Passie voor eten beperkt zich niet tot de eettafel. Het begint bij de oorsprong van ons voedsel; de makers. gezondNU zoekt door heel Nederland naar mensen met een hartstocht voor (h)eerlijk eten. Deze keer: Jan Robben, de aardbeienkoning van Nederland. “Als je aardbeien teelt, teel je een traktatie. Mensen eten geen aardbeien om de honger te stillen. Aardbeien zijn snoepjes van de natuur.”
“Tja, wat ben ik eigenlijk?”, vraagt Jan Robben zich vertwijfeld af als hem de vraag gesteld wordt hoe hij zichzelf zou omschrijven. Het is geen existentiële crisis waarin hij zich bevindt. Gelukkig niet. Hij weet heel goed wat en wie hij is. Maar hij heeft nog steeds geen geschikte term gevonden die alles omvat wat hij doet op het gebied van aardbeien.
‘Aardbeienteler’ dekt de lading niet. Hij doet namelijk veel meer dan telen alleen. ‘Aardbeienkoning’ is hij wel eens genoemd. En ‘aardbeienambassadeur’, ‘aardbeienfilosoof’ en ‘aardbeienmissionaris’. Hoe je hem ook omschrijft, één ding is zeker: de aardbei en Jan Robben, die twee zijn onafscheidelijk. Geen wonder, want hij werd geboren tussen de aardbeien. Zijn ouders teelden ze al. Zo lang als hij zich kan herinneren ging hij ’s zomers mee het land op om te plukken (en te snoepen). Maar ook buiten het seizoen was hij altijd bij de aardbeien te vinden. Al toen hij vier was moest en zou hij mee het land op als zijn vader er met de trekker heen ging om de plantjes te poten of te bewateren. Aangezien hij altijd in slaap dommelde bond zijn moeder hem goed vast op het spatbord met een sjaal. Zodat hij er niet afviel.
Groen met rode stippen
“Het zat er altijd al in”, zegt Jan Robben. “Mijn broers en ik hadden vroeger elk een moestuintje waarin we groenten verbouwden. Die van mijn broers was altijd een puinhoop terwijl die van mij er altijd perfect bij stond. Het was dus min of meer logisch dat ik naar de tuinbouwschool ging. Wat mij betreft was er geen ander lot denkbaar. Ook geen beter lot trouwens. Ik ben gewoon gek op aardbeien.”
Buiten strekt het land zich uit. Door het raam zie je het liggen. Zwart en humusrijk. Precies zoals de aardbei het lekker vindt. Daarom is de Brabantse grond zo goed voor het telen van aardbeien. Niet voor niets komt tweederde van de ‘Hollandse’ aardbeien uit Brabant. Nu is er nog geen aardbei te zien. Pas over een maand of twee, tegen de tijd dat u dit leest, ziet het hier groen met rode stippen. Nu staan ze allemaal in de koelcel. Pas in april gaan ze de grond in. Als het zeker is dat het niet meer gaat vriezen. “Eigenlijk houden we ze nu voor de gek, want we doen alsof het winter is. Dan weet de aardbei dat hij nog niet mag beginnen met groeien.” Maar een aardbei fop je niet zo makkelijk. Want op de een of andere manier wéét hij gewoon dat het lente wordt. Zo rond maart loopt de temperatuur in de koelcel altijd een beetje op. Dan krijgt hij het idee dat hij moet groeien. Maar Jan Robben is de baas, dus draait hij de koeling nog wat kouder. En dat sust de aardbeien weer in slaap tot ze in april de grond in mogen.
Respect voor het milieu
Wat er ook altijd al in zat, was het pionierschap. Zijn vader ging altijd al rechts waar anderen links gingen. En ook Jan Robben zit dat in het bloed. In het begin teelden ze aardbeien zoals iedereen. Met kunstmest en andere stoffen waar de milieubewegingen niet zo blij mee waren. Als één van de weinige telers vond hij dat er wel wat in zat, in die kritiek van de milieuorganisaties. Volgens andere telers was het onmogelijk om op een andere manier te telen, maar volgens Jan Robben kon dat wél. Hij was voorzitter van de landelijke aardbeiencommissie en samen met de milieubeweging en een handje vol andere betrokkenen ontwierp hij een eisenpakket voor Milieukeur, het label dat aangeeft dat een product met respect voor het milieu is geteeld. Dat was er nog niet voor aardbeien. Toen het er eenmaal was, wilde niemand de eerste zijn om ermee te beginnen. Dus deed hij het. Pas toen collega’s zagen dat het werkte, gingen ook zij overstag. Nu is duurzaam telen gemeengoed geworden in de aardbeiensector.
De wereld op zijn kop.
Maar Jan Robben zou Jan Robben niet zijn als hij het daarbij zou laten. “Wat mij op een gegeven moment tegen begon te staan was dat de veiling het liefst zo onrijp mogelijke aardbeien wilde. Dan konden ze in de winkel nog een dag of tien, twaalf mee. Een rijpe aardbei, daar kun je niet veel mee. Die moet je eigenlijk meteen opeten. Ik vond dat de wereld op zijn kop. Want wat gebeurt er met zo’n aardbei die niet rijp geplukt is?” Hij geeft gelukkig zelf het antwoord: “Die wordt wel roder, maar niet rijper. De smaakontwikkeling is nog niet tot volle wasdom gekomen en dat gebeurt ook niet meer. Want eenmaal van de plant komt er niets meer ín de aardbei. Er kan alleen nog maar wat uit. De algemene trend in aardbeienland was om zoveel mogelijk en zo groot mogelijke aardbeien te telen. Smaak was eigenlijk geen criterium.”
De meeste aardbeien die je in de winkel ziet liggen, zijn volgens hem rode bolletjes met een beetje aardbeiensmaak. Die aardbeien zijn ‘opgejaagd’. Ze moesten zo hard mogelijk groeien om zo groot mogelijk te worden. Maar dat gaat ten koste van de smaak. Jan Robben wilde er niet meer aan meedoen. Hij wilde zijn aardbeien rustig in hun eigen tempo laten groeien zodat de smaak zich veel beter ontwikkelt. “Want de laatste dagen aan de plant zijn voor de aardbei de allerbelangrijkste. Dan ontwikkelt hij de meeste suikers en gaat hij zo verrukkelijk zoet smaken.” Zijn missie: de lekkerste aardbeien van Nederland telen.
Smaakaardbeien
Dus ging hij op zoek naar die lekkerste aardbeien. Onderweg kwam hij allerlei mooie rassen tegen. De heerlijk zachte, zoete en geurende Lambada bijvoorbeeld. De donkerrode, sappige en zoetzure Korona of de Mara des Bois met zijn diepe kruidige en mierzoete smaak van bosaardbeien. Of de ananasaardbei, een ‘albino’-aardbei met de friszoete ananasachtige smaak. Zes tot acht speciale rassen met speciale smaken teelt Jan Robben doorgaans. Omdat het zijn missie is om die bijzondere smaken te behouden voor de toekomst. ‘Smaakaardbeien’ noemt hij ze zelf. De boodschap is duidelijk: hij teelt op smaak en niet op kilo’s.
Maar daar stuitte hij op een ander probleem. Want hoe krijg je die lekkerste aardbei bij de mensen thuis? Hij merkte dat mensen weinig van aardbeien wisten. In de winkel zien de meesten het verschil niet tussen de ene aardbei en de andere. Logisch, want ze lijken allemaal op elkaar. Pas als je zijn ‘smaakaardbeien’ geproefd hebt, weet je het verschil wel en kom je ervoor terug.
En dan nog een probleem: áls ze de consument al bereiken, in welke staat dan? Zijn ze dan nog wel zo lekker als hij ze had bedoeld? De tussenhandel vormde steeds een bottleneck merkte hij.
Verser dan vers
Zo werd het idee voor de Aardbeienacademie geboren. Een project waarbij je als consument een aantal planten kunt kopen en die met behulp van speciaal door Jan Robben gegeven ‘colleges’ via internet zélf kunt kweken. Jan Robben is heel enthousiast over het plan: “Op die manier weet ik zeker dat de aardbeien zo op je bord belanden als ze bedoeld zijn: vol en rijp en op het juiste moment geplukt. Verser dan vers. Bovendien kan ik laten zien dat aardbeien heel erg lekker zijn als je ze in alle rust en met veel zorg laat groeien. Veel lekkerder dan de meeste aardbeien die je in de supermarkt koopt. Bovendien: aardbeien kweken op je eigen dakterras of in je eigen tuin, veel lokaler kan het niet! We hebben al behoorlijk wat inschrijvingen voor april. Ook later in de zomer kunnen mensen nog aanhaken, want ik ga ook doordragers aanbieden via de Aardbeienacademie. Die kun je in juni of juli nog poten en die geven aardbeien tot laat in september.”
Aardbeiengoeroe
Nóg een reden waarom hij zo uitkijkt naar de start van de Aardbeienacademie: het geeft hem nog meer mogelijkheden om rassen voor de toekomst te behouden. De Polka bijvoorbeeld. Die is verschrikkelijk lekker, maar hij heeft geen uitstraling. Hij ziet er zo stoffig uit dat mensen hem niet kopen. “Daarom moest ik hem laten vallen. Met pijn in mijn hart hoor! Dat wel. Via de Aardbeienacademie zou de Polka een tweede kans kunnen krijgen, omdat ik in de colleges het verhaal erachter kan vertellen. De smaak spreekt vervolgens voor zich. Dan krijgt de Polka eindelijk de eer die hem toekomt.”
Zijn blik dwaalt over het land waar straks de planten de grond in gaan. Hij kijkt echt uit naar de start van de Aardbeienacademie en de start van het aardbeienplantseizoen. “Ik vind het heerlijk om nu ook op een andere manier met de aardbeien bezig te zijn. Vroeger bracht ik mijn vruchten naar de veiling en dan hoorde ik nooit meer wat. Nu sta ik echt in contact met mijn klanten. Dat vind ik een meerwaarde van mijn vak. Ik praat er ook graag over. Een aardbei is gewoon een fantastisch product. Weet je wat het is? Als je groenten teelt, teel je eten. Als je aardbeien teelt, teel je een traktatie. Je eet geen aardbeien om je honger te stillen. Je eet aardbeien omdat je zin hebt in iets lekkers. Aardbeien zijn snoepjes van de natuur.”
En Jan Robben? Wat is hij? Aardbeiengoeroe? Is dat wat? Hij knikt en proeft het woord alsof het een smaakaardbei is. “Dat klinkt lang niet slecht. Alleen is het wat vreemd om dat over jezelf te zeggen. Maar als het over je gezegd wordt… Aardbeiengoeroe… Ja, dat klinkt eigenlijk heel erg goed.”
Meer weten over Jan Robben?
www.aardbeien.net
Ook inschrijven bij de Aardbeienacademie?
www.aardbeienacademie.nl