Wat is de overeenkomst tussen kinderen die zogenaamd buikpijn hebben als ze naar school moeten? Een meisje met anorexia? En een vrouw die huilt als ze boos is? Opmerkelijk veel, stelt de psychotherapeut. “Mama is wél boos.”
Huilen zonder tranen
Boos zijn en huilen tegelijk
Lachen als je zenuwachtig bent
Wat is dit? Het antwoord: een emotionele chaos.
Er klopt namelijk niets van. De emoties (lachen, huilen, boos zijn) zijn niet logisch. Als je zenuwachtig bent, is er niets te lachen. Wie moet huilen, laat tranen vloeien van verdriet. En wie boos is, schreeuwt van kwaadheid (en zal niet huilen).
En toch doen we het allemaal. “Lachen van de zenuwen. Huilen door onmacht. Huilen van kwaadheid en dus zonder tranen” , zegt psychotherapeut Renate Geuzinge. “De vier basisemoties zijn: bang, boos, blij en verdrietig. Vier heldere emoties, zou je denken. Toch zijn we in staat alles door elkaar te halen. En daarmee creëren we een emotionele chaos.”
Mama is wél boos
Geuzinge is als psychotherapeut aangesloten bij de Vereniging voor Cliëntgerichte Psychotherapie. Ze ontwikkelde samen met anderen een training om jongeren met een eetstoornis in contact te laten komen met hun gedachten, gevoelens en lijf.
Het ‘laagste’ niveau in de ontwikkeling is puur lijfelijk. Baby’s uiten spanning door te huilen of krijsen. Als een baby ontspant, kan er een lach komen. Zodra een kind de taal gaat beheersen, leert hij zich op andere manieren uit te drukken. “Als het – om wat voor reden dan ook – onvoldoende gestimuleerd wordt om taal te gebruiken, blijft die spanning zich lichamelijk uitleven.”
Geuzinge ziet dat bij jonge cliënten met een eetstoornis. Ze hebben nauwelijks contact met hun lichaam en gevoelens. Alsof ze alleen een hoofd met (dwang)gedachten zijn.
Ze geeft een voorbeeld van een meisje met anorexia: “Toen ik de 14-jarige Julia voor het eerst zag, woog ze 32 kilo en zat ze bewegingloos op het puntje van haar stoel. De benen over en in elkaar verstrengeld. Haar jas stevig tussen de armen geklemd. Uit haar hele houding sprak: ik wapen me tegen de buitenwereld. Ze voelde zich alleen, angstig en opgesloten in haar lichaam. Julia was alleen een hoofd met (dwang)gedachten. Het contact met haar lichaam en gevoel was minimaal.”
Het is een voorbeeld van een kind dat in meer of mindere mate de emotionele draad kwijt is. Ze weet niet (meer) wat ze voelt. En als dat het geval is, wordt het leven knap ingewikkeld. “Als je het contact met je eigen lijf, gedachten en gevoelens verliest”, zegt Geuzinge. “Verlies je niet alleen het contact met jezelf. Je kunt ook geen contact meer maken met anderen.”
“We zien dat de jongeren die de training hebben doorlopen, de aangeleerde technieken gebruiken in de therapieën maar ook thuis in contact met hun ouders. De jongere heeft geleerd gemakkelijker contact te maken met haar/zijn gevoelens en heeft een taal geleerd om hierover te kunnen communiceren met de ander. Een leuke bijkomstigheid; ook ouders gaven aan via hun kind veel te hebben geleerd van de training.”
Hoofd, gevoelens en geest
De training die Geuzinge heeft ontwikkeld, is niet alleen goed voor jongeren met een eetstoornis. Eigenlijk zou iedereen die moeite heeft zijn gevoelens te verwoorden er baat bij hebben. “Wij vrouwen hebben bijvoorbeeld de neiging te gaan huilen als we boos zijn. Zijn we dan verdrietig? Nee. We voelen ons machteloos in een situatie die we niet willen. Boos. Onveilig. Je huilt met hoge ademhaling. Kinderen doen dat ook. Ze voelen zich niet verdrietig, maar onveilig. Ze zijn bang, of misschien boos.”
“Of neem de opmerking: ‘Mama is niet boos, mama is verdrietig!’. Mama is wél boos. Dat ziet het kind aan alle kanten. Haar lijf staat gespannen, ze schreeuwt, de sfeer is eng. En dan zegt ze dat ze verdrietig is? Dit kan ertoe leiden dat opgroeiende kinderen emoties verkeerd labelen en dat is verwarrend. Het gevolg kan zijn dat kinderen niet (optimaal) leren reflecteren.”
Buikpijn
Kleine kinderen, pubers maar ook volwassenen: we halen allemaal emoties makkelijk door elkaar. Een klassiek voorbeeld is het kindje dat ‘buikpijn’ heeft als hij naar school moet. Als ouder vermoed je dan dat er misschien iets anders aan de hand is. Dat hij bijvoorbeeld bang is om naar school te gaan– om wat voor reden dan ook. Hij herkent alleen die emotie niet en kent ook de woorden niet om dit te zeggen. Maar hij weet wel wat buikpijn is.
Geuzinge geeft nog een voorbeeld. “Linda (12) vroeg: ‘Als je blij bent, kan je toch ook spanning in je lichaam voelen?’ Want als ze zenuwachtig was, lachte ze altijd. ‘Dus dan ben ik blij als ik zenuwachtig ben’.”
De onevenwichtige relatie tussen hoofd, gevoelens en het lijf zie je volgens Geuzinge ook bij sommige pubers die voortdurend – onfunctioneel – bewegen. “Ze voelen zich onthand door wat er gebeurt in hun lichaam. Die spanning vertaalt zich naar onrustig gedrag.”
Over beleven of overleven
De psychotherapeut keert terug naar de basisemoties boos en bang, blij en bedroefd. “Bij de emoties boos en bang, voel je je onveilig”, legt ze uit. “Je ervaart lijfelijk dat je moet vechten (boos) of vluchten (bang). De emoties bang en boos liggen op dezelfde lijn. Als je bang bent, kan dat eenvoudig omslaan naar boosheid. En andersom.”
“Voor de emoties blij en bedroefd geldt dat ook. Huilen en lachen gaan makkelijk in elkaar over. Bij bedroefd bedoel ik verdriet met tranen die over de wangen lopen. Dat is dus iets anders dan het krijsen van iemand die zich onveilig voelt.”
Oftewel, constateert ze: “Wie boos en bang is, is aan het overleven. Wie blij en bedroefd is, is aan het beleven.” Ze geeft een voorbeeld van een oorlogssituatie. “Een soldaat kan geen verdriet voelen als hij in een op een bermbom rijdt – hij is immers aan het overleven. Verdriet kan hij pas weer voelen als hij zich weer veilig voelt.”
Wie spanning in het lijf voelt, moet de weg terug vinden naar zijn gevoel. We moeten daarvoor wel wat kunnen – we moeten onszelf observeren en ons gedrag reflecteren.
En soms is het heel simpel.
Kind: ‘Jij bent boos hè?’
Ouder: ‘Ja – ik ben boos.’