Wie: Marleen van Velzen (31), samenwonend, werkt bij de politie Midden-Nederland. Als neventaak is ze politie-biker en werkzaam bij de Mobiele Eenheid (ME)
Politieagent Marleen van Velzen staat vaak voor hete vuren. Supporters die met broekriemen op haar afkomen, dodelijke aanrijdingen, woninginbraken. Het is elke keer weer afwachten. “Wat ga ik zien?”
“Bloed, geschreeuw, angstige gezichten. Kippenvel verschijnt op mijn armen nu ik eraan terugdenk. Er hangt een auto boven de singel, was de melding tijdens een nachtdienst. Daar moest ik het mee doen. Ik had dan ook geen idee wat ik zou aantreffen. Wat ik aantrof, was heftig: het meisje in de auto klampte zich meteen aan mij vast. Figuurlijk, want ze hing in de auto boven de singel en het raam was gesloten. Ze schreeuwde om hulp, wilde uit de auto, naar haar vriend. Die zag ik echter in de bijrijdersstoel zitten – of eerder liggen – en het zag er niet uit alsof hij zijn bewustzijn was verloren. Hij gaf geen enkel teken van leven. Haar gezicht zat onder het bloed, en die ogen – ik zie ze nog steeds voor me. Ik heb haar geprobeerd te kalmeren, vertelde haar dat we haar en haar vriend zouden helpen. Nadat de auto door de brandweer was vastgezet, maakten we het portier open en haalden we het stel uit de auto. We legden de jongen op de grond om te gaan reanimeren. We kregen de kans niet eens. Bloed stroomde uit zijn mond. Het was te laat.”
Geen verdriet
“Achteraf besef ik altijd pas wat ik heb gedaan, op het moment zelf doe ik dingen waarvan ik weet dat ik ze moet doen. Vaak zijn slachtoffers en daders in paniek; sommige huilen, andere schreeuwen of zijn boos. Ik ga niet mee in die emotie, maar ga over tot actie. Na heftige incidenten wil ik er wel altijd nog een keer over praten, met collega’s of met mijn partner. Misschien klinkt het cru, maar achteraf ben ik nooit verdrietig, boos of in paniek. Mensen verwachten ook niet dat je meegaat in hun emotie. Dat is iets voor de familie.”
“Als agent moet je snel kunnen schakelen. Je kunt net iemand hebben gered of je moet alweer naar een burenruzie of lijkvinding. Bij de mobiele eenheid krijg je vaak te maken met geweld. Dan staan voetbalsupporters ineens op je in te slaan met broekriemen of word je hardhandig geduwd door iemand die onder invloed is. Dat is niet leuk, ik wil geweld het liefst voorkomen. Helaas zegt niet iedereen: ‘Gezellig, ik stap bij je in.’”
Altijd alert
“Ik draag het werk altijd bij me, ook al ben ik vrij. De hele dag ben ik alert. Ik let op mensen op straat, hoe ze bewegen, hoe ze zich gedragen. In restaurants ga ik altijd zo zitten dat ik de plek kan overzien. Mocht er iets gebeuren, dan kan ik in actie komen. Maar in sommige gevallen is dat niet verstandig. Als je vrij bent, heb je geen geweldsmiddelen tot je beschikking. Dat is altijd een afweging.”
“Ik kan me niet voorstellen dat ik ander werk doe. Er is niets mooiers dan met een team een woning omsingelen, daders aantreffen en aanhouden en zo voorkomen dat de bewoners een trauma oplopen. Het voelt goed om anderen te helpen. Dat is pure rijkdom. En lukt het niet linksom, dan wel rechtsom. Ik zeg altijd tegen mezelf: ik ga dit winnen. Hoe dan ook, ik win.”