De Nederlandse bodem is op zo’n zestigduizend plekken ernstig vervuild. Redacteur Sonja van den Heuvel vreest dat haar achtertuin – waar ze groenten en kruiden verbouwd – er één van is. Ze besluit het tot de bodem uit te zoeken.
Zo’n drie jaar geleden vielen we als een blok voor dit huis. Een huis, zo’n twintig jaar oud, middenin de binnenstad met een – voor binnenstadse begrippen – ruime tuin. Een lot uit de loterij! Ik zag mezelf al glimmend rode tomaten van de planten knippen, knisperend verse sla oogsten en geurige kruiden plukken. En zo geschiedde. We kochten het huis, pakten de tuin aan en nog datzelfde jaar oogsten we de eerste kruiden, aardbeien en pepers. Het jaar daarop waren ook wortels, tomaten, druiven, sla en courgettes uit eigen tuin een feit. Wat een voldoening.
Tot ik op een dag las wat de vroegere bestemming was van de grond van ons geliefde tuintje: een stomerij. Had ik niet eens gelezen dat dit één van de meest vervuilende bedrijven zijn die er bestaan. Paniek!
Plant ik mijn sla op een gifbelt?
Stap één: mijn tuinboek
Ik pak mijn tuinboek ‘Kweken voor de keuken’ erbij. Tot nu toe bladerde ik meteen door naar de hoofdstukken vol tips en trucs voor het planten en oogsten. Nu begin ik bij het begin. De bodem. Al snel lees ik over lood. Een gevaar voor tuinen die langs een drukke weg liggen – binnen 50 meter om precies te zijn. Nu, die kan ik elimineren. Er rijdt hier hoogstens wat bestemmingsverkeer.
Verder. Een alinea over de vaak twijfelachtige kwaliteit van grond in nieuwbouwwijken. Ook niet van toepassing. De binnenstad waarin ik woon is een historisch stadscentrum.
Maar dan – net als ik achterover leun – doemt het kopje ‘vervuilende industrieën’ op. Ik lees en huiver. Citaat: ‘Heb je een tuin dicht bij de grond van oude industrieterreinen zoals gas- of asbestfabrieken, kalkovens, chemische wasserijen (ja!), keramiek-, cement- en asfaltfabrieken (ook!) dan is de grond vaak vervuild met chemicaliën die lange tijd in de grond blijven en door planten opgenomen kunnen worden. Het advies; ‘doe navraag bij de afdeling milieu van je gemeente’.
Dat ga ik doen.
Stap twee: de gemeente
De gemeente. Eerst maar eens kijken wat er op de website van de gemeente staat. Ik klik op ‘Wonen en leven’, op ‘milieuzaken’ en op de button ‘bodemkwaliteit’. Ik vind een ‘bodemkwaliteitskaart’. Ik klik op het kaartje. Het grondgebied van de gemeente verschijnt. Heel veel zachtgeel – niets aan de hand -, een paar stukjes zijn licht oranje. Eén vuurrood – het meest vervuilde gebied. En daar woon ik.
Eronder staat een telefoonnummer. Ik denk dat het hoog tijd is voor een telefoontje naar milieuzaken.
Stap drie: het gesprek met milieuzaken
Met weinig hoop op meer informatie, pak ik de telefoon. Ik verwacht een algemeen ‘maakt u zich maar geen zorgen’-verhaal. Het tegendeel blijkt het geval. Een medewerker van de gemeente belooft direct de stukken erbij te zoeken en me dezelfde ochtend terug te bellen. Een uur later meldt de man zich.
De grond in het rode gebied blijkt vervuild met PAK’s (afkorting voor polycyclische aromatische koolwaterstoffen). Niet alleen ons perceel maar een groot deel van de binnenstad blijkt een gehalte van deze stoffen te bevatten die boven de streefwaarde uitkomt. Maar er is ook goed nieuws. Ons perceel is bij de bouw van ons huis – in de jaren negentig – tot anderhalve meter diep afgegraven en gevuld met ‘nieuwe’ grond.
Ik vraag of dit afdoende is – een bodem is immers altijd in beweging is via wormen, regen en mijn eigen spit- en graafwerk. Hij antwoordt: “dat is mij niet bekend”. “Dit is in ieder geval het wettelijke voorschrift voor de gemeente bij het bouwen van een nieuw object.”
Als ik echt zekerheid wil, moet ik bodemonderzoek laten uitvoeren, vertelt hij. Geschatte kosten: twaalfhonderd euro. Deze kosten zijn voor mij als burger want de gemeente is alleen verantwoordelijk voor hun eigen grond. Start de gemeente een nieuw bouwplan dan voeren zij (sinds begin jaren 90) wel een bodemonderzoek uit en als die verontreinigd is, moeten ze de grond saneren. Maar percelen die al voor 1990 in particulier bezit waren, hebben dus het meeste kans vervuild te zijn.
Stap 4: wat zijn de PAK’s in mijn tuin
Er zitten dus PAK’s in mijn tuin. Wat zijn dat? Bij internet levert me dit ruim een miljoen zoekresultaten op. Na een snelle scan weet ik dat dit teerachtige stoffen zijn die vrijkomen bij onvolledige verbrandingen. Ze veroorzaken levertumoren bij schollen en platvissen in de Noordzee en misvormde embryo’s bij vogels.
Vooral de Benzo-a-pyreen-soort is een hele gemene. Ook bij een relatief lage, maar lange blootstelling bestaat het risico dat er kanker optreedt. Tijd voor nog een telefoontje naar de gemeente: welke PAK is er de binnenstad gevonden?
Er volgt een goed gesprek over grond die zich niet zomaar uit zichzelf verplaatst. Ook geldt in Nederland het zogenaamde ‘standstill-beleid’; vervuilde grond mag niet verplaatst worden van vervuild- naar schoon gebied. Graaft de gemeente een perceel af om de grond te saneren, dan wordt deze vervolgens volgestort met gebiedseigen grond. Oftewel grond uit dezelfde zone van de bodemkwaliteitskaart. Hier haak ik af. Wat schieten we hiermee op?
Is mijn ‘nieuwe’ grond dan niet net zo vervuild als de afgegraven grond? De gemeentemedewerker, hoe aardig en behulpzaam ook, kan me niet verder helpen. Tussen neus en lippen door doet hij nog een aantal opmerkelijke uitspraken.
“Er zijn weinig mensen die me vragen stellen over hun moestuin in de binnenstad.”
En: “Als toen, begin jaren ’90 uit het bodemonderzoek grote risico’s waren gebleken, had de gemeente echt wel stappen ondernomen”.
De meest opmerkelijke: “Er is weinig risico, al moet je de grond natuurlijk niet gaan opeten”.
En dat is nu juist waar ik niet gerust op ben. Door groenten uit eigen tuin op te eten, eet je natuurlijk wel indirect je grond op. En wat te denken van kinderen die kruipend op handen en voeten door de tuin gaan en daarna hun vingers in hun mond steken. Of de hond.
Ik wil meer weten. Hij stelt voor een collega terug te laten bellen die meer weet over de zones op de bodemkwaliteitskaart. Het wachten is op zijn telefoontje.
Stap 5: de achtergrondwaarde
Een uur later – het is inmiddels half zes in de middag – belt de gemeenteambtenaar terug. Hij was zelf zo nieuwsgierig naar het gehalte PAK’s in de grond en de eventuele gevaren, dat hij zelf in de materie is gedoken. De nieuwe informatie die hij voor me heeft betreft het gehalte PAK’s. In de vervuilde zone in de binnenstad ligt deze op 3,78 milligram per kilo droge stof. Deze waarde is lager dan de wettelijke achtergrondwaarde voor PAK’s waaraan grond met bestemming ‘wonen’ moet voldoen en levert dus geen gevaar op. Maar woongrond is geen landbouwgrond. En al is mijn moestuintje zeer kleinschalig, we eten er wel van. Het is goed om te bellen met een bedrijf dat bodemonderzoek uitvoert.
Stap 6: Een bodemonderzoek
Uit de lijst bodemonderzoekbureaus op de gemeentesite kies ik willekeurig ‘Grondvitaal’ uit Putten. Aan de telefoon krijg ik Cobie Mertens. Als ik mijn verhaal doe over de aangetroffen PAK’s en de gevonden achtergrondwaarde van 3,78 mg per kilo droge stof op ons perceel, stelt ze me gerust.
Mertens: “Pas bij een grenswaarde van 20 milligram PAK’s per kilo droge stof is nader onderzoek nodig. Bij 40 milligram spreken we van sterk verontreinigde grond en is een bodemsanering nodig.”
Bang voor nadelige effecten door het binnenkrijgen van PAK’s via groente uit eigen tuin hoef ik dus niet te zijn, volgens Mertens. “De grond in heel Nederland kent wel in enige mate dit soort vervuiling.”
Ze legt uit hoe waarschijnlijk de geschiedenis van ons perceel er heeft uitgezien. “Bij de start van de bouw van jullie huis heeft de gemeente de bodem laten onderzoeken. Hier is waarschijnlijk een matig tot sterke bodemverontreiniging geconstateerd. De gemeente heeft de grond toen laten saneren door gebiedseigen grond – uit dezelfde zone van de bodemkwaliteitskaart, maar wel met een aanvaardbare achtergrondwaarde aan PAK’s – in te brengen. Op de erfgrenzen van jullie perceel is waarschijnlijk bodemdoek aangebracht om verspreiding vanuit naastgelegen percelen te voorkomen.”
Stap 7: Uitsluiten van andere gevaren
Toch vraag ik nog even door over mogelijke andere gevaren. Mertens vertelt over het gevaar van zware metalen in oude binnensteden – zoals bijvoorbeeld aangetroffen in het centrum van Amsterdam. Een eeuwenlang opgebouwde stedelijke ophooglaag met onder meer puin en huisvuil ligt hieraan ten grondslag. “Groente verbouwen op die grond zou ik niet aanbevelen.” Wie dat wel wil doen, raadt ze aan bodemonderzoek uit te laten voeren.
Een ander risico leveren achtergebleven olietanks in de grond op. “Begin jaren negentig is er een landelijke campagne ‘Actie Tankslag’ gehouden. Veel oude tanks zijn toen opgespoord en buiten gebruik gesteld of verwijderd. Maar nog niet allemaal. Met het risico op vervuiling door lekkage van minerale olie als gevolg. Meestal beschikt de gemeente waar je woont wel informatie over de aanwezigheid van een olietank, maar in sommige gevallen is het plaatsen nooit bij de gemeente gemeld en is de locatie dus ook niet bekend.”
Ik kan opgelucht ademhalen. Het PAK’s percentage brengt geen risico met zich mee. De gemeente verzekerde me dat er van een olietank geen sprake is en de grond op ons perceel is in 1992 afgegraven, dus van een stedelijke ophooglaag kan ook geen sprake zijn. Waar is mijn schep? Tijd voor de oogst!
De juiste stappen
Informatie over de grond van uw perceel wint u in via:
- De website van de gemeente waar u woont
- Afdeling milieuzaken van uw gemeente
- Een bodemonderzoeksbureau (kies er één in de buurt van uw woonplaats. Er zijn dan al eerdere uitkomsten van onderzoeken in uw woonplaats bekend waar u voordeel van kan hebben).
Tips
- Het aankopen van een huis is een goed moment om bodemvervuiling op te sporen. Als de verkopende partij op de hoogte is van het bestaan van vervuiling op het perceel dan is hij verplicht dit te melden aan de potentiële koper. Zijn er geen gegevens over de bodem bekend, dan kunt u als potentiële koper om bodemonderzoek vragen. Bijvoorbeeld als het perceel in de buurt van een bedrijventerrein ligt of vroeger agrarisch gebied – risico op vervuiling door bestrijdingsmiddelen – was. Doet u geen bodemonderzoek voor u het huis koopt, dan vervalt ook de verantwoordelijk van de verkopende partij mocht achteraf blijken dat er toch vervuiling aanwezig is.
- Niet alleen bodemvervuiling kan een reden zijn om een bodemonderzoek in uw (moes)tuin te laten uitvoeren. Ook het slecht groeien van planten kan een aanleiding zijn. Een bodemonderzoeksbureau kan dan na onderzoek een bemestingsadvies uitbrengen. De kosten voor een dergelijk onderzoek liggen rond de € 100, – tot € 150, -.
Top 6: bodemvervuiling in de Nederlandse bodem?
In Nederland zijn naar schatting van Stichting Centraal Milieu zo’n zestigduizend locaties ernstig verontreinigd. Hoogstwaarschijnlijk leidt wonen op vervuilde grond in Nederland zelden tot gezondheidsschade. Daarvoor is de blootstelling aan schadelijke stoffen meestal te gering. Maar er zijn uitzonderingen. Hieronder een overzicht van de meest voorkomende soorten van verontreiniging en de bijbehorende risico’s:
1.Aromatische koolwaterstoffen
- Wat? Voorbeelden zijn benzeen, tolueen, fenol en xyleen.
- Waar? Vooral rond (voormalige) benzinestations en garages.
- Risico? Er is nog weinig onderzoek bekend over aromatische koolwaterstoffen. Wel bekend is het schadelijke effect van benzeen. Bij een hoge blootstelling aan deze stof kan het aantal witte bloedcellen in het bloed afnemen. Gebeurt dit langdurig dan kunnen ernstige bloedziekten zoals leukemie optreden.
- Verspreiding? Voornamelijk via de ademhaling.
2. Gechloreerde koolwaterstoffen
- Wat? Voorbeelden zijn dichloorethaan, dichlooretheen, dioxines, PCB’s, per, tri en vinylchloride.
- Waar? In de buurt van industrie en chemische wasserijen.
- Risico? De meest toxische stof onder de gechloreerde koolwaterstoffen is vinylchloride dat een verlaagd bewustzijn veroorzaakt en kankerverwekkend is. Gelukkig is hiervoor een zo hoge concentratie noodzakelijk die niet als gevolg van bodemvervuiling zal ontstaan. De enige stof die wel bij bodemverontreiniging concentraties kan bereiken waarbij negatieve effecten optreden, is PER. In tamelijk lage concentraties kan PER – gebruikt in chemische wasserijen – klachten veroorzaken zoals oogirritatie, hoofdpijn, duizeligheid en zwakte.
- Verspreiding? Voornamelijk via de ademhaling. Een uitzondering hierop zijn de dioxines, deze hechten zich aan bodemdeeltjes waardoor ze ook in daarop verbouwd voedsel terug te vinden zijn.
3. PAK’s (Polycyclische aromatische koolwaterstoffen)
- Wat? Er zijn enkele honderden verschillende PAK’s..
- Waar? In de buurt van drukke verkeerswegen, voormalige terreinen van (kleine) industrie zoals wasserijen, leerlooierijen, verffabriekjes.
- Risico? Het grootste gevaar van blootstelling aan PAK’s schuilt in de kankerverwekkende werking van sommige PAK’s. Benzo-a-pyreen is het meest kankerverwekkend van allemaal. Ook bij een relatief lage blootstelling bestaat het risico dat er bij langdurige blootstelling kanker optreedt. De meest vluchtige PAK’s (waarmee de mens het gemakkelijkst in aanraking komt), zoals naftaleen zijn echter niet kankerverwekkend.
- Verspreiding? Of een PAK vluchtig is (en zich dus makkelijk verspreidt via de lucht en inademing) of juist gemakkelijk aan de bodem hecht hangt van de soort af. PAK’s met een laag molecuulgewicht bereiken de mens vooral via voedingsgewassen en PAK’s met een hoger molecuulgewicht bereiken de mens met name door het inslikken van gronddeeltjes (spelende kinderen).
4. Cyaniden
- Wat? Vluchtige en complexe cyanideverbindingen
- Waar? Op terreinen waar gasfabrieken of metaalverwerkingsbedrijven hebben gestaan.
- Schade? Complexe cyanideverbindingen zijn veel minder giftig dan vrije cyanide. Vrije cyanide bindt, als het in het lichaam komt, gemakkelijk allerlei atomen, zoals ijzer. Hierdoor wordt de zuurstofopname in celweefsel belemmerd, wat klachten als hoofdpijn, duizeligheid en misselijkheid veroorzaakt. Deze effecten treden echter pas op bij hoge concentraties, die nauwelijks voorkomen als gevolg van bodemverontreiniging.
- Verspreiding? Complexe cyanideverbindingen hechten aan de bodem en zijn niet vluchtig. Blootstelling kan dan alleen door het inslikken van bodemdeeltjes. Wanneer er daglicht bij de complexe cyanideverbindingen komt, kunnen deze veranderen in vluchtige vrije cyanide die gemakkelijk ingeademd kan worden.
5. Zware metalen
- Wat? Arseen, barium, cadmium, chroom, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel en zink.
- Waar? In oude binnensteden door het eeuwenlang ophopen van grondlagen. In de buurt van drukke verkeerswegen. Door het neerslaan van luchtverontreiniging. Op illegale stortplaatsen. Als gevolg van ondergrondse olietanks.
- Risico? Cadmium levert het grootste risico van alle zware metalen. Vooral omdat deze stof opgenomen wordt door planten en zo in de voedselketen terecht kan komen. Cadmium is schadelijk voor de nieren. De andere metalen komen bij bodemverontreiniging niet in zulke hoge concentraties voor dat ze schadelijke effecten op de gezondheid kunnen hebben.
- Verspreiding? Zware metalen hechten zonder uitzondering erg goed aan bodemdeeltjes. De belangrijkste blootstellingsroute is via het inslikken van bodemdeeltjes. Daarnaast worden sommige metalen vrij gemakkelijk door planten opgenomen. Hierdoor krijgen we ze ook door het eten van verontreinigde gewassen binnen.
6. Bestrijdingsmiddelen
- Wat? DDT, Drins (bijvoorbeeld Aldrin, Dieldrin en Endrin) en HCH’s.
- Waar? In (voormalige) landbouwgrond.
- Risico’s? Ze verhogen bij hoge concentraties de prikkelbaarheid van het zenuwstelsel, wat kan leiden tot klachten als duizeligheid, verwardheid en onverwachte spiertrillingen in armen en benen. Deze klachten kunnen optreden wanneer mensen veel met deze bestrijdingsmiddelen werken. Als gevolg van bodemverontreiniging zullen ze niet snel optreden. Op dieren kunnen de stoffen wel ernstige effecten hebben.
- Verspreiding? De genoemde bestrijdingsmiddelen hechten zich allemaal sterk aan de bodem. Het inslikken van gronddeeltjes zijn de meest voorkomende contactmomenten.