In de loop van de tijd heeft het inentings- of vaccinatieprogramma in Nederland diverse wijzigingen ondergaan. Vroeger speelde de inenting tegen pokken een belangrijke rol. Tegenwoordig maakt de pokkeninenting geen deel meer uit van het landelijke inentingsprogramma. De bestrijding van deze gevreesde ziekte is zeer succesvol geweest. Op 8 mei 1980 is door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) officieel verklaard dat pokken op onze planeet zijn uitgeroeid.
Tegenwoordig wordt een baby in de 4e, 5e, 6e en 7e levensmaand ingeënt tegen difterie, kinkhoest, kinderverlamming en tetanus, de zogenaamde DKTP-prikken. In de 15e levensmaand volgt een inenting tegen bof, mazelen en rode hond, de zogenaamde BMR-coctail. De inenting tegen rode hond wordt alleen bij meisjes uitgevoerd, omdat deze tot doel heeft hun toekomstige ongeboren kinderen tijdens zwangerschap te beschermen tegen rode hondinfecties. Infectie zou de ongeboren baby grote schade kunnen toebrengen aan de ogen en het gezichtsvermogen in het algemeen. De inenting tegen difterie, kinderverlamming en tetanus wordt in het 4e levensjaar nog eens herhaald.
Vaccineren kan enig risico met zich brengen. Daarom wordt bij kinderen, waarbij complicaties verwacht kunnen worden, in de DKTP-prik het vaccin tegen kinkhoest weggelaten en spreekt men van een DTP-prik. Dit kan het geval zijn als een kind al eens eerder een toeval heeft gehad of waarvan de ouders of een van de ouders of een broertje of zusje een toeval of shock heeft doorgemaakt.
Sommige kinderen krijgen na de inenting klachten. Nu het vaccinatieprogramma is uitgebreid met bof, mazelen en rode hond, zal het aantal klachten als gevolg van inenting nog toenemen.
Er is een natuurlijk geneesmiddel dat bij klachten na inenting kan worden gebruikt.
Thuja D6
(1 dag voor de inenting 3x daags 10 druppels; na de inenting gedurende 3 dagen 3x daags 10 druppels helpt het lichaam de inenting beter te verwerken.
Opmerking:
De vermelde dosering is de dosering bij volwassenen; zie bladzijde 15 voor de dosering bij kinderen.