Soms worden we ingehaald door de tijd. Kon dat ene moment maar over. Hadden we maar … Drie vrouwen over een vervlogen kans.
Familiegeheimen
“Over de twee meter was mijn vader. Een man tegen wie ik letterlijk en figuurlijk opkeek. Maar ondanks die twee meter was hij niet een rots in de branding. Ik heb goede herinneringen aan hem en voel liefde. Maar ook intense haat.”
“Ik kocht met hem mijn eerste Levi’s. Hij gaf me seksuele voorlichting en in de hippietijd feestte hij met ons mee. Maar hij was zelden thuis, hij had een goede, drukke baan. En hij was alcoholist. Als hij weer eens te veel op had, kregen wij – de kinderen – ervan langs.”
“Mijn moeder stond machteloos. Ik heb van kleins af aan voor haar en mijn zusje gezorgd. En dat werd alleen maar erger toen mijn vader aan de drank raakte. In die zin heeft hij ons, en mij in het bijzonder, laten barsten.”
“Toen hij van mijn moeder scheidde, kreeg ik een recept van onze huisarts: ‘drie maanden lang je vader niet zien.’ Het beste recept dat ik ooit heb gehad. Want dat heeft me de tijd gegeven tot mezelf te komen. De drie maanden werden vijftien vaderloze jaren. Ik ging de verpleging in, ging zelfstandig wonen en leerde mijn man kennen.”
De reus slonk
“Ik was inmiddels dertig en had twee dochtertjes. We waren in de supermarkt en ineens kwamen de blikken doperwten op me af. Alles draaide. Ik kreeg geen lucht meer. Wat overkwam me? Geen idee hoe ik die dag op de fiets met twee kindjes ben thuis gekomen. De huisarts gaf me een tabletje en toen ik gekalmeerd was, móést ik mijn vader zien. Binnen twintig minuten stond hij voor mijn neus. Ongelooflijk. En dat na vijftien jaar! Nou, ik heb hem eens goed de waarheid gezegd. Want dat kleine meisje was niet langer bang.”
“Ineens zag ik die reus van een vent slinken. En maar huilen. Vanaf die dag zijn we elkaar af en toe weer gaan zien. Hij heeft een paar keer gezegd dat hij me nog wel eens apart wilde spreken. Het kwam er nooit van. Ik weet dat er veel familiegeheimen waren, maar of het daarover ging?”
“Zes jaar later kreeg mijn vader kanker. Binnen zes weken was het gedaan met hem. Op zijn sterfbed heeft hij me nog iets verteld. Maar ik was zo druk met zorgen, sussen van ruzies, troosten, het regelen van de begrafenis. Ik was weer het meisje van toen. Dat zorgde voor iedereen, behalve voor zichzelf. Het is me ontgaan wat hij heeft gezegd, misschien heb ik het wel verdrongen. Hoe het ook zij, ik kan me met geen mogelijkheid een woord van dat gesprek herinneren. En nu kan ik het hem niet meer vragen. Hij heeft zijn verhaal meegenomen en ik blijf achter met gevoel ingehaald te zijn door de tijd.”
Moeder van 70 kinderen
“Kinderen krijgen hoefde van mijn ex-man niet zo. Zonder kinderen konden we allebei blijven werken en heerlijk reizen. Dat had zijn voordelen, redeneerde ik. En dat was nu net het probleem; dat ik mijn gevoel niet aan het woord liet.”
“Tijdens zijn eerste huwelijk was zijn vrouw er tijdens de bevalling van hun zoon bijna aan onderdoor gegaan. Dat wilde hij niet nog eens meemaken. En als leraar zat hij de hele dagen tussen de kinderen. Het klonk allemaal logisch. En verstandelijk gezien was die keuze oké.”
“Op een gegeven moment zat ik zo in mijn hoofd dat ik amper iets voelde. Ik ging trainingen zelfontwikkeling volgen om meer balans te krijgen. Toen ik eindelijk bij mezelf kwam, bleek praten over gevoelens in ons huwelijk een non-issue. Zodra het bij mijn man verder ging dan materiële zaken, was het; grendels dicht, deuren op slot. Zijn gevoelslevens was de best beveiligde kluis in ons huis.”
“Na twintig jaar huwelijk wilde hij uit elkaar gaan. Maar twintig jaar samenzijn geef je niet zomaar op. We gingen in relatietherapie. Er veranderde weinig. Toen hij een weekje met vrienden wegging en heb ik die dagen gebruikt om na te denken over onze relatie. Toen ik hem bij terugkomst ophaalde, was ik niet zo blij mijn man te zien als de rest van de groep. Ik wist genoeg.”
Onvervuld verlangen
“De scheiding verliep soepel. De spullen werden verdeeld. Ons huis verkocht. Het was een kwestie van opnieuw beginnen. Maar ik had veel verdriet. Niet om ons huwelijk, maar om wat had kunnen zijn. Hij had een zoon uit zijn eerste huwelijk, ik had niets meer. Ik was 45. En de kans op een dikke buik vol leven lag achter me. Was ik maar …”
“Ik herken het ‘is-te-laatgevoel’. Maar spijt? Nee, dat is niet het goede woord. Spijt houdt in dat je iets over kan doen, dat is onmogelijk. Ik was 24 jaar toen ik mijn ex-man leerde kennen en een heel ander mens.”
“Mijn broer en schoonzus gingen vrijwilligerswerk doen in een weeshuis in Thailand waar zeventig kinderen woonden. Ik werd geraakt door hun enthousiasme. Iets betekenen voor een ander en dat combineren met mijn liefde voor reizen: Geweldig!”
“Ze merkten mijn betrokkenheid en vroegen me mee te gaan. Dat deed ik. Overdag knapten we het weeshuis op en zodra de kinderen uit school kwamen, kregen zij alle aandacht. We deden spelletjes, sloegen een arm om ze heen of zongen liedjes.”
“In die paar weken was ik er helemaal voor hen. Een soort moeder van zeventig kinderen. Dat gevoel, echt iets betekenen voor zo’n kind, dat je blindelings accepteert en waardeert … Mijn hart draaide om toen ik naar huis moest. Goh, wat heb ik gejankt. Maar ik wist; ik kom terug.” “Elke twee jaar ga ik weer. En elke keer zie ik dat het een beetje beter gaat met ‘mijn’ kinderen. Ze zien er gezonder uit, er gaan steeds meer kinderen naar school. Gaaf is dat. Warmte geven is essentieel, omdat liefde de kwaliteit van het leven van een kind bepaalt.”
www.mercy-international.nl
Oorzaak onbekend
“Ik weet nog dat ik vroeger brieven typte met de tekst: ‘oorzaak onbekend’. Dan dacht ik: je zult het maar te horen krijgen. Nu zit ik er zelf mee. De oorzaak van mijn ziekte is onbekend.”
“Ik heb polyneuropathie, een progressieve auto-immuunziekte. Op meerdere plaatsen in mijn lichaam gaan zenuwen kapot. En dat is niet alleen invaliderend. Ook pijnlijk en gênant. Als ik gezelschap heel hard ‘au’ roep, bijvoorbeeld. Het voelt alsof stroomstootjes door mijn handen en voeten lopen. Ken je dat programma Fear Factor? Ik heb wel eens gezien dat die kandidaten stroomstootjes kregen, dat voel ik de hele dag. En alles gaat langzaam. Als de deurbel gaat, loop ik er langzaam naar toe. Alles duurt heel lang. En mensen hebben altijd haast.”
“Ik was altijd gezond. Als a-verpleegkundige werkte ik bij het vaccinatiebureau van het AMC. Totdat ik pijn kreeg in mijn voeten. Het werd zo erg dat ik niet meer kon lopen. De podoloog, de huisarts, een revalidatiearts, neuroloog, vaatchirurg; vanaf dat moment heb ik iedereen gezien. Wat ik me vooral herinner van die tijd is de verwarring. Wat gebeurt er? Op welk spoor zit ik? Waarom laat mijn lichaam me in de steek? Ik voelde me slechter en slechter, maar wat je hebt weet je niet hè?”
Niet meer vechten
“Op bevrijdingsdag 2000 kreeg ik de diagnose. Ik was niet echt boos, wel verdrietig. Mijn oudste dochter was het huis uit, maar mijn jongste woonde nog thuis, ze was 17. En de rollen werden omgedraaid; zij zorgde voor mij. Het was alsof de geschiedenis zich herhaalde; ook mijn moeder was chronisch ziek.”
“Ik kom uit Suriname en ben er altijd vanuit gegaan dat ik na mijn pensioen daar ging wonen. Ik had al een optie op een perceel genomen. Dat moest ik stopzetten toen ik ziek werd. Ik werd hulpbehoevend. Ik had mijn familie nodig om voor me te zorgen, en mijn familie woont hier. Ik werd ingehaald door de tijd.”
“Spijt? Ja en nee: ik kan niet mijn droom verwezenlijken. Vooral in het begin dacht ik: had ik maar eerder dat huisje gekocht. Was ik er maar vaker naartoe gereisd. Maar langzaam word ik realistischer. Eerder ernaartoe had eerlijk gezegd niet gekund; toen had ik mijn baan en mijn kinderen. Toen ik die ziekte kreeg, was het te laat en kon het niet meer. Ik zal daar nooit meer wonen.”
“De gevoelens van spijt, zijn langzaam weggegaan. Ik heb eraan toegegeven dat het niet meer kan. Ik vecht er niet meer tegen en dat geeft energie. Ik berust; het is inmiddels mijn eigen keuze geworden om hier te blijven. En daar sta ik achter. Ik doe weer andere dingen. Rijd met de bus en scootmobiel naar Amsterdam waar mijn dochter woont. En weet je, misschien ga ik ooit toch nog naar Suriname voor een bezoek.”