Voorkomen is beter dan genezen. ‘Ja, natuurlijk!’, zul je zeggen. Maar zo natuurlijk was dit lange tijd niet; er was veel meer aandacht voor genezen dan voor het voorkomen van ziekten. Inmiddels lijkt het tij gekeerd en is preventie hot. 14 vragen aan preventieprofessor Johan Mackenbach.
Dat leefstijl invloed heeft op je gezondheid lijken steeds meer artsen te erkennen. Betekent dit dat er nu meer aandacht is voor preventie?
“Ja en nee. Nee, want aandacht voor preventie is veel ouder dan geneeskunde. Toen er bijvoorbeeld voor pokken nog geen medicijn bestond, hadden we in de achttiende eeuw wel vaccins. We weten ook al lang dat we infecties kunnen voorkomen door schoon water te drinken en onze handen te wassen. Tegelijkertijd luidt het antwoord ook ‘ja’. Binnen de geneeskunde is het besef toegenomen dat als je daadwerkelijk een verschil wilt maken voor de gezondheid van je patiënten, je niet om preventie heen kan. Dat komt doordat we de laatste tien jaar veel beter zijn gaan begrijpen hoe ziekten ontstaan en wat de invloed van leefstijl daarop is.”
En helpt die bewustwording?
“Ja, we zijn, als je het vergelijkt met de jaren zeventig bijvoorbeeld, veel minder gaan roken. In 1970 was het aantal rokende mannen nog 75 procent, in 2009 dertig procent. Die daling is terug te zien in de sterftecijfers: het aantal mannen dat aan een hartinfarct of longkanker overlijdt is flink gedaald. Internationaal gezien kent Nederland echter nog veel rokers. Dat kan beter. De tabaksaccijns verhogen is een middel om roken nog onaantrekkelijker te maken. Daarnaast moet je stoppen met roken zo makkelijk mogelijk maken. Niet alleen behoren stoppen-met-roken-methodes gratis te zijn, artsen zouden deze ook actief moeten aanbieden aan hun patiënten. Dat doen hun Engelse collega’s al succesvol. Nederlandse artsen mogen wat dat betreft wel actiever zijn.”
Op welke fronten valt door preventie nog meer gezondheidswinst te boeken?
“Nederlanders drinken te veel alcohol. Niet alleen jongeren, maar ook mensen van middelbare leeftijd. Ondanks dat de inkomens zijn toegenomen, is de prijs van alcohol nauwelijks gestegen. Kortom, alcohol is relatief goedkoper geworden. Accijnsverhogingen zouden dat kunnen veranderen. Daarnaast is alcohol eenvoudig te verkrijgen en wordt het bij alle mogelijke gelegenheden geschonken. Inmiddels is het voor jongeren wel lastiger geworden om zomaar aan alcohol te komen. Sinds 1 januari ben je als je nog geen zestien bent strafbaar als je alcohol in je bezit hebt en er zijn plannen om de leeftijd waarop je alcohol mag kopen te verhogen naar achttien jaar. Maar of dat genoeg is?”
Wat is er mis met een wijntje of een biertje?
“Als het bij een enkel wijntje of biertje blijft niet zo veel, zo suggereren de onderzoeken. En dat maakt het ook zo lastig. Van roken kun je zeggen dat het altijd slecht is. Ja, ook één sigaret. Bij alcohol ligt dat genuanceerder. Sterker nog, het lijkt erop dat één of twee glazen alcohol per dag gunstig zijn voor je gezondheid. Maar meer moet het niet worden. Bij een hogere consumptie slaan de gezondheidsvoordelen om in -nadelen. Denk aan een verhoogd risico op kanker en hart- en vaatproblemen.”
Is het belangrijk dat er meer aandacht komt voor preventie van overgewicht?
“Ja, maar het lastige is dat we niet precies weten wat goed werkt om overgewicht te voorkomen. Buurtprogramma’s lijken het beste te scoren, waarbij maatschappijbreed gewerkt wordt aan het creëren van een omgeving die beweging stimuleert. Dat kan door fiets- en wandelpaden aan te leggen, speeltuinen te creëren, aantrekkelijk bewegingsonderwijs op school aan te bieden en sport goedkoop en toegankelijk te maken. Deze JOGG-programma’s (Jongeren Op Gezond Gewicht) maken de wijk gezonder en daardoor houden jongeren hun gewicht beter op peil.”
En voeding: liggen daar nog verbeterpunten?
“Zout! De voedingsindustrie stopt te veel zout in ons eten, omdat we dit lekker vinden. We zijn eraan gewend geraakt. Meer zout vertaalt zich echter in meer ziekten, vooral hart- en vaataandoeningen, en meer sterfte. De overheid heeft met de voedingsindustrie afspraken gemaakt om de toevoeging van zout geleidelijk te verminderen. Het is echter belangrijk dat ze een stok achter de deur houdt en ingrijpt als het te langzaam gaat. Dan moeten er maar wettelijke zoutbeperkingen komen. De overheid moet zich hier als hoeder van onze gezondheid opstellen. Ze kan echt een verschil maken. Zo is de consumptie van transvetten sinds de jaren negentig met driekwart afgenomen mede dankzij afspraken die de overheid heeft gemaakt met de levensmiddelenindustrie. Op die manier is de gezondheid van hart en vaten sterk verbeterd.”
Is preventie een medicijn?
“Wel als het je helpt beter worden. Als je na je eerste hartinfarct stopt met roken bijvoorbeeld, kan dat helpen voorkomen dat je er nog één krijgt. Preventie kan ook herstel na ziekte bespoedigen. Als je na een hartinfarct weer voorzichtig gaat bewegen, herstel je beter. Er is op dit front nog veel ruimte voor verbetering. Eigenlijk zou het normaal moeten zijn dat artsen niet alleen ziekten behandelen, maar ook bezig zijn met preventie. Dus niet alleen elke keer geneesmiddelen uitschrijven of een operatie inplannen. Nee, elke patiënt zou standaard te horen moeten krijgen wat hij zelf kan doen om gezond te blijven of beter te worden. Daarvoor dienen de richtlijnen voor artsen te veranderen; preventie zou daarin een vaste plek moeten krijgen. Mensen mogen bovendien wel wat begeleiding krijgen bij het realiseren van hun gezondere leefstijl. Preventie draait vaak om gedragsveranderingen. Wil je die succesvol doorvoeren, dan heb je deskundige begeleiding nodig van een verpleegkundige of praktijkassistente.”
Preventie houdt ook in dat je meer verantwoordelijkheid neemt voor je eigen gezondheid. Betekent dit dat als je de verkeerde keuzes maakt en ziek wordt, het ‘eigen schuld, dikke bult’ is?
“Nee. Je maakt onderdeel uit van een omgeving, van een groep mensen en de meesten van ons zijn geneigd tot onderling kopieergedrag. Slechte, ongezonde gewoontes neem je vaak van elkaar over. Omgekeerd ook: in een gezonde omgeving maak je makkelijker en sneller gezonde keuzes. Tegelijk moeten we onze eigen verantwoordelijkheid niet ontkennen. Ieder maakt zijn eigen keuzes en is daar ook verantwoordelijk voor. Dat is weleens een spanningsveld.”
Het ideaal is: gezond eten, voldoende bewegen en niet roken en drinken. Maar iedereen heeft toch zijn zondes. Is de perfecte leefstijl wel haalbaar?
“Perfect is misschien niet mogelijk, maar bijna perfect wel. Er zijn bevolkingsgroepen die dit ideaal voor 95 procent realiseren. In Amerika bijvoorbeeld is veel onderzoek gedaan naar de zevendedagsadventisten, die niet roken en drinken. Zij leven heel gematigd en worden gemiddeld aanzienlijk ouder dan de doorsnee-Amerikaan. Gematigdheid lijkt het sleutelwoord voor een betere gezondheid.”
Dat klinkt saai. Preventie is dus een beetje het braafste jongetje van klas?
“Gezond leven hoeft helemaal niet saai te zijn. Maar preventie is voor veel mensen vaak wel minder spannend. Preventie maakt zichzelf namelijk onzichtbaar zodra ze succesvol is. Een ziekte die niet meer ontstaat, wordt vergeten. Een ziekte die genezen is niet.”
Prof. dr. Johan Mackenbach staat aan het hoofd van de afdeling Maatschappelijke GezondheidsZorg van het Erasmus MC. Hij is daarnaast lid van de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg, van de Gezondheidsraad en van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen. Hij schreef het boek Successen van preventie 1970-2010.
Prof. dr. Johan Mackenbach, Successen van preventie 1970-2010. Erasmus Publishing, ISBN 978 90 52 35 2114, € 24,90.
Preventie door de jaren heen
1974 – Hielprik voor alle pasgeboren baby’s
Doordat zuigelingen sinds 1974 een hielprik krijgen, kunnen ernstige stofwisselingsziektes snel opgespoord worden. Met de juiste medicatie of een dieet kan voorkomen worden dat op jaarbasis zo’n tweehonderd kinderen gehandicapt raken en tientallen kinderen overlijden.
1975 – Het dragen van de autogordel voorin wordt verplicht
In het begin van de jaren zeventig overleden elk jaar 1400 inzittenden door auto-ongelukken. Dankzij een serie van maatregelen, waaronder het verplicht dragen van gordels, veiligere auto’s, betere wegen en maximumsnelheden, bedroeg het aantal verkeersdoden (inclusief voetgangers, motorrijders, vrachtwagenbestuurders, enzovoort) in 2009 de helft (720 slachtoffers), terwijl er veel meer auto’s zijn en het verkeer stukken drukker is geworden.
1984 – Snoep verstandig, eet een appel
In 1974 had slechts twaalf procent van de jongens en meisjes van twaalf jaar een gaaf gebit, in 2004 was dat 88 procent. Campagnes zoals ‘Snoep verstandig, eet een appel’ hebben daaraan bijgedragen, maar vooral ook de toename van fluorbehandelingen bij de tandarts en fluor in tandpasta.
1987 – Leg je baby niet op zijn buik te slapen
Het simpele advies om baby’s niet meer op hun buik te laten slapen, heeft het aantal kinderen dat sterft aan wiegendood op jaarbasis met 170 verminderd.
1995 – Geen transvetten
Het gebruik van transvetzuren in voeding is in achttien jaar tijd met driekwart afgenomen. Doordat we minder ongezonde vetten binnenkrijgen, is het aantal mensen met hart- en vaatziekten gedaald met naar schatting drie- tot vijfduizend per jaar. Het aantal mensen dat hieraan overlijdt, is met duizend tot tweeduizend per jaar afgenomen.
2006 – Laat je niet verrassen
Het plaatsen van rookmelders, het gebruik van brandveilige materialen en campagnes zoals ‘Laat je niet verrassen’ (gericht om verbrandingen bij kleine kinderen door warme thee en andere hete dranken te voorkomen) hebben ertoe geleid dat sinds 1986 het aantal mensen dat zich op de eerste hulp meldt met brandwonden gedaald is met veertig procent. Het aantal doden door brand is de laatste vijftien jaar gehalveerd.
[bron: Successen van preventie 1970-2010]
Gebke Verhoeven stelde preventieprofessor Johan Mackenbach nog een aantal vragen. Je leest ze op gezondnu.nl. Bijvoorbeeld: welke preventieve rol kan genetisch onderzoek spelen?