Veruit de meerderheid van de Nederlanders eet te weinig groente, fruit en vis. Maar vullen voedingssupplementen dat tekort aan? Volgens Toine de Graaf, schrijver van een nieuw boek over supplementen, wel. “Schijf van Vijf? Maak maar een schijf van vier!”
Al jaren schrijft journalist Toine de Graaf over medische ontwikkelingen, gezonde voeding en voedingssupplementen. Dit jaar schreef hij samen met Gert Schuitemaker het boek ‘Fit met Voedingssupplementen’.
Dat onze paden zich ooit zouden kruisen, lag voor de hand. Hij (Gert Schuitemaker) werd als apotheker gegrepen door de orthomoleculaire geneeskunde, waarvoor Nobelprijswinnaar dr. Linus Pauling in 1968 de basis legde. Ik (Toine de Graaf) raakte als journalist steeds breder geïnteresseerd in de gezondheidszorg.
In 2000 ging ik voor het eerst bij Gert op de koffie, in opdracht van gezondNU (toen nog GezondheidsNieuws). Al tijdens dit eerste interview was er een klik. Daarna werd ons contact en samenwerking van lieverlee intensiever. De voorlopige mijlpaal is de verschijning van ons boek ‘Fit met Voedingssupplementen’.
Toen Gert en ik begonnen aan dit boek hadden we opgeteld ruim vijftig jaar ervaring met het schrijven over voeding, voedingssupplementen en gezondheid. Dit doet misschien een routineklus vermoeden. Maar dat was het niet. Het werd een soort ontdekkingsreis met verrassende vergezichten. Gek is dat: je schrijft al jaren over supplementen, slikt ze met overtuiging en denkt alles al te weten. Maar vanaf de dag waarop we besloten met open vizier de gezamenlijke balans op te maken, begonnen de dingen anders in elkaar te grijpen en kreeg ik nieuwe inzichten. Als voorproefje op het boek, deel ik vier van mijn inzichten.
De rekening
Voeding levert de brandstof én smeerolie voor onze motor. Om die soepel te laten lopen, hebben we allerlei voedingsstoffen nodig. Elke dag weer. Rijdt u maandenlang door met een te laag oliepeil? Dan krijgt u daarvoor vroeg of laat de rekening gepresenteerd. Ook voedingstekorten brengen het lichaam onherroepelijk op termijn schade toe. Wie regelmatig te weinig voedingsstoffen binnenkrijgt, heeft supplementen nodig. Ingewikkelder is het niet.
Maar we eten gezond, toch? Helaas niet. Van de volwassen Nederlanders eet maximaal 14 procent voldoende groenten, om over de kinderen maar te zwijgen (1 tot 2 procent). Ook de fruitconsumptie ligt ver onder de norm: afhankelijk van de leeftijdsgroep haalt 3 tot 26 procent de voorgeschreven hoeveelheid. Slechts 6 tot 33 procent eet twee keer per week vis. Daarnaast consumeert een deel van de bevolking minder vitamine A, B1, C en E, magnesium, kalium en zink dan aanbevolen. (Bron: Voedselconsumptiepeiling van het RIVM)
Het Voedingscentrum (bekend van de Schijf van Vijf) zou ons moeten voorzien van een adequaat voedingsadvies. Maar dit instituut, betaald met overheidsgeld, ligt van het collectieve tekort niet wakker. Terwijl daar alle reden voor is als je bedenkt dat veruit de meerderheid van de Nederlanders te weinig groente, fruit en vis eet.
Ik eet gezond, toch maak ik me geen illusies: als het overgrote deel van mijn landgenoten te weinig voedingsstoffen binnenkrijgt, zal ik daar ook wel bijhoren.
Maar er zijn meer argumenten om voedingssupplementen te gebruiken die te maken hebben met je persoonlijke situatie. In mijn geval speelt mee dat ik een dagje ouder word. Wie zijn vijftigste verjaardag heeft gevierd, heeft eenvoudigweg te accepteren dat de enzymsystemen in het lichaam niet meer optimaal functioneren. Dit geldt feitelijk al vanaf het veertigste levensjaar. Vooral vitaminen en mineralen helpen om de enzymsystemen en functies van de cellen beter tot hun recht te laten komen.
1. Verloochen je afkomst niet
Ons lichaam is genetisch gezien vrijwel identiek aan dat van de oermens. Ons lichaam en onze genen zijn in miljoenen jaren gewend geraakt aan het eten dat de oermens at. Maar onze moderne voeding lijkt in niets op het oerdieet dat de homo sapiens en zijn voorouders miljoenen jaren lang consumeerden. En dat geeft tekorten.
Overdreven? Bekijk het eens zó: honderdduizend generaties lang waren we jager-verzamelaars, dagelijks scharrelden we ons eten bij elkaar. Vijfhonderd generaties waren we afhankelijk van landbouw. Er zijn tien generaties voorbijgegaan sinds het begin van het industriële tijdperk. En slechts twee generaties groeiden op met de hoogbewerkte industriële voeding van nu.
Als jager-verzamelaar bestond meer dan de helft van ons voedsel uit vruchten, noten, groenten, wortels en andere niet-granen (65 tot 70 procent). Binnen enkele uren na het verzamelen werd het opgegeten, vaak ongekookt.
De pre-agrarische mens had een dagelijkse inname van vitaminen en mineralen die ver uitstak boven de huidige aanbevolen hoeveelheden. Ook kreeg hij naar verhouding veel meer visvetzuren binnen.
Wilt u uw afkomst niet verloochenen? Eet zo veel mogelijk als de oermens: mediterraan en bij voorkeur biologisch. Dat blijft de basis, altijd. Een multivitamine levert geen vezels, geen smaak en geen eetplezier. Maar het vult wél de leemtes die altijd ontstaan, óók bij een volledig verantwoord voedingspatroon, omdat niemand eet zoals de oermens in ons dat zou willen.
2. Vergeet de ADH’s
Hoe kun je een tekort hebben als op het etiket van een pak sap staat: het bevat 110 procent van de ADH (aanbevolen dagelijkse hoeveelheid)?
Dat is een terechte vraag, in het boek gaan we daarom in op die ADH’s die op de etiketten van producten staan die we kopen.
Ik zeg het eerlijk: de schellen vielen me van de ogen. De ADH’s voor de verschillende vitaminen en mineralen blijken gebaseerd op drijfzand. Ze missen een echt wetenschappelijk fundament. Het is een lege huls, de nieuwe kleren van de keizer zijn er niets bij. Toch is de ADH de basis voor de Richtlijnen Goede Voeding en de Schijf van Vijf.
De ellende zou te overzien zijn als het nattevingerwerk wordt toegegeven. Maar in plaats daarvan pretenderen autoriteiten een vergaande nauwkeurigheid en daarmee betrouwbaarheid. Een voorbeeld zijn de ADH’s voor de B-vitaminen met een cijfer achter de komma. Wie verzint er een ADH van 1,1 mg voor vitamine B1? Let wel: dit is volgens de officiële bron de dagelijkse dosering die 19-50 jarigen dient te beschermen tegen gebreksziekten en chronische ziekten. Terwijl bekend is dat mensen, óók gezonde mensen, onderling aanzienlijk verschillen.
3. Durf terug te kijken (en vooruit)
Voedingssupplementen zijn niet populair bij de meeste huisartsen, de overheid en andere instituties. Ze vinden het gebruik flauwekul (‘dure urine’) of in het slechtste geval schadelijk. Daarom hebben we in het boek letterlijk alles uit de kast gehaald om het gebruik van voedingssupplementen te onderbouwen. En zo raakten we ook verzeild in de geschiedenis van de vitaminen.
Hierin valt op dat de hedendaagse problematiek rond voedingssupplementen niet veel verschilt van gebeurtenissen die zich bij herhaling voordeden vanaf de achttiende eeuw rond de (h)erkenning van gebreksziekten. Telkens weer waren er personen die het belang van voeding inzagen, zich bewust waren van bestaande voedingstekorten en maatregelen hiertegen voorstelden. Maar steeds weer duurde het tientallen jaren voordat dergelijke inzichten en maatregelen werden geaccepteerd.
Eén van de bekendste voorbeelden is James Lind, die al in 1757 limoenen tegen scheurbuik aanbeval op de schepen. Pas in 1865(!) maakten de Britse autoriteiten citroensap onderdeel van het dagelijkse menu bij de koopvaardij. Vandaag de dag gaan de ontwikkelingen niet veel sneller.
Voedingssupplementen hebben een perfecte match met de geschiedenis en ook de toekomst van de voedingswetenschap. De ontrafeling van de menselijke genenkaart, nog geen tien jaar geleden, geeft de orthomoleculaire ontwikkelingen de wind in de rug. Binnen afzienbare tijd zal een volledig op uw persoon afgestemd voedings- én suppletieadvies tot de mogelijkheden gaan behoren.
4. Gebreksziekten bestaan nog steeds
Gebreksziekten zoals scheurbuik en Engelse ziekte (rachitis) zijn volgens de officiële berichten uitgebannen. Maar subklinische tekorten zijn nog steeds wijdverbreid. Veel ziektesymptomen worden echter niet meer herkend als vitaminetekort.
Een voorbeeld: zogenaamde ‘bijwerkingen’ van medicijnen zijn in veel gevallen uitingen van voedingstekorten, ontstaan door chronisch gebruik van het betreffende medicijn. Zo kan lang gebruik van maagzuurremmers of van het diabetesmedicijn metformine leiden tot een vitamine B12-tekort. Met alle klachten die daarbij horen.
Er zijn nog veel meer voorbeelden. Er zijn daarom meer mensen ziek door vitaminetekorten dan we denken, ook in Nederland.
Voedingstekorten kunnen eenvoudigweg onopgemerkt blijven, hoe ernstig ze ook zijn. Of zoals de ontdekker van vitamine C (ascorbinezuur) en Nobelprijswinnaar Albert Szent-Györgyi het verwoordde: “Wanneer je niet voldoende vitaminen hebt en een verkoudheid krijgt en als gevolg daarvan een longontsteking, is de diagnose niet ‘gebrek aan ascorbinezuur’, maar ‘longontsteking’.”
We krijgen ook geen hart- en vaatproblemen door een gebrek aan medicijnen, maar wel door een tekort aan bijvoorbeeld omega-3 (visolie), magnesium en foliumzuur.
Deze voedingssupplementen hebben dus niets ‘alternatiefs’ en pakken juist de oorzaak aan.
Tot slot een citaat uit ons boek, afkomstig uit de mond van reumatoloog Richard Verheesen: “In de geneeskunde hebben we de grootste successen behaald met voeding en het oplossen van voedingstekorten. Denk bijvoorbeeld aan vitamine B1 (beriberi), vitamine B3 (pellagra), vitamine C (scheurbuik), vitamine D (Engelse ziekte), jodium (struma) en vitamine A (nachtblindheid). Ik ben bang dat we vandaag de dag een dergelijke aandoening niet meer zouden herkennen als een voedingstekort. In plaats daarvan zouden we een medicijn ontwikkelen. En misschien doen we dat ook al.”
Fit met Voedingssupplementen, door Gert Schuitemaker en Toine de Graaf, ISBN 978 90 7616 124 2, €29,95. fitmetvoedingssupplementen.nl