Als je als kleuter je strikdiploma niet haalt, kun je dan een normaal leven leiden? De vraag lijkt grappig. Maar als die kleuter groter wordt en als puber geen wekker kan zetten en ook moeite heeft met groente afwegen, wordt het minder grappig. Suzanne (28) over ‘haar’ dyscalculie.
Mensen met een talenknobbel blinken doorgaans niet uit met rekenen. Maar wat als het verschil extreem groot is? Zoals bij mij. De uitslag van de Cito-test was tekenend voor de strijd die ik gedurende de hele basisschool voerde. Ondanks mijn ijver werd ‘mijn best doen’ nooit beloond wanneer het op rekenen aankwam. Als kleuter al moest ik soms in de speelpauze binnenblijven om met de juf te oefenen.
En de Cito-score (laag) was een grote teleurstelling. Voor het eerst voelde het ‘niet kunnen rekenen’ als een beperking. Ik had het gevoel dat ik meer in mijn mars had, maar dat ik dankzij de test niet de kans kreeg dat te laten zien. Ik wilde naar de mavo. Vanwege mijn slechte rekenprestaties werd het vbo. Die getallen ontnamen me een droom.
Cijfers beperkten me, toen en ook in mijn latere leven, ook al wist ik dat nog niet. Cijfers zijn namelijk overal. Zo kan ik klokkijken en heb ik geleerd hoe ik een wekker zet, maar de juiste temperatuur instellen bij de oven is lastiger. Wat heb ik veel afbakstokbroodjes laten verbranden! Of het koken met verschillende ingrediënten van verschillend gewicht of hoeveelheden … een crime. Want wat is meer: een liter of een deciliter? En dus kookt mijn vriend bij een uitgebreid gerecht. En ik? Ik tel (nog steeds) op mijn vingers de uren van de werkdag vanwege de pauze die er tussenzit en de nachtjes overnachtingen op vakantie bij het boeken.
Is wiskunde te leren?
Terug naar mijn schooltijd. Omdat ik graag las en ook graag leerde, vond ik mijn rekenprobleem niet belangrijk. Ik kon veel wél. Een slecht cijfer voor rekenen? Dan zei ik meteen dat ik voor Engels een negen of tien had. Ik had me erbij neergelegd dat ik niet goed was met cijfers.
Van de middelbare school herinner ik me weinig van de wiskundelessen. Ik ging. Deed mijn boek open. En dat was het. Blanco. Het regende enen op mijn rapport. Ondanks dat ik er wel voor werkte. De leraar dacht dat ik expres niet mijn best deed. Ik kon dus vaak op de gang wachten tot de les voorbij was.
Rond mijn veertiende begon ik me af te vragen of wiskunde überhaupt te leren was. Een terechte vraag, zo bleek later. Want ik ben nooit hoger gekomen dan het rekenniveau van groep 5. En dus kon ik leren wat ik wilde; het drong niet door. Geen onwil, maar onvermogen. Met bijles haalde ik eenmalig een zes. Hoger werd het niet, maar een vier (of soms een vijf), voelde beter dan een één.
Ondanks mijn onvermogen met getallen, bleef mijn ambitie. Ik wilde naar het vhbo, een vooropleiding voor het hbo. Maar volgens mijn decaan moest ik dan echt iets van wiskunde snappen. Dat was dus niet het geval. En ook vakken zoals bedrijfsadministratie en boekhouden liepen niet denderend. Vanaf dat moment vond ik het welletjes. Ik kon zijn negatief advies begrijpen, maar frustrerend was het wel.
Na mijn diploma ging ik werken als administratief medewerker. Dat zorgde voor rust, maar niet lang. Zoals gezegd; cijfers zijn overal. Ook tijdens het werk moet ik iets snappen van boekhouden, jaarverslagen en salarisadministratie. Van een factuur, een winstcontext en een budget. Een tijdsplanning … Voor iemand die zelfs moeite heeft met de begrippen even en oneven , wordt het al snel lastig.
Herkenning!
Het ging me steeds meer opvallen hoe beperkt ik eigenlijk was. Ik typte eens willekeurig ‘rekenprobleem’ als zoekterm op internet. Al snel stuitte ik op de term dyscalculie. Herkenning! Ook al was ik inmiddels volwassen, ik besloot me te laten testen. Ik wilde weten of ik écht een beperking had.
Ik had inderdaad dyscalculie. Met de uitslag kon ik het hoofdstuk ‘ik kan niet rekenen’ afsluiten. Vrijwel diezelfde week nog. Inzicht geeft rust. Ik ontdekte dat dyscalculie meer is dan een rekenstoornis. Het heeft vooral te maken met logica en het toekennen van een waarde aan een cijfer. Wat is meer: 100 of 1000? Geen flauw idee. Dyslexie dus, maar dan met cijfers.
Dit wil niet zeggen dat mensen met dyscalculie geen tafels kunnen opzeggen. Wel dat ze moeilijk kunnen klokkijken of groenten wegen. Zo werd ik bij de groenteboer waar ik als scholier een weekendbaantje had, ontslagen omdat ik niet goed de groente en fruit afwoog. Ik heb het daarna nog eens geprobeerd bij een sportzaak, maar toen de uitverkoop startte en ik kortingen moest berekenen, haakte ik af.
Mensen als ik zien geen verschil tussen een deciliter en millimeter. Hebben een hekel aan strategiespelletjes. Willen wel Monopoly spelen, maar haken af bij het nemen van een hypotheek (ikzelf speelde tot mijn vijfentwintigste zonder hypotheek). Iets wat zo logisch lijkt voor anderen, is voor mij – nog steeds – niet te bevatten. Veters strikken dus. Of als ik aan de kassa € 8,15 moet afrekenen, komt het niet in me op om er vijftien cent bij te leggen. Ik leg het verband niet. Mijn pinpas redt me vaak. Sinds een paar jaar doe ik toch een poging die centen erbij te geven. De ene keer lukt het wel, de andere keer niet en lach ik mee om mijn vergissing. Maar toegegeven: handig is het niet.
Een droom
Ik wilde altijd iets doen met lezen en schrijven. Zo’n droom lijkt lichtjaren verwijderd als je naar het vbo gaat. Toen ik wist dat het ‘slechts’ dyscalculie was dat me indertijd dwarsboomde, durfde ik het aan havocertificaten te halen in de avonduren. Het inzicht sterkte me mezelf toch te ontwikkelen. Dat ik boven de twintig jaar was, gaf niets. Ik voelde een mix van nieuwsgierigheid en gerechtigheid in me. Wat had ik gekund dat er eerder op school nooit was uitgekomen?
Ik haalde mijn certificaten en kreeg de smaak van het leren te pakken. En maakte de stap naar het hbo. Ik ging journalistiek studeren. Het logisch denken was soms een hindernis, maar mijn motivatie compenseerde dat.
Ik weet niet meer wat ik vroeger bij de juf in de speelpauze oefende. Maar toen die juf mijn moeder zestien jaar later toevallig tegenkwam, benoemde ze tussen neus en lippen door mijn probleem als ‘dyscalculie’. In mijn schooltijd bestond dat probleem ‘nog’ niet. Ik weet zeker dat er anders begeleiding en begrip was geweest. Omdat ik het nu wel begrijp, doe ik sinds de diagnose meer mijn best om toch met getallen om te gaan. Maar ik voel me niet langer dom. Ik accepteer mezelf en dat is de grootste winst.
Hardnekkig rekenprobleem bij een slim kind
“Vraag je aan een kind met dyscalculie hoe lang de gang is in de school (twee, twintig of tweehonderd meter?), dan weten ze het niet. Een oppervlakte van een ruimte? Ze hebben geen idee.” Tom Braams, onderwijspsycholoog met als specialisatie leerstoornissen, laat met deze voorbeelden direct zien dat dyscalculie meer is dan moeite met rekenen. Het is vooral inzicht. Aan cijfers en telwoorden hangt geen betekenis.
“Dat uit zich uiteenlopend omdat we op allerlei momenten van de dag met getallen bezig zijn. Het schatten van reisafstanden, oppervlaktes en bij het koken. Rekenen doen we namelijk met een heleboel delen van de hersenen. Er is niet één bepaald ‘rekenkwabje’. Gebieden voor taal, redeneren, organiseren, ruimtelijk inzicht; samen komen ze tot een oplossing. Bij dyscalculie functioneren deze gebieden wel, maar minder.”
Bij een kind met dyscalculie zijn de rekenproblemen hardnekkig, terwijl dat kind andere dingen wel goed kan leren. Het wordt dus niet veroorzaakt door een verminderde intelligentie. Volgens Braams heeft tussen de twee en acht procent van de kinderen en volwassenen dyscalculie. “Dat betekent dat elke klas minstens één kind heeft met deze stoornis.” Deze kinderen leren vooral door ervaring. “Wat is een breuk? Gooi een schoteltje stuk. Alle gebroken stukjes zijn deeltjes van dat schoteltje. Breuken van een geheel dus. Dát is een breuk.”
“Een heleboel dertig centimeters”
Ook meten is moeilijk. Braams: “We laten ze de gang opmeten met een liniaal. Dat zijn een heleboel dertig centimeters! Zou het niet handiger zijn een langere maateenheid te pakken? Zoals een decameter (tien meter)? Daarna ga je in kilometers rekenen. Kinderen met dyscalculie hebben deze ervaringen nodig, en niet de theorie, om te leren met getallente werken.”
Binnen het onderwijs krijgt dyscalculie weinig aandacht in verhouding tot dyslexie. “Veel mensen zeggen; ik heb geen rekenknobbel. Daarmee is hun probleem afgedaan. Ik verwacht echter de komende vijf jaar meer aandacht voor deze rekenstoornis.” Het is belangrijk dat het rekenen voor deze kinderen weer leuk wordt. Met oefening en begeleiding is er wel degelijk winst te boeken.
Voorlopig wordt de stoornis volgens hem ‘doodgezwegen’. “Er is geen goede methode voor kinderen met rekenproblemen. En dat is wel nodig. Kinderen met dyscalculie hebben qua lesmateriaal duidelijkheid nodig. Want blijft dyscalculie onderkent, dan zijn de gevolgen niet mals. “Kinderen met dyscalculie worden beperkt in hun leren. Ze kunnen faalangst ontwikkelen, voelen zich onbegrepen. Als dyscalculie op de basisschool niet is ontdekt, kunnen zij op de middelbare school alsnog onderuitgaan.”
4x dyscalculie
“Je hebt pas dyscalculie als er een vaardigheid die voor het rekenen belangrijk is, gestoord is”, vertelt Tom Braams, onderwijspsycholoog met als specialisatie leerstoornissen. Er zijn zeker vier soorten dyscalculie. Uit de test komt niet altijd één subtype. Vaak zie je bij kinderen een combinatie van meerdere types.
1.Semantische geheugendyscalculie
Deze kinderen hebben niet zozeer problemen met het rekenbegrip. Wel met het vlot cijfermatig toepassingen van eenvoudige rekenbewerkingen.
2.Getallenkennisdyscalculie
Problemen met inzicht in de getalstructuur (honderdtallen, eenheden). Getalbegrip en moeite met omschakelen naar maateenheden (meters, kilometers bijv.)
3. Visuospatiële dyscalculie
Moeite met het ruimtelijk goed weergeven en interpreteren van numerieke informatie. Met de getallen in kolommen recht onder elkaar zetten. Het omdraaien van getallen in grafieken en grafieken slecht kunnen lezen. Ruimtelijk inzicht en logica ontbreekt vaak. Er zijn problemen met natuurkunde, meetkunde.
4. Procedurele dyscalculie
Moeite met de volgorde van stappen bij complexe berekeningen. Slecht kunnen hoofdrekenen. Meerdere handelingen tegelijk of na elkaar zijn lastig uit te oefenen (de procedure is moeilijk).
Meer weten?
- Website Tom Braams: www.tbraams.nl
- Boek: ‘Kinderen met dyscalculie’ door Annemie Desoete en Tom Braams, isbn:978-90-8506-368-1, uitgeverij Boom.