Sacha droomt niet meer. Want ze slaapt niet. Al jaren niet meer. Alle therapieën heeft ze geprobeerd. Artsen hebben geen behandeling meer. Uiteindelijk raadt een psycholoog haar aan om haar slapeloosheid te accepteren. “Hoe frustrerend zijn boodschap ook was, ik ben blij dat hij me de hoop om ooit nog heerlijk te slapen heeft ontnomen.”
Als Sacha Velgersdijk (37) een goede nacht heeft, slaapt ze zo’n drie uur. “Rond 04.00 uur zak ik weg in een lichte sluimertoestand, om drie uur later weer doodmoe mijn ogen te openen. Slapen kun je het eigenlijk niet eens noemen. Ik doezel wat. Van elk geluidje word ik wakker. Komen de buren laat thuis, dan zit ik rechtop in mijn bed. Gelukkig lukt het me tegenwoordig om weer in te dommelen. Dat was lange tijd anders. Werd ik dan gestoord tijdens die drie kostbare uurtjes, dan was mijn hoofd direct weer actief. Hoe moe ik me dan ook voelde, in slaap vallen was er niet meer bij.”
Maar hoe blij Sacha ook is met die drie uurtjes rust, voldoende om zich overdag fit te voelen is het bij lange na niet. Sacha: “Ik ben de hele dag doodmoe. Ik weet het, het klinkt zo tegenstrijdig. Ik ben doodmoe, maar ik kan niet slapen. Als iemand me dat vroeger had verteld, had ik ook gedacht: Joh, ga gewoon naar bed en doe je ogen dicht. Maar zo werkt het niet. Ergens in mijn lichaam gaat het mis. Het mechanisme dat bij andere mensen aangeeft dat ze slaperig worden, werkt bij mij niet. Ik gaap niet, mijn spieren ontspannen zich niet en mijn hersenen blijven op volle toeren draaien. Toch ga ik om twaalf uur in bed liggen. Niet eerder, want dan duurt de nacht helemaal zo lang. Daarvoor heb ik dan al gedoucht en ontspanningsoefeningen gedaan om mijn spieren te helpen zich te ontspannen. Eenmaal in bed begint het wachten op die drie uurtjes sluimerslaap. Elke nacht opnieuw.”
“Lange tijd was ik bang om naar bed te gaan. Bang voor de lange, donkere nacht. Bang dat ik, als ik even wegdommelde, wakker zou worden van een geluidje. Vooral als ik de volgende ochtend een afspraak had, sloeg de paniek ’s nachts toe. Hoe later het werd, hoe meer ik me realiseerde dat ik de slaap die ik moest halen om me de volgende dag enigszins mens te voelen, niet zou gaan halen. En juist die gedachte hield me wakker. Inmiddels heb ik geleerd om niet in die vicieuze cirkel terecht te komen. Als ik nu wakker word tijdens de drie uurtjes die ik slaap, durf ik erop te vertrouwen dat ik weer wegzak. Meestal lukt dit dan ook.”
“‘Laat me slapen!’, heb ik daar gegild”
Tot haar dertigste was slapen doodnormaal voor Sacha. “Ik stapte in bed, deed mijn ogen dicht en even later sliep ik.” Maar na een periode vol stress, een relatie die stuk ging en problemen op het werk, was slapen niet meer vanzelfsprekend. “Ik maakte me er geen zorgen over. Als ik in rustiger vaarwater terecht zou komen, komt dat vanzelf goed, dacht ik. Maar het kwam niet goed. De slapeloze nachten werden zo erg dat mijn gezondheid er onder ging lijden. Ik was altijd moe, lusteloos, somber en werd angstig voor de kleinste dingen. Afspraken met vrienden zegde ik af. Mijn wereld werd steeds kleiner, ik vereenzaamde.”
“Tot ik op een dag naar mijn werk fietste en op de brug instortte. Ik heb me naar de kleuterschool gesleept, waar ik als juf werkte. Daar zakte ik huilend op een stoel. Ik belandde in de ziektewet. Via de huisarts kreeg ik verschillende antidepressiva en slaapmiddelen. Maar niets kon me laten slapen. Ook zelf probeerde ik van alles. Urenlang zocht ik op internet naar behandelingen en ervaringsverhalen van mensen die van hun slapeloosheid waren verlost.”
Saunabezoek, slaapcursussen, reiki, klankschaaltherapie, neurofeedback, melatoninetabletten, acupunctuur … Noem het op en ze probeerde het. “Maar niets liet me slapen. Na twee jaar was ik compleet op. Op het diepste punt wilde ik niet meer verder leven.”
“Ik heb zelf aangegeven dat ik opgenomen wilde worden in een crisiscentrum. Doodop was ik. ‘Laat me slapen!’, heb ik daar gegild. Maar hoe de artsen ook hun best deden, ook zij konden me niet helpen. Een psycholoog zei tegen me dat ik mijn slapeloosheid beter kon accepteren dan het te proberen te veranderen. Natuurlijk lukte dit niet meteen, maar in de afgelopen jaren vond ik wel meer rust. In mijn hoofd ben ik niet meer constant met mijn slaapprobleem bezig.”
Heerlijk slapende baby’s
“Op tv komen reclames voorbij met heerlijk slapende baby’s, in de tram hoor je iemand verzuchten dat hij zo lekker lag vanochtend. In de eerste jaren dat ik aan slapeloosheid leed, trok ik me dat soort dingen echt aan. Alles en iedereen leek het over slapen te hebben. Inmiddels kan ik dit wat meer van me af laten glijden. Hooguit kan ik denken, als ik iemand hoor klagen over een slechte nacht, ‘wat zou ik graag met je ruilen!’. Mijn slapeloosheid gaat zoveel verder. Het drukt een enorm stempel op mijn leven. Werken kan ik op dit moment niet. Tien jaar lang stond ik voor de klas als kleuterjuf, maar ik kan de verantwoordelijkheid voor zo’n klas vol kinderen niet meer aan.”
Met tussenpozen, waarin ze de energie voor het volgen van de lessen mist, volgt Sacha nu een theateropleiding. Ze hoopt dat ze ooit haar eigen theaterstukken zal schrijven en deze op de bühne kan brengen. “Over het hoe en wanneer denk ik niet te veel na. Vroeger jaagde ik mijn dromen na, maar dat heb ik afgeleerd. Dat levert me alleen maar frustratie, teleurstelling en verdriet op. Tegenwoordig leef ik in het nu.”
“Mijn wereld is zo klein dat er soms simpelweg niets te vertellen valt”
“Ik vind heel veel dingen leuk, maar mijn lichaam niet. Vroeg afspreken of laat naar bed gaan schopt mijn toch al zo breekbare slaapritme verder in de war. Hoe moeilijk het ook is, mijn lichaam functioneert het best als ik me houd aan een vast leefpatroon.”
Ook voor Sacha’s omgeving is dit niet altijd makkelijk. “Vroeger had ik een uitgebreide kennissenkring, maar die is behoorlijk uitgedund. Achteraf snap ik heel goed dat mensen zijn afgehaakt. Afspraken zegde ik af en vaak kon ik het over niets anders hebben dan over mijn slapeloosheid. Verhalen van andere mensen kon ik er gewoonweg niet bij hebben, ik was te veel met mezelf bezig.”
“Ook nu het wat beter met me gaat, is het schipperen met wat ik wel en niet deel. Hoe hard mensen ook hun best doen om het zich voor te stellen, niemand voelt wat ik voel. Dit schept afstand.”
“Op zich heb ik een goed contact met mijn ouders, maar het is niet heel diepgaand. Ik vertel ze vaak niet hoe ik me echt voel, omdat ik niet wil dat ze zich zorgen maken. En nu het wat beter met me gaat, wil ik ook zo graag eens iets positiefs vertellen. Maar mijn wereld is zo klein dat er soms simpelweg niets te vertellen valt.”
”Ook de band met mijn jongere tweelingbroer en –zus is vrij oppervlakkig. Zij hebben een druk leven met werk en kinderen, en trekken als tweeling sowieso meer naar elkaar toe. Als tante doe ik leuke dingen met mijn neefjes en nichtjes. Ik ben gek op kinderen. Ik lees ze voor of neem ze mee naar een pretpark. Maar ’s avonds ben ik blij als ze weer naar huis gaan. Zelf heb ik geen grote kinderwens. Gelukkig maar, ik zou niet voor een kind kunnen zorgen.”
“De enige tegen wie ik altijd kan vertellen hoe ik me werkelijk voel, is een heel goede vriend. Hij ziet hoe hard ik mijn best doe om wat van mijn leven te maken en heeft respect voor hoe ik het doe. Nee, we hebben geen relatie. Ik zou ook niet met iemand in één bed kunnen liggen! Tenminste niet om te slapen… Het zou wel heel gek moeten lopen als dat ooit nog gaat gebeuren.”
Slapen in cijfers
De cijfers over hoeveel mensen in Nederland aan slapeloosheid lijden, lopen sterk uiteen. Sommige bronnen spreken over één op de drie mensen, anderen één op de tien. Maar dat slapeloosheid een veelvoorkomend probleem is, staat vast. Wel daalt het aantal gebruikers van benzodiazepinen, dit zijn slaap- en kalmeringsmiddelen. Volgens de Stichting Farmaceutische Kengetallen is het aantal benzodiazepinegebruikers de afgelopen drie jaar gedaald van 1.350.000 in 2007, via 1.314.000 in 2008, naar 1.187.000 in 2009. Sinds 2009 worden deze middelen niet meer door de basisverzekering vergoed. Belangrijkste redenen hiervoor zijn dat deze middelen verslavend zijn en na gebruik langer dan twee weken niet meer werken.