Het schoonheidsideaal van maatje 36 of minder kan op ieders kritiek rekenen. Maar pas op, het schoonheidsideaal heeft er een serieuze concurrent bij: het gezondheidsideaal. Met als belangrijkste regel: sporten zul je! En niet zo’n beetje ook. Je moet minstens voor doelen gaan als het lopen van een marathon of het beklimmen van een serieuze berg. Redacteur Gebke Verhoeven zoekt uit waar de hang naar extreme sportprestaties vandaan komt en waarom het zelfs slim is ze op je cv te vermelden.
Schoonzus wil over een jaartje of drie met haar buuf de marathon van New York lopen. De gedachte alleen al … Pff! Twee keer per week een halfuur hardlopen haal ik nét en dat vind ik een hele prestatie. Dit gezegd hebbende realiseer ik me meteen dat het niet heel erg handig is om deze woorden zwart op wit te laten drukken. Had ik hoogdravende ambities, dan was dit het moment om te zwijgen, te liegen of eromheen te kletsen. Maar een carrièretijger ben ik nooit geweest. Schoonzus ietsjes meer. En die marathonaspiraties zijn een slimme zet voor haar loopbaan (dus go for it, schoonzus!), zo blijkt uit een studie van het Duits onderzoekinstituut IZA, het World of Labor Project.
Mannen die minimaal eens per week sporten, verdienen gemiddeld vijf procent meer dan inactieve collega’s. Ook is het belangrijk dat je jong begint met sporten en het in de puberteit niet opgeeft. Dat betaalt zich later letterlijk uit. Meisjes die op hun vijftiende lekker sportief bezig waren, takelen later zo’n zes procent meer salaris binnen dan meisjes die een voorkeur hadden voor bankhangen. En mochten sportievelingen toch zonder baan komen te zitten? Dan hebben ze sneller kans op iets nieuws.
Hardlopen in spijkerbroek
Werkgevers, zo blijkt uit het IZA-onderzoek, gaan ervan uit dat sportievelingen productiever zijn, meer zelfdiscipline hebben en beter met stress kunnen omgaan. Bovendien zouden ze fitter zijn, meer uithoudingsvermogen hebben én zich ontplooien tot echte teamspelers. Het gaat dus niet alleen om wat sporten met je lichamelijke gesteldheid doet, er wordt ook een aantal karaktereigenschappen aan sportiviteit gekoppeld. Daarbij geldt dit alles wel alleen voor mensen die aan de buitenkant het toonbeeld van fitheid zijn. Een Laura Maaskant – die opgegeven is met kanker, maar er ondanks dat slank, stralend en krachtig uitziet – past ook in dit plaatje. Een professionele sumoworstelaar, die dik is, maar honderd procent fit, waarschijnlijk niet.
Dat je uiterlijk je visitekaartje is, is altijd zo geweest. Dat fitheid daarbij toonaangevend is, lijkt nieuw. Klopt dat? Is sporten anno 2016 belangrijker dan twintig jaar geleden? “Jazeker”, antwoordt sportfilosoof dr. Ivo van Hilvoorde, werkzaam aan de Vrije Universiteit Amsterdam en Hogeschool Windesheim Zwolle. “Vanuit historisch perspectief is die ontwikkeling ook nog eens razendsnel gegaan. In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw werden vrouwen uit de marathon gehaald als ze mee wilden doen. Dat was verboden. En als je ging sporten in 1978, deed je dat in je gewone, alledaagse spijkerbroek. Waarom zou je wat anders aantrekken? Prestatiedrang, wedstrijdjes doen – dat was nergens voor nodig.”
Ik sport, dus ik ben
Anno 2016 is het tij volledige gekeerd. Breekpunt lag, volgens Van Hilvoorde, in de jaren tachtig met de opmars van aerobics (Jane Fonda!) en de eerste hardloopgolf (iedereen moest joggen). Inmiddels zitten we midden in een sportieve climax. Met een beetje wandelen of ‘gewoon hardlopen’ kom je er niet meer. Nee, afzien zul je! Vanwaar die kentering? “Sport is van oorsprong iets elitairs. Het is eind negentiende eeuw ontstaan in Engeland met sporten zoals voetbal, tennis en cricket. Uiteindelijk is dat overgewaaid naar het vasteland van Europa. Van een adellijke aangelegenheid is sport in honderd jaar tijd uitgegroeid tot iets van ons allemaal. Naarmate ook de ‘gewone man’ ging tennissen en hockeyen, moest er meer uit de kast gehaald worden om je te onderscheiden. Want dat is sport vooral óók: een manier om te laten zien wat je waard bent, iets wat je status geeft.”
‘Ik sport, dus ik ben’ begint al op het schoolplein. Wie niet handig is met de bal en niet in staat is als keep doelpunten tegen te houden, staat zeker als jongetje laag in de hiërarchie. En dat geldt niet alleen voor voetbal. Op het hockeyveld zwepen ouders en coaches hun kinderen vaak met verbaal geweld op. Scoren is het devies. “Jonge sporttalenten worden tegenwoordig al tijdens de basisschool getest of ze de juiste bouw en aanleg hebben om het als topsporter te maken. Gevolg is dat ze ook al jong afgewezen kunnen worden met de boodschap dat ze nooit op wereldniveau zullen meedraaien. Waar ben je dan mee bezig? En wat is het verschil met de aanpak van sporters in het voormalige Oost-Duitsland of het communistische China? Ook in Nederland staat medailles halen steeds meer voorop. Dat maakt ook of je kunt voortbestaan als sport. Sportbonden die het beste presteren, krijgen de meeste subsidie.”
Onze sportcultuur heeft wat dat betreft een transformatie ondergaan. “In de jaren tachtig hadden we het nog over ‘sport én spel’. Dat spelelement staat steeds meer onder druk.” De fun factor van sport dreigt daarmee ondergesneeuwd te raken. Touwtjespringen, rolschaatsen, tegen de muur tennissen en stoepranden: het telt niet echt mee. Terwijl ik daar juist zo veel plezier in had als kind.
Sinds een jaar of vier loop ik dus hard. Niet voor de lol, maar omdat het moet van mezelf. Ik heb van zoveel cardiologen en geriaters begrepen dat duursporten goed zijn voor de conditie van je hart en hersenen. Dat hardlopen is misschien afzien, maar ook een investering in mijn eigen gezondheid. “Hoor jezelf nou eens praten”, zegt Van Hilvoorde. “Wat een angstbeelden. Wie zegt dat je moet hardlopen om fit te blijven? Wandelen werkt net zo goed. Het gaat erom dat je beweegt, niet dat je zweet. Extreme sportprestaties bieden bovendien ook geen garantie op een lang en ziektevrij leven. Het voorziet je hooguit van een schijnveiligheid.”
De hypochondermaatschappij
“Levenslang genieten van bewegen.” Daar zou het, als het aan Van Hilvoorde ligt, om moeten gaan. “Dat betekent minder nadruk op presteren en meer aandacht voor spel. Dat begint al met gymnastieklessen op school, waarbij je alle kinderen op hun eigen niveau aanspreekt, zodat ze op hun eigen manier grenzen verleggen.”
Maar zover is het nog niet. Voorlopig staat sport steeds vaker synoniem voor afzien. Hoe komt dat? “Er is iets veranderd in de definitie van sport. Sporten staat steeds meer gelijk aan het disciplineren van het lichaam. Jezelf tuchtigen en sporten is een en hetzelfde geworden. En dat zegt alles over de hypochondermaatschappij waarin we leven. Gezondheid is leidend. En dat slanke, goedgetrainde lichaam is niet alleen een schoonheidsideaal, het is vooral hét symbool van een goede gezondheid.”
Wat is daar mis mee? “Het lastige met zulke idealen is dat ze zo verdraaid moeilijk te bereiken zijn en dat geldt zeker voor het gezondheidsideaal. Sterker nog, er is nu een ideaalbeeld gecreëerd waaraan praktisch niemand kan voldoen, omdat de lat zo hoog ligt. In een samenleving waar je eigenlijk altijd alles kan eten, is gezond leven op zijn zachtst gezegd een uitdaging.”
Kijk mij eens fit zijn!
Dat slanke, strakke lichaam is bijna een tantaluskwelling. De vrouwelijke sixpack is misschien wel het summum van Het Gezondheidsideaal. Je moet én uitgemergeld én supergetraind zijn om dat voor elkaar te krijgen, want het gemiddelde vrouwenlichaam heeft van nature geen aanleg voor een wasbordje. Het betekent afzien, afzien en nog eens afzien. En waarom? “Dat getrainde, slanke lichaam is het ultieme teken van zelfbeheersing”, legt Van Hilvoorde uit. “En zelfbeheersing is op zijn beurt een teken van beschaving. Jezelf inhouden en tuchtigen wordt gezien als een deugd, als iets goeds.”
Je bent dus niet alleen goed bezig omdat je sport. Onbewust wordt er ook aan gekoppeld dat je er een beter mens van wordt. Dat maakt het zo begeerlijk om mee te gaan in deze extreme sporthype. “Extreme sportprestaties geven je een enorme statusboost. Dat komt ook doordat ze veel van je vergen. Je moet er geweldig veel tijd en energie in stoppen om je doel te bereiken. Het is een nieuwe maat voor fitheid. Een nieuwe invulling van het Darwinistische survival of the fittest. En dat wordt in deze tijd steeds meer van ons verwacht, vereist zelfs. Zo’n cv met extreme sportprestaties past perfect in dat plaatje. Je laat daarmee zien hoe sterk je bent, dat je over zelfdiscipline en energie beschikt en dat je prima in staat bent om goed voor jezelf te zorgen.”
Dat goed voor jezelf zorgen en er fit uitzien is een allesbehalve vrijblijvend ideaal. “Het is haast een burgerplicht geworden”, meent Van Hilvoorde. “Het lichaam wordt gezien als een machine. Gezondheid is iets maakbaars. En als je je gezondheid kunt verbeteren, dan is het ook jouw verantwoordelijkheid om daar wat mee te doen. Dat is niet alleen iets wat wij als individuen vinden, het wordt ingegeven door de politiek. Immers, die ziektekosten moeten omlaag. Dus gezond blijven wordt steeds belangrijker en ziek worden steeds duurder. ‘En, waarom zou ik dan meebetalen aan de ziekmakende gewoonten van een ander?’, luidt de maatschappelijk opinie. De onderlinge solidariteit is zoek. Zeker bij leefstijlaandoeningen zoals diabetes type 2 of obesitas heerst enorm ‘eigen-schuld-dikke-bultdenken’.”
Bewegen is een knakworst
Van Hilvoorde waarschuwt dat we met het gezondheidsideaal te ver doorschieten. “Zelfs mijn zoon van acht begint al over zijn sixpack. Nou, daar had ik toen ik acht was nog nooit van gehoord. Het geeft wel aan hoe dominant dat gezondheidsideaal is, terwijl we allemaal al best goed bezig zijn. Zo is het aantal mensen met overgewicht gestabiliseerd in Nederland, terwijl het aantal kinderen met ondergewicht juist toeneemt. Er zijn steeds meer meisjes met eetproblemen. En dat punt verdient aandacht, want licht overgewicht is nog altijd minder schadelijk dan licht ondergewicht!”
De kilo’s mogen dan onder controle zijn (het mag zelfs een onsje meer hier en daar), maar Nederlanders bewegen toch te weinig? “Dat wordt beweerd, maar is het ook echt zo?”, vraagt Van Hilvoorde zich af. “Europees gezien kent Nederland een groot aantal sporters. Dat aantal is lange tijd stabiel geweest en heeft de laatste jaren zelfs een groei doorgemaakt mede dankzij de meest recente hardloopgolf. Ik denk niet dat we op dit front een grote toename kunnen verwachten.”
Maar zitten is toch het nieuwe roken? “Dat vind ik een tamelijk hysterische uitspraak. De bewijsvoering daarvoor is flinterdun en zeker niet zo sterk als de relatie roken en gezondheid. Bovendien, we doen alsof bewegingsarmoede iets van de laatste tijd is. Maar dit vraagstuk speelt al vanaf de negentiende eeuw, toen managers vanwege het vele zitten gezondheidsproblemen kregen. Met het bewegingsvraagstuk is het net als met de knakworsten, die kankerverwekkend zouden zijn. Alles is relatief en de gezondheidswinst van meer bewegen of minder bewerkt vlees eten zit hem in enkele percentages.”
Facebook versus verzekeraars
Probleem is vooral dat we in ons verlangen naar controle gezondheid versimpelen tot een ‘van A naar B-plan’. We stappen te makkelijk over genetische aanleg, mazzel en ziekmakende maatschappelijke factoren heen. Ziek worden of gezond blijven is veelal zo complex als de chaostheorie. En toch denken we dat we alles zelf kunnen regisseren. “Dat wordt nog eens versterkt door de technische vernieuwingen”, waarschuwt Van Hilvoorde. “Via allerlei apps kun je zelf heel simpel je hartslag checken en je bloeddruk monitoren. Steeds meer mensen delen die gegevens online via Facebook of andere social media. Sterker nog, mensen koketteren digitaal met hun eigen fitheid. Het is niet de vraag of verzekeringsmaatschappijen wat met al die medische gegevens gaan doen, maar wanneer. Voor je het weet zijn ons verzekeringspremies afhankelijk van onze fitheid.”
gezondNU is uiteraard voorstander van bewegen en gezond eten. Maar wel van een gezonde manier van bewegen en eten die bij jou als mens past. Met dit artikel willen we voorkomen dat mensen zich in ongezonde bochten gaan wringen om koste wat kost aan een gezondheidsideaal te voldoen dat misschien niet echt heel gezond of ideaal is.
Alle beetjes tellen
Een halfuur per dag matig intensief bewegen was de laatste jaren de maat om de kans op diabetes, beroertes en verschillende soorten kanker terug te schroeven. Onderzoek van het Radboud UMC laat echter zien dat ook een lichte inspanning van een kwartiertje per dag het risico op leefstijlziekten terugdringt. Acht minuten intensief sporten leidt al tot een meetbare verbetering van je gezondheid. De onderzoekers hebben allerlei studies naar bewegen en gezondheid naast elkaar gelegd en komen tot de conclusie dat elke vorm van beweging en elke minuut lekker actief zijn bijdraagt aan een betere gezondheid. Dat extreem intensief sporten slecht voor je is, gaat alleen op voor mensen die hartpatiënt zijn. Verder is er geen nadelig effect gevonden van intensief sporten.
Deskundige
Dr. Ivo van Hilvoorde is sportfilosoof bij de Vrije Universiteit van Amsterdam en Hogeschool Windesheim Zwolle