Opgeruimd staat netjes, maar wie wat bewaart heeft wat. De waarheid zal ergens in het midden liggen. Maar wat als de balans tussen opruimen en bewaren zoek is? André en Casey vertellen.
‘Wat goed is, hoef je niet weg te doen’
‘Misschien zeggen mijn zoons later wel: wat moeten we met die rotzooi? Dan mogen ze het zelf weggooien. Ik kan dat niet’
André Elling (42) woont in Almere. Hij is getrouwd en heeft twee zoons van 7 en 9 jaar oud. “Ik vind het mooi om de oude tijd letterlijk vast te houden.”
“André die van alles verzamelt en zich hecht aan spullen. Dat is hoe mensen mij zien. Zo was er een spijkerjasje, waarin ik altijd uitging. Telkens liet ik het repareren. Na twintig jaar was het écht op. Mijn vrouw maakte een foto voor de familie, toen ik dat jack eindelijk wegdeed … Een memorabel moment. Ik heb ook nog een hoop oude shirts. Die gebruik ik als werkkleding. Ze zijn nog prima van kwaliteit, dus waarom zou ik iets nieuws aantrekken? Mijn motto is: wat goed is, hoef je niet weg te doen. Ik sla veel spullen op waar ik later nog iets mee kan. In de garage liggen houten balken, gedemonteerde bedden, tafels en stoelen, fietsen en onderdelen daarvan, radiotoren, afvoerbuizen en isolatiematerialen. Ik krijg het hout van buren en andere mensen uit mijn omgeving. Of ik haal het bij afvalcontainers vandaan. Dat massieve hout is duur als je het koopt. Ik maak er meubels van.”
Geheugen opfrissen
“Op zolder liggen voornamelijk voorwerpen van vroeger: speelgoed, boeken, schoolboeken, speldjes, stickers, krantenknipsels, posters, miniflesjes drank, bierviltjes, oude computerspullen. De spullen liggen een halve meter tot een meter hoog. Veel is weggestopt, achter gordijntjes. Ik kan alles makkelijk terugvinden, omdat ik een digitaal bestand heb gemaakt. Daarin houd ik bij wat ik heb en waar het staat. Alle dozen zijn genummerd. Bij mijn vader op zolder staan ook nog tien dozen met mijn spullen. Ik vind het mooi om de oude tijd letterlijk vast te houden. Er is de laatste dertig jaar zoveel veranderd. In onze taal, de manier waarop kinderen spelen, de wijze waarop we informatie vergaren, naar muziek luisteren, beelden bekijken. In mijn jeugd waren er nog cassettebandjes en videotapes, die teruggespoeld moesten worden. Wat een geduld hadden we toen! Ik wil mijn zoons laten voelen en beleven hoe het vroeger was. Misschien zeggen ze later wel: wat moeten we met die rotzooi? Dan mogen ze het zelf weggooien. Ik kan dat niet. Bewaren geeft me een gevoel van rust. Een paar keer per jaar open ik een aantal dozen. Zo fris ik mijn geheugen op. Een deel van mijn jeugd komt dan weer tot leven. Heerlijk. Ik wil die momenten voor geen goud missen. Mijn vrouw heeft geen problemen met mijn bewaarzucht. Ze vindt het wel schattig. Als het me lukt om toch iets via Marktplaats van de hand te doen – een kratje met oude bierflesjes bijvoorbeeld – dan zegt ze lachend: ‘Zó, jij hebt opgeruimd!”
‘Er zit in mij een angst om te kort te komen’
‘De leegte vulde ik op met spullen. Dat gaf tijdelijk een geluksgevoel’
Kunstenaar Casey Colin (53) woont in Sint Pancras. Ze maakt keramiek, sieraden en schilderijen. “Ik heb iemand nodig die me stimuleert, structuur aanbrengt, me leert loslaten.”
“Vroeger verontschuldigde ik me altijd, als er mensen langskwamen. ‘Let niet op de rommel’, zei ik dan. Nu doe ik dat niet meer. Want door het te benoemen, vestig je er juist de aandacht op. Voordat er bezoek komt, ruim ik voor het oog op. Dan leg ik de tijdschriften, folders en briefjes op een minder zichtbare plek. Ik knip veel plaatjes uit die als voorbeeld voor een kunstwerk kunnen dienen. Op blaadjes noteer ik www-adressen die interessant zijn. Sinds kort kan ik kranten ongezien weggooien. Met tijdschriften lukt dat niet. Ik moet ze op een bepaald moment inkijken. Omdat ik anders bang ben om informatie te missen. De stapels worden steeds hoger. Mijn eettafel ligt vol met van alles. In de huiskamer staan drie enorme emmers, waarin ik wol bewaar. Ik schafte al die knotten aan met het idee er iets van te maken. Maar het komt er niet van.”
Afdankertjes
“Dan is er nog dé kamer. Die mag eigenlijk niemand zien. Ik kom er zelf ook niet graag. Hij staat vol met alles wat ik in de loop van mijn leven bewaard heb. Veel zit wel netjes gerubriceerd in dozen. Met dank aan de personal organizer, die tien jaar geleden in mijn leven kwam. Ik woonde toen in een ander huis, was nog getrouwd. Mijn man en ik waren niet gelukkig samen. Als ik me rot voelde, ging ik kopen. De leegte vulde ik op met spullen. Dat gaf tijdelijk een geluksgevoel. Maar daarna voelde ik me vreselijk. Ik kon niet kiezen. Wilde niet een paar tinten olieverf, maar álle kleuren. Niet één stuk stof, maar vele soorten. Maar ik naaide niks. Er zit in mij een angst om te kort te komen. Mijn ouders hadden het niet breed. Dus droeg ik vroeger afdankertjes of goedkope kleding. Ik ben in mijn jeugd vreselijk gepest. Toen ik als jong meisje een bijbaantje had, kon ik eindelijk de kleren kopen die ík leuk vond.”
Schouderklopje
“In 2008 zijn man en ik gescheiden. Ik heb nu minder te besteden. Daardoor ben ik vasthoudender geworden. Weggooien is nóg moeilijker. Ik schaam me er niet voor. Het is een ziekte die ik op een gegeven moment in mijn leven gekregen heb. Helaas kan ik minder zorg inkopen, omdat er flink gesneden wordt in het Persoons Gebonden Budget voor mensen met een dwangstoornis. Ik ben bang dat ik vanaf 2015 de hulp van de personal organizer niet meer vergoed zal krijgen. Een ramp, want ik heb het hard nodig. Nog steeds. Iemand die me stimuleert, structuur aanbrengt, me leert loslaten. Me een schouderklopje geeft als ik ergens afstand van kan doen. Hoe klein het ook is. We leggen de lat niet te hoog. Zo schep ik orde in de chaos. Creëer ik steeds meer ruimte en vind ik veiligheid, rust en balans.”
Casey showt graag haar kunstwerken, zie www.caseyscreations.nl
Verzamelen of verzuipen?
Wanneer wordt verzamelwoede een probleem? En wat doe je eraan?
Wat als weggooien niet je sterke kant is? Wanneer wordt het vergaren van veel spullen een probleem? En wat zegt de behoefte aan het vasthouden van spullen over je persoonlijkheid? Journalist Iris herkent bij zichzelf ook enige verzamelwoede, en vraagt het de deskundigen.
“Die stoel moet weg!”, duidelijker kan mijn partner niet zijn. We struikelen erover. Het meubelstuk heeft zijn beste tijd gehad. Al zeker een jaar beloof ik dat ik afstand zal doen van de stoel. Hij gaat naar mijn neef, die op kamers is gegaan. Ik zet hem bij mijn moeder in de schuur. Of is het misschien wat voor mijn nicht? Zomaar bij het grofvuil zetten kan ik niet. Die rieten stoel is een deel van mij. Ik kreeg hem ruim twintig jaar geleden, toen ik het huis uit ging. Leerde er mijn tentamens in. Toen onze dochter was geboren, gaf ik haar in die stoel de borst. Een meubelstuk dat zo in mijn hart zit, wil ik niet uit het oog verliezen. Want dat doet zeer.
De afgelopen weken pleegde ik research voor dit artikel. Op de site van Fonds Psychische Gezondheid las ik de kenmerken van een verzamelstoornis, die in de volksmond ook wel ‘verzamelwoede’ of ‘verzameldrang’ wordt genoemd. Mensen met deze aandoening hebben een sterke behoefte om bepaalde spullen te bewaren. Het wegdoen ervan gaat samen met een gevoel van lijden. Ik herken dat. Vorige maand bracht ik eindelijk de kinderwagen naar de kringloop. Mensen uit mijn omgeving hadden geen interesse in het inmiddels derdehands exemplaar. Ik was écht verdrietig toen ik de winkel uitliep. Omdat ik met het achterlaten een periode afsloot die nooit meer terug zal komen: de eerste jaren met ons kind.
Onderscheid maken
Baer Jonkers, psycholoog bij Fonds Psychische Gezondheid: “Loslaten is voor sommige mensen erg moeilijk,” vertelt hij. “Bewaren geeft een ontspannen gevoel. Vaak identificeert iemand zich met de voorwerpen: ‘die spullen, dat ben ik’. De gedachte aan weggooien kan onrustig of zelfs angstig maken.”
De psycholoog geeft aan dat er gradaties in verzamelwoede zijn. “Het is belangrijk om een onderscheid te maken tussen verzameldrang en een verzamelstoornis. Het eerste hoeft niet tot problemen te leiden. Er is niks mis met het aanleggen van een voorraad, het koesteren van de voorwerpen die voor jou een emotionele waarde hebben of het bewaren van spullen die misschien ooit van nut zijn. Een volgestouwde kelder met aanbiedingen uit de supermarkt, een zolder vol oude kleding, tijdschriften, boeken, schoolspullen, speelgoed en cassettebandjes en een rommelhok met houten planken, potten, vazen, pennen en afvalmateriaal waarmee het misschien leuk knutselen is. Als jijzelf en je naasten er geen moeite mee hebben, is er niets aan de hand.”
Een verzamelstoornis is van een geheel andere orde. “Bij tachtig tot negentig procent van de mensen met deze stoornis is er sprake van excessief hamsteren van voorwerpen en het niet kunnen weggooien daarvan. In het Engels wordt dat ‘hoarding’ genoemd. Mensen kopen enorm veel artikelen. Of ze vergaren grote hoeveelheden gratis spullen, zoals folders of objecten die door anderen zijn afgedankt. Spullen die in de ogen van anderen weinig of geen waarde hebben. Deze bezittingen staan vervolgens zo in de weg, dat woonruimtes nauwelijks gebruikt kunnen worden voor hun eigenlijke functie. Ook kunnen er onhygiënische toestanden door ontstaan. Aanvankelijk ziet de verzamelaar de ernst van de situatie niet. Dat gebeurt pas wanneer blijkt dat relaties geen stand houden. Vrienden en familie niet meer op bezoek willen komen. Door het isolement kan de persoon depressief worden. Dat is vaak het kantelpunt waarop de hulp van een deskundige wordt ingeroepen.”
Vaak een familietrekje
Wie krijgt een verzamelstoornis? En wie niet? “Dat is moeilijk aan te geven,” meent Baer Jonkers. “Opvallend is dat vijftig procent van de mensen die dwangmatig verzamelt, aangeeft dat minstens één ander familielid dat ook doet. Besluiteloosheid is een vaak voorkomende eigenschap van personen met een verzamelstoornis en hun ouders, broers, zussen en kinderen. Het hamsteren kan geleidelijk ontstaan, in de puberteit, met een aantal spullen. Hoe ouder iemand wordt, hoe langer de verzamelperiode en hoe meer spullen er dus bewaard blijven.”
Letterlijk niets kunnen loslaten, daar ligt soms een pijnlijke gebeurtenis aan ten grondslag. Baer Jonkers: “Stel je bijvoorbeeld iemand voor die in armoede opgroeide. Eindelijk kreeg hij iets moois. Later werd dat voor zijn ogen stukgemaakt. Zo ontstond een sterke beschermingsdrang: ik moet goed op mijn spullen letten.” Toch is er niet altijd sprake van een trauma, meent de psycholoog. “Mensen zoeken vaak een verklaring, maar excessief verzamelen kan ook ‘gewoon in je zitten’.”
Cijfers & feiten
- Ongeveer 75 procent van de excessieve verzamelaars heeft ook een stemmings- of angststoornis, en zo’n twintig procent heeft dwanggedachten en/of -handelingen.
- Verzamelsymptomen doen zich bijna drie keer zo vaak voor bij oudere volwassenen (55-94 jaar) dan bij jongere volwassenen (34-44 jaar).
- Vaak heeft zich aan het begin van de stoornis, of voorafgaand aan verergering van de symptomen, een psychotraumatische levensgebeurtenis voorgedaan.
Bron: www.psychischegezondheid.nl/verzamelstoornis
Hulp bij hamstergedrag
Baer Jonkers: “Geef als partner of naaste aan dat je last hebt van het teveel aan spullen. Wees niet beschuldigend, maar behulpzaam. Benadruk: we gaan het sámen oplossen. Drastisch puinruimen is niet de oplossing. Dat veroorzaakt angst en spanning. Doe het in heel kleine stapjes. Maak een lijst van alle voorwerpen. Wat is het minst waardevol? Stal deze spullen eerst een maand op een andere plek. Laat de verzamelaar daarna aangeven of hij of zij ze gemist heeft. Is dit niet het geval, dan kunnen ze weg. Zo leren mensen langzaam afstand nemen van hun spullen.”
Professional organizer/opruimcoach Jalada Goddijn-Koopmans van Bureau voor Ruimte in Haarlem: “Respect en vertrouwen zijn het belangrijkst. Gooi daarom nooit iets weg zonder toestemming. Dit geldt ook voor het verplaatsen van dingen. Laat weten hoe het voor jou voelt om in deze volle omgeving te leven. Zorg dat je beiden in een positieve, waarderende en oplossingsgerichte stemming bent als je dit gesprek aangaat. Gebruik geweldloze communicatie. Probeer in overleg het territorium van de verzamelaar vast te stellen en zo nodig te verkleinen. Zodat de gebieden waar jij ook leeft vrij kunnen worden en blijven van zijn of haar spullen. Meer kun je niet eisen. Geef de persoon binnen dit territorium volledige zeggenschap. Waardeer ieder klein gebaar, hoe miniem ook, dat iemand maakt om jou tegemoet te komen en spreek dat uit. Wees liefdevol en geduldig, maar duidelijk en laat niet over je (grenzen) lopen.”
Deskundigen
- Baer Jonkers, psycholoog bij Fonds Psychische Gezondheid
- Jalada Goddijn-Koopmans, professional organizer/opruimcoach bij Bureau voor Ruimte in Haarlem