Steil en hard: zo heeft snowboarder Nicolien Sauerbreij een helling het liefst. De wereldkampioen is favoriet voor de Olympische Spelen. Een interview. “Ik hoef niet te winnen van de tegenstander. Ik wil winnen van mijzelf.”
Snelheid. Daar draait het om bij Nicolien Sauerbreij (30), vertelt ze aan een tafeltje in een restaurant in Amsterdam. Ze wijst op het stuk van de tafel naar de bar. “Je kan het in tien stappen lopen, maar kan het ook in vijf stappen? Zulke dingen spoken door mijn hoofd. Ik kijk voortdurend of ik mezelf kan uitdagen.”
Ze fietste in sneltreinvaart naar de interviewlocatie, vertelt ze. Ingehaald wordt ze zelden, want daar houdt ze niet van. Na een voetblessure vorig jaar lukte het een week lang te rusten (“het moest wel”), maar daarna ging ze met krukken op zoek naar uitdagingen.
“Kan ik die trap in minder treden nemen?” De revalidatieschoen (zwaar en lomp) weigerde ze. “Never nooit niet, dacht ik.” In plaats daarvan knipte ze de neus tot aan de veters uit een normale schoen, trok die aan en klom daarmee op de hometrainer.
De blessure was eigenlijk ook te wijten aan die typische topsport-mentaliteit. Haar linkervoet is een maat groter dan haar rechtervoet, toch koos ze jarenlang voor beide voeten de kleinste maat. “Dat strakke, compacte is lekker vanwege het directe contact met de grond en met je board.” Het ging ten koste van de linkervoet. “Die zat steeds te krap. Door de chronische druk op het grote teengewricht groeide een stukje bot aan de zijkant van de teen met een slijmbeursontsteking als resultaat. Nu heb ik voor beide voeten een eigen maat.”
Trainen en eten
Ze vult haar dagen met lichamelijke oefening: fietsen, hardlopen, kracht- en coördinatietraining. Van maart tot en met oktober bereidt ze zich voor op het wedstrijdseizoen en staat ze om de drie weken op een (andere) gletsjer. De maanden daarna is het tijd voor het ‘echte’ werk: de wedstrijden. In de winter is ze vrijwel niet thuis. De wekker gaat elke dag om half zes.
Om al dit trainen vol te houden, moet ze veel eten. “Zoveel dat ik er bijna niet tegen kan eten. Ik eet biologisch en vegetarisch (wél vis) en vooral véél. ’s Ochtends pap, ’s middags brood of pannenkoeken, ’s avonds een warme hap met veel groente. En daarnaast een hoop tussendoor. Omdat ik zoveel móet eten, soms ‘gedwongen’ omdat ik anders onbedoeld afval, heb ik niet altijd zin. Dankzij maaltijdvervangers en supplementen zoals een hooggedoseerde multivitamine krijg ik dan koolhydraten en eiwitten binnen.”
“In een wintermaand, als wedstrijden snowboard, kom ik soms op drie verschillende continenten. Mijn lichaam raakt hierdoor in de war. Overdag geen honger, ’s nachts wakker worden met een vreetkick. Vroeger liet ik me lijden door mijn gevoel van honger of gebrek daaraan en daardoor verloor ik gewicht. Onder een bepaald vetpercentage heb ik minder energie en weerstand en dat is nadelig voor mijn resultaat. Ik heb dat moeten doorbreken om fit te blijven in het seizoen. Dus ook eten terwijl ik geen honger heb.”
Op een gletsjer
“Mijn vader was skileraar, en een echte sportman. Superfanatiek. Nog steeds kan hij niet één voetbalspelletje doen zonder de stand bij te houden. Hij beoefende alle sporten en gaf dat spelenderwijs aan ons mee. Op zesjarige leeftijd stond ik met hem te surfen, met 10 jaar surfte ik op de Atlantische oceaan. Hij leerde me fluiten, zodat ik hem kon alarmeren als er iets misging.”
“Als ik dacht: dat kan ik niet, zei hij: ‘Dat kan je makkelijk. Probeer het maar.’ Hij gaf zelfvertrouwen. Ik heb van alles gedaan en nooit een blauwe maandag. Ik heb de bruine band in judo en karate.”
Controle
De titel ‘favoriet’ voor de Olympische Spelen is een hele eer, vertelt ze. Maar de kans dat ze de verwachting waarmaakt is niet relatief groot. “Het is moeilijk te voorspellen, omdat mijn sport veel externe componenten bevat die de prestatie beïnvloeden: de hellingshoek, de sneeuwsoort, of er sneeuw valt, de temperatuur. Het kan heel warm zijn op een berg of juist extreem koud. Al deze factoren kunnen je een optimale dag geven, of juist niet. Ik doe er alles aan om alle componenten onder controle te krijgen.”
“Met snowboarden kan je niet in een toernooi groeien. Er is alleen die ene dag – 26 februari 2010 – waarop je alles goed moet doen. Als ik wakker word, moet het mijn dag zijn. Een dag waarop alles klopt, hangt van honderdsten aan elkaar. Met een verkeerde start zijn de spelen in één seconde voor mij over.”
“Snowboarden draait om de juiste combinatie van balans, kracht en techniek. Maar de wet van de zwaartekracht geldt ook: hoe zwaarder je bent, hoe sneller je naar beneden gaat. Ik ben 1 meter 65, en 58 kilo zwaar. Soms board ik tegen dames die 20 kilo zwaarder zijn dan ik. Ik kan van hen winnen, omdat zwaartekracht niet allesbepalend is.”
Element
“Ik ben een perfectionist. Als een oefening niet lukt, ga ik door tot ik het kan. Sterker: ik wil het perfect kunnen. Met leren had ik dat niet. Laat maar zitten, dacht ik als ik het niet begreep.
Bij het boarden is dat anders. Ik wil mezelf voortdurend verbeteren, het uiterste eruit halen. Als ik beelden van overwinningen terugzie, kijk ik automatisch naar waar het technisch iets beter had gekund, waar ik iets heb laten liggen. Ik denk altijd dat het nog beter kan. Ik hoef niet te winnen van mijn tegenstanders. Ik wil winnen van mezelf. Bij elke fout die ik maak, weet ik dat ik mijzelf nog verder moet verbeteren. Het gaat om de kick van: Nu ben ik écht goed, nu heb ik het onder controle.”
“In topvorm ben ik één met mijn board. Op steile, harde hellingen ben ik het meest in mijn element. Ga ik extreem snel, weet ik de juiste lijn te kiezen, heb ik het juiste gevoel om de bochten te nemen.”
“Ik houd niet van verse sneeuw en vlakke hellingen. Hier bestaat het risico dat ik ‘ingraaf’ en dat vertraagt. Ik probeer mezelf positief te sturen. Op de wedstrijddag zeg ik: vandaag houd ik van verse sneeuw.”
Verliezen
“Ook als je één van de beste sporters van de wereld bent, kun je verliezen. Het lukt niet. Zo’n teleurstelling draag je met je mee. Door een goede training krijg je weer het gevoel van: het komt goed. En daardoor bouw je weer op naar een volgende wedstrijd.”
“Ik ben superfanatiek, maar stap relatief snel over verlies heen. Raak er niet door van slag. Binnen de topsport wordt dat niet altijd begrepen. Men vindt het logischer dat je er dagen ziek van bent. In een dip komt. Maar ik denk: sport is maar sport. Terwijl je je druk maakt om een eerste, tweede of derde plaats, zijn er massa’s mensen die vechten om een bekertje rijst of een beetje water.”
“Mijn zusje (die ook snowboard – red.) lust de tegenstander rauw. Die wil per se van iemand winnen. In de loop der tijd ben ik zelf ook meer wedstrijdgericht geworden. Je kan geen topsport doen zonder een factor van fanatisme. Je wilt laten zien dat je de beste bent.”
“In de meeste sportteams is veel strijd, haat en nijd. Mensen die elkaar het licht in de ogen niet gunnen, terwijl ze wél met elkaar de wereld rondreizen. Je moet het ermee doen. Ik vorm een team alleen met mijn zus Marieke. Ideaal. Wij hebben een hele sterke band. We begrijpen elkaar en gunnen elkaar de overwinning.”
“Het komt voor dat ik goede resultaten heb, en mijn zusje niet. Dat is moeilijk. Hier is feest, maar daar zijn tranen. Hoe los je dat op?”
“Marieke gaat er verschrikkelijk knap mee om. Ondanks de soms diepe teleurstelling voor haarzelf kan ze blij zijn voor mij. Ik weet niet of ik dat zou kunnen. Als ik haar een gouden medaille mag geven, krijgt ze hem daarvoor.”
Risico
“Mijn moeder ziet geen enkele wedstrijd. Ze stimuleert ons, maar ziet ons liever vandaag dan morgen stoppen met deze sport. Dat komt ook door het risico dat eraan kleeft. Je zoeft met zeventig tot tachtig kilometer per uur zo’n helling af met alleen een helm en rugbescherming. Dat kan ze niet aanzien. Ook vindt ze het erg als er teleurstellingen te verwerken zijn. Ze snapt niet dat je zoiets vrijwillig opzoekt.”
“Aan een val of een knockout wen je nooit. Óf het gebeurt zo snel dat je het zelf niet eens in de gaten hebt en ineens sterretjes ziet. Óf je ziet het aankomen, maar kunt er niets meer aan doen. Je zit altijd op de grens, maar je voelt wel wanneer je er net tegenaan zit of erover heen gaat. Soms word je gestraft.”
Zelden thuis
“Mijn wereldje is heel klein op dit moment. Het is overleven. Gezond zijn, fit blijven, niet te moe zijn. Normaalgesproken lig ik om half tien in bed. Op trainingskamp zelfs een uur eerder. Op zondagochtend staat mijn wekker vroeg, want dan ga ik een eind fietsen. Ik ben niet vaak op verjaardagen en met kerst ben ik zelden thuis.”
“De sport bepaalt mijn tijd. Net zoals een huilend, vermoeid kind bepaalt dat zijn ouders moeten gaan. Veel mensen begrijpen dat niet. Die vinden het jammer als je vroeg weg gaat. Vroeger vond ik dat vervelend en gaf ik steeds weer tekst en uitleg. Nu zijn de mensen overgebleven die het wél begrijpen. En als iemand zegt ‘Joh, blijf nog even’, ben ik sterk genoeg om te zeggen: ‘Nee, ik ga.’”
“Ik heb al meer dan tien jaar een relatie. Hij werkt in het zakenleven, maar is sportminded. Wij groeiden samen in mijn sportleven. In het begin paste hij zich aan mij aan. Nu heeft hij zijn eigen leven naast het mijne. Als hij naar een feest wil: prima! Maar hij verwacht het niet van mij. Hij weet ook dat ik niet blij word van een stedentrip, of een dag winkelen. Als ik dat doe, gaan mijn rug en benen zeer doen. Laatst was ik eventjes met mijn moeder in een winkel, omdat ze mijn mening wilde. Dan ga ik zoveel mogelijk zitten om mezelf te sparen.”
Zenuwen
“Of ik zenuwachtig ben voor de Spelen? De spanning komt bij mij pas een paar seconden voor de start. De nacht ervoor slaap ik gewoon goed. De ochtend van de wedstrijd begint het. Dan ben ik er klaar voor.”
“Na de Spelen ga ik door met snowboarden. Ik zie nog genoeg uitdaging in mijn training en in de wedstrijden om door te gaan, al merk ik wel dat ik meer moeite krijgt met het reizen. In de winter kom ik thuis, zet mijn tas met vuile spullen neer, neem een tas met schone spullen weer mee en ben vertrokken. Het is onrustig en vermoeiend om zo te leven. Bovendien heb je als topsporter meestal meer met teleurstelling dan met blijdschap te maken. Dat kan je opbreken.”
“Af en toe kom ik helemaal leeg thuis van een training en dan vind ik het heerlijk om in een stoel neer te ploffen. Een glas drinken uit de keuken halen is dan al teveel moeite. Gelukkig is dat gevoel de volgende dag weer weg.”
Curriculum vitae
Nicolien Sauerbreij (1979) snowboardt sinds haar twaalfde. In 2008 wond ze ondermeer de algemene wereldbeker. Tijdens de Olympische Spelen vormt ze samen met haar zus Marieke een team.
Nicolien Sauerbreij
- www.nicoliensauerbreij.nl
- www.plantina.nl