Wat hebben kauwen, ademen en duimen met een beugel te maken? Veel. Zo veel dat ‘verkeerd’ slikken, kan leiden tot een beugel. Het kan het effect van de beugel gedeeltelijk teniet doen. Maar het omgekeerde geldt gelukkig ook: Een kind dat weer goed leert slikken, kan het dragen van een beugel voorkomen of verkorten.
Het klinkt misschien raar; maar slikken doen we niet automatisch ‘goed’. Het kan zijn dat we bij elke slik, de tong tegen de tanden duwen. “Als je nagaat dat we overdag gemiddeld twee keer per minuut slikken en ‘s nachts gemiddeld één keer, dan slik je in dat geval in totaal dus zo’n 1500-2000 keer per dag ‘verkeerd’. Je kunt je voorstellen dat de tanden zo worden scheefgedrukt.”
Aan het woord is logopedist Peter Helderop. Samen met tandarts, implantoloog Berry Verlinden, maakt hij zich sterk voor ‘pre-orthodontie’. Dat kan zeker nuttig zijn. Helemaal als we ons realiseren dat bijna de helft van alle twaalf- en dertienjarigen een beugel draagt. Die tanden zijn niet altijd spontaan verkeerd gegroeid. In veel gevallen zijn ze scheef gegroeid, omdat kinderen al op jonge leeftijd ‘afwijkend mondgedrag’ ontwikkelden. Ze persen met hun tong. Duimen. Of slikken verkeerd. Dat verkeerde mondgedrag, kan als ze eenmaal die beugel dragen het effect gedeeltelijk teniet doen. De tong duwt tijdens het slikken telkens tegen de tanden en duwt ze scheef. De beugel zet de tanden recht. De tong duwt ze weer scheef.
Duwen en duimzuigen
Goed gebruik van spieren om en in de mond is dus van groot belang bij de orthodontische behandeling. En ook: vóórdat kinderen een beugel gaan dragen. Anders kan het eigenlijk voor niets zijn.
Tijdens de therapie trainen de jonge kinderen de spieren in de mond, zoals de tongspier, maar ook de mondkringspier, ofwel de lipspieren. Ook krijgen ze vaak een ‘mondtrainer’, (ook wel een ‘habit breaker’ genoemd of trainer-for –kids – een beugeltje dat lijkt op een gebitbeschermer zoals hockeyers of boksers gebruiken.
Logopedist Helderop : “Als kinderen voor controle bij de tandarts komen, kijkt hij idealiter behalve naar hun gebit, ook naar hun slik- en mondgewoontes. Zijn deze gewoontes niet goed, dan heeft dit effect op de vorm van het gebit. Afwijkende mondgewoontes zijn bijvoorbeeld langdurig duim- of fopspeenzuigen. De tong wordt tijdens het slikken hierdoor tegen de voortanden geperst. Ziet de tandarts dit afwijkende gedrag, dan word ik ingeschakeld. Ik leer de kinderen met behulp van spiertraining van de mondspieren de verkeerde mondgewoontes af.”
Voordat de oefeningen beginnen, meet hij de sterkte van de spieren. “We meten de tongdruk , de kauwspieren en de lipspieren. De tongdruk is bijvoorbeeld de druk waarmee de tong tegen de achterkant van de voortanden perst tijdens het slikken. Als het meten gedaan is, kunnen de oefeningen beginnen. Die volgen een strak protocol. De kinderen doen bijvoorbeeld tongpunt-oefeningen, klak- en tongaanzuigoefeningen. Zo wordt geprobeerd het slikken op de juiste manier te laten gebeuren door een intensieve spiertraining.
Hockeybitje
Als extra hulpmiddel krijgen de kinderen de mondtrainer. De kinderen dragen het de hele nacht en overdag een uurtje. De trainer houdt de tong in rust op de juiste plaats. “Deze positie is erg belangrijk om te trainen. Als de tongpositie goed is, rust de tong tegen de ribbeltjes op het verhemelte vlak achter de voortanden. Het beugeltje werkt verder voor een heleboel mondspieren.
Er zijn vijfhonderd logopedisten die een aanvullende therapie in deze therapie hebben. Belangrijk is dat de behandeling start tussen de zes en acht jaar. Net zo belangrijk: ouders en kinderen moeten echt aan de slag en duimzuigen moet echt stoppen. Dan bestaat er een reële kans dat het mondgedrag van nature wordt gecorrigeerd.
Ellen Scheffers uit Naaldwijk over dochter Sanne (8)
“Ik had zelf nooit door dat Sanne niet goed slikte en myofunctionele therapie kende ik ook niet. De tandarts gelukkig wel. Hij stuurde haar door naar de logopedist. Daar bleek inderdaad dat Sanne niet goed slikt. Ze duwt haar tong tegen haar voortanden, soms zelfs er tussendoor.”
“Sindsdien krijgt ze myofunctionele therapie. Ze doet oefeningen om haar lippen sterker te maken. Bijvoorbeeld oefeningen met een knoop aan een touwtje; de knoop houdt ze achter haar lippen en vervolgens trekt ze aan het touwtje. De logopedist kan, door de lipspanning te meten, zien of haar lippen sterker worden. Ook leert ze beter slikken. Ze moet vla of yoghurt slikken terwijl ze haar tong op de juiste plaats houdt. Langzamerhand gaan we dit ook proberen met vast voedsel, zoals een appel. Als extra hulpmiddel draagt ze een myofunctioneel beugeltje die haar tong op de juiste plaats helpt houden.”
“Ze is bewust met de therapie bezig en ze merkt dat ze vooruitgang boekt, dat haar tong automatisch op de goede plek blijft zitten. Ze vertelt dat ze zelfs op school er soms aan denkt het goed te doen. Ik maakte me in het begin zorgen dat het allemaal wat te veel zou worden en dat oefenen er niet voldoende van zou komen. Kinderen moeten tegenwoordig al zoveel. Achteraf valt het erg mee en boekt ze snel vooruitgang, zelfs als we niet altijd even trouw oefenen. Wel moeten we opletten dat als ze haar mond in ruststand houdt, ze niet vervalt in haar oude gewoontes.”
“Ik ben blij dat ze de therapie doet. Ik hoop natuurlijk dat we op deze manier voorkomen dat haar gebit helemaal vervormd is tegen de tijd dat ze twaalf is en dat ze heel lang een beugel moet dragen.”
Speen, of geen speen
De fopspeen is niet bevorderlijk voor goed leren slikken. Maar wel bevorderlijk voor de nachtrust voor de ouders. Wat weegt zwaarder? Vanuit de optiek van de myofunctionele therapie is verstandig en kortdurend gebruik van de speen geen probleem. Maar dat is gebruik tot de leeftijd van maximaal drie jaar.
Voorkom een beugel
- Lees digitaal de brochure ‘Afwijkend mondgedrag’ op www.logopediepraktijkphelderop.nl
- De logopediepraktijk die in het artikel is genoemd heeft drie vestigingen: Vlaardingen (010 – 475 17 81), Monster (0174 – 24 05 68) en Honselersdijk (0174 – 62 87 41)