“Ik denk nog vaak aan een patiënte die ik ontmoette tijdens mijn eerste coschap, nu zo’n 25 jaar geleden. Ze was een jonge vrouw met onbehandelbare leukemie, ze had niet lang meer te leven. Als jonge coassistent dacht ik: met zulk nieuws zit je de hele dag huilend in een hoekje. Maar dat deed ze niet. Integendeel. Als ik op haar kamer kwam, zei ze bijvoorbeeld ‘Wat een lekker weer is het, hè?’ Ik vroeg haar hoe ze het kon opbrengen zo positief te blijven, wetende dat ze binnenkort zou overlijden. Toen zei ze: ‘Ik sta nu nog voor de brug, pas achter de brug is de dood. Maar nu leef ik nog. Ik ga pas over die brug als ik dood ben.’ Met een schok realiseerde ik me dat ik al over de brug heen denderde, voorbijgaand aan deze mooie dag waarop zij zich goed voelde. Tijdens een van onze gesprekken vertelde ze dat ze sushi zo lekker vond. Toen was dit gerecht nog niet zo ‘in’ als nu. Ik had het nog nooit geproefd en vertelde haar dat. Kort nadat ze was overleden, werd er bij mij sushi bezorgd. Dat had ze nog voor me geregeld. Met tranen over mijn wangen heb ik de sushi achter mijn bureau opgegeten. Nog altijd als ik sushi eet, denk ik aan haar terug.”
“Deze ervaring heeft me laten inzien dat de afwezigheid van ziekte niet de belangrijkste voorwaarde is om te genieten van het leven. Dit inzicht probeer ik dagelijks te gebruiken in mijn huidige werk als internist-ouderengeneeskunde. Een paar dagen geleden had ik bijvoorbeeld een man van 85 in mijn spreekkamer. Hij had al twintig jaar diabetes, maar voelde zich goed, tot er bij toeval een tumor in zijn alvleesklier was gevonden. Hij had daar nog geen pijn van, fietste nog veel en had een goede kwaliteit van leven. Door de wetenschap dat er een tumor in zijn lijf zat, was zijn stemming echter gedaald. Ik ben toen het gesprek met hem aangegaan en zei tegen hem: ‘U hebt nu nog een goede kwaliteit van leven, waarom gaat u die niet oogsten nu het kan? Zeg dat u nog tweehonderd goede dagen te leven hebt. Door te kiezen voor een behandeling worden dat er misschien vierhonderd, maar van die vierhonderd ligt u wel de helft van de tijd in het ziekenhuis, hebt u pijn en voelt u zich ellendig. Is dat het u waard?’”
“Het moeilijke van het aangaan van dit soort gesprekken is natuurlijk dat je van tevoren nooit met zekerheid kunt zeggen wat het effect is van een behandeling. Het kan prima zijn dat je tachtig bent, prostaatkanker hebt en na het verwijderen van de tumor nog tien jaar in goede gezondheid leeft. Aan de andere kant kan zo’n ingrijpende operatie het begin zijn van een reeks complicaties en restklachten, terwijl je zonder ingrijpen ook nog tien jaar leeft om uiteindelijk met tumor aan een hartstilstand te overlijden. Om in te schatten of een behandeling zinvol is, heb je veel ervaring nodig als arts. Nog belangrijker is echter dat je als arts in verbinding bent met je patiënt. Ik stel daarom niet alleen vragen over iemands lichamelijke conditie, maar vooral ook over hoe iemand op dit moment in het leven staat: ‘Hebt u in uw leven al kunnen doen wat u wilde? Wilt u gaan voor een zo hoog mogelijke levenskwaliteit of een zo lang mogelijk leven? Wat telt echt mee voor u?’”
“Het gaat er te allen tijde om wat het beste is voor deze unieke patiënt. Over zijn wensen, en niet over welke behandelingen en ingrepen er allemaal mogelijk zijn. Juist dat maatwerk leveren maakt me gelukkig.”
Hilde Royen (1962) is internist-ouderengeneeskunde. Sinds 2013 is ze verbonden aan Isala, het ziekenhuis in Zwolle