten moeten gewassen hoofdzakelijk uit biologische of onbespoten vegetatie bestaan. Skal redeneerde dat dit in ons dichtbevolkte land niet kon; het grootste oppervlak wordt door gangbare landbouw ingenomen. Alleen bloeit daar nagenoeg niets. Daarnaast zijn bijen bijzonder efficiënt. Als je ze dicht bij schone bloesem zet, gaan ze niet kilometers verderop zoeken om per toeval op bespoten gewassen te belanden. Na jarenlang strijden, is de richtlijn in 2015 eindelijk aangepast. Skal kijkt nu naar de bronnen waar de bijen hun honing halen, niet naar het hele gebied.” Imkers moeten zelf aangeven in welke onbespoten gebieden hun bijen vliegen. “Dat is een behoorlijk werkje, maar ik vind dat niet erg. Het is een overwinning dat ik me officieel biologisch imker mag noemen. Biologisch imkeren is een stuk arbeidsintensiever dan gangbaar. Dat bereken ik door in de prijs. Nu zien consumenten en winkeliers in een oogopslag dat ze waar voor hun geld krijgen. De honing die ze kopen is schoon én komt uit Nederland in plaats van uit Afrika of Zuid-Amerika. Dat is ook nog eens een stuk eco-vriendelijker wat betreft voedselkilometers.”
Elmar Mook woont met zijn vrouw en drie kinderen in Drenthe. Zijn imkerij De Oase is een van de eerste biologisch gecertificeerde imkerijen van Nederland. De bijenkasten staan in verschillende gebieden waar voldoende aanbod is van onbespoten bloemen. De Oase-honing is verkrijgbaar in natuurvoedingswinkels in het Westen en Drenthe en via winkel.imkerijdeoase.nl.