Een banaan is net zo gewoon als een appel of peer. Maar wie weet hoe bananen geoogst worden? En wat is het verschil tussen zomaar een banaan en zijn biologische soortgenoot? Op zoek naar antwoorden op het zonovergoten bananeneiland La Palma.
Ssslurp! In één lange teug gaat het grote glas bananenshake leeg. We (onze twee kinderen, mijn man en ik) zitten op een terras in Tazacorte, een badplaats in het westen van het eiland La Palma. Al is badplaats een groot woord voor dit charmante plaatsje met drie restaurants met kleurige gevels, een handvol winkels en wat huizen te midden van veel bananenplantages. Heel veel bananenplantages.
Om bananen kun je dan ook niet heen op dit groene eiland, dat als één van de Canarische Eilanden ter hoogte van Marokko in de Atlantische Oceaan ligt. Dat merkten we vanmorgen al direct na aankomst. Op de weg van de luchthaven naar ons appartement werden we geregeld ingehaald door pick-uptrucks volgeladen met bananen. Eenmaal aangekomen in ons appartement werden we door de eigenaresse verwelkomd met een tros van de typische kleine banaantjes van het eiland. Later die week zullen we leren dat deze banaantjes platanos worden genoemd. Met bananas worden hun grote gele broers bedoeld, die we uit de Nederlandse supermarkten kennen.
De grote bananen zijn voornamelijk afkomstig uit Zuid-Amerika. Platanos winnen langzaam maar zeker terrein op het vaste land van Europa, ook in Nederland, omdat hun smaak fruitiger, zoeter en minder melig is dan die van een banana. Tot zover het onderscheid tussen een platano en een banana. En om dit verhaal niet nodeloos ingewikkeld te maken, noemen we de platano vanaf nu voor het gemak een banaan.
Een halfuurtje kronkelen
De gekregen tros bananen gaat mee de huurauto in. Ze vallen in de smaak; de kinderen eten op de achterbank de ene na de andere. We zijn op weg naar Los Llanos, de tweede grootste stad van het eiland na de hoofdstad Santa Cruz, met zo’n tienduizend inwoners. Vanaf Los Llanos rijden we naar het plaatsje La Laguna, via een kronkelende weg tussen de bananenplantages door met zo af en toe een prachtig doorkijkje naar zee. Geregeld hangen er grote trossen bananen over de muren die de plantages afscheiden van de weg. Na een halfuurtje kronkelen stoppen we bij een hoge muur en gaan we een deurtje door.
Hier begint een andere wereld, de wereld van Martina Rasi. Boven ons hoofd hangt een groen dak van grote bananenbladeren. Op de grond groeien basilicum en currykruid, afgewisseld met peperplanten en geurige bloemen waar vlinders rondfladderen. Het is alsof we een tropisch regenwoud binnenwandelen.
“Hello!”, klinkt het vanaf een ladder die tegen een bananenboom staat. Het is maar goed dat Martina een big smile op haar gezicht heeft, want in haar hand blinkt een groot mes. Met twee soepele slagen hakt ze een aantal bladeren weg.
Lachende bananenboeren
De van oorsprong Zwitserse Martina kocht deze grond zo’n twintig jaar geleden samen met haar toenmalige Palmeriaanse man. Na haar scheiding besloot ze eigenhandig de plantage voort te zetten, al wist ze niets van bananen, laat staan van het kweken van bananen.
De boeren om haar heen lachten haar uit; ze was geen bananenboer en bovendien ook nog een vrouw! Dat kon niet goed gaan. Toch bewijst Martina tot op de dag van vandaag het tegendeel. Wat heet, inmiddels is ze ‘wereldberoemd’ op de Canarische Eilanden en haalt ze als succesvol biologische bananenteler geregeld de nationale televisie en kranten om collegaboeren van deze manier van werken te overtuigen.
Op de vraag waarom ze dat doet, antwoordt ze simpelweg: “Omdat ik niet anders kan.” Martina is ervan overtuigd dat de aarde de manier waarop de mensheid nu alle natuurlijke bronnen volledig uitput niet volhoudt. Dus ging ze op zoek naar een manier waarop ze wel bananen kon verbouwen, zonder gif te spuiten en zonder kostbaar water te verspillen. En die vond ze. Inmiddels dragen haar bananen alweer zes jaar het keurmerk biologisch en worden ze ook als zodanig verbouwd.
Martina: “Collegaboeren doen nu of biologisch iets heel bijzonders of ingewikkelds is én alsof we niet zonder synthetische bestrijdingsmiddelen zouden kunnen, maar dat is grote onzin. Bananen, en ook andere planten, hebben altijd gegroeid zonder bestrijdingsmiddelen.”
Geen trollen en kabouters
In haar eentje runt Martina de plantage. Van het planten tot het oogsten, alles doet ze zelf. Martina zelf ontkent dat ze het alleen doet. “Ik werk met de natuur en de natuur werkt voor mij. Hier op het eiland gelooft men in trollen en kabouters, maar ik vertel hun dat het de insecten zijn die hier het werk doen.”
Die insecten koestert ze dan ook; giftige bestrijdingsmiddelen komen haar plantage niet op. Martina vertelt, terwijl ze om zich heen wijst: “Kijk om je heen, hoeveel planten, bloemen en kruiden hier groeien en hoeveel vlinders en insecten je ziet fladderen en vliegen. Dit zorgt voor een natuurlijk evenwicht, waardoor schadelijke insecten die voor plagen kunnen zorgen geen kans krijgen. Op reguliere plantages groeit niets op de grond onder de bananenbomen. Voor de bomen geplant worden, wordt daar de aarde zelfs geheel steriel gemaakt. Op zo’n plantage moet je schadelijke insecten en schimmels wel met de gifspuit te lijf.”
“En dat is nog niet alles”, vervolgt ze haar verhaal, “op de reguliere plantages is het hoge waterverbruik een groot probleem. Mijn bomen kunnen toe met veel minder water, doordat de humusrijke grond waarop ze staan het water veel beter vasthoudt.”
Stoere haan Julia
We lopen verder en verstijven bij een oerkreet van de haan Julia die hier rondstruint. Een haan die Julia heet? Martina lacht en neemt haar haan op de arm. “Toen Julia nog een piepklein kuikentje was, werd hij bijna dood gepikt door de andere kippen en hanen. Ik heb hem mee naar huis genomen en eigenhandig grootgebracht. Ik dacht met een kipje van doen te hebben, vandaar dat deze stoere haan nu door het leven gaat met een meisjesnaam.”
Martina klimt een trap op. “Dit is een tros die geoogst kan worden; zo’n vijftig kilo weegt hij nu.” Martina kapt de tros met haar mes los van de plant en tilt hem met gemak over haar schouder naar beneden, alsof hij niets weegt. “Deze tros breng ik samen met de andere trossen naar de coöperatie hier op het eiland. Daar worden ze gewassen en in kleinere trossen verdeeld om vervolgens in bananendozen op een schip te worden geladen, op reis naar het vasteland.”
Krom van het lachen
Helaas moeten ook wij, net als de bananen, weer terug naar het vasteland. Niet per boot, maar in slechts vier uurtjes met het vliegtuig. Dat doen we vele ervaringen en ontdekkingen rijker. En waarom zijn bananen krom? Ze lachen zich krom, omdat ze groeien op zo’n prachtige plek als het eiland La Palma … Of is het omdat ze van nature tryptofaan bevatten, een stofje dat in onze hersenen zorgt voor gevoelens van blijheid en genot?
Ik weet het eigenlijk nog steeds niet … Hoe dan ook, als ik in het vervolg mijn tanden zet in een banaan, zal ik met een glimlach rond mijn mond terugdenken aan Martina en haar mooie strijd om beter voor de wereld te zorgen. En aan haan Julia, niet te vergeten.
Gezond eten beperkt zich niet tot de eettafel. Het begint bij de oorsprong van ons voedsel: de makers. gezondNU bezoekt voor de serie Passie voor eten mensen met hartstocht voor (h)eerlijk eten, meestal in Nederland en soms ver daarbuiten.