“Elke dag leven we de droom”
De droom moeder te worden, moest Beate Nieuwhuis (35) uit Denekamp opgeven. Overleven was belangrijker.
“Ik had een sprookjesbruiloft. Inclusief koets, acht ruiters erachter en mijn prins op het bruine paard. We waren ook getrouwd, omdat we graag kinderen wilden. Een huis vol, dat was van kleins af aan mijn droom. Maar toen ik bijna een jaar later nog steeds niet zwanger was, bekroop me langzaam het gevoel dat ons sprookje misschien niet zou eindigen met ‘eind goed, al goed’.”
“Ik ging naar de huisarts. Al snel bleek dat het aan Franks kant goed zat, alleen bij mij niet. Ik had een borderline tumor op mijn rechtereierstok. Zo’n tumor is niet kwaadaardig, maar kan dat wel worden. Mijn eierstok werd uit voorzorg verwijderd. Daarmee was de ellende niet achter de rug. In de jaren erna werd ik steeds weer geopereerd omdat er nieuwe cystes opdoken. In diezelfde tijd deden we vruchtbaarheidsbehandelingen. Ik kreeg zowel IUI behandelingen (waarbij zaad direct in de baarmoeder wordt gespoten), als ICSI (een behandeling die lijkt op IVF). Dat was heftig; al die hormonen die je moet spuiten, je liefdesleven dat ineens heel plastisch wordt en de teleurstelling van weer niet zwanger zijn. Daarnaast was er de continue angst. Steeds als er een cyste ontdekt werd, was het spannend of die deze keer misschien kwaadaardig zou zijn.”
Slecht nieuws
“Na vijf ICSI-pogingen kregen we te horen dat we ‘uitgedokterd’ waren. Adoptie kwam ter sprake. Maar we konden het hoofdstuk ‘zelf kinderen krijgen’ nog niet afsluiten. Al die tijd steunde Frank me. Dat is pure liefde. Ik heb relaties zien sneuvelen onder zoveel stress, maar ons bracht het dichterbij elkaar. Misschien omdat we duidelijke afspraken hadden; mijn gezondheid stond voorop. Ook als dat zou betekenen dat we moesten stoppen met de vruchtbaarheidsbehandelingen en kinderloos zouden blijven. En als één van ons wilde stoppen met bijvoorbeeld ICSI, zouden we dat respecteren.”
“Onze fertiliteitstarts in Nederland zag geen heil in een nieuwe ICSI-poging. We beproefden daarom ons geluk in Duitsland. De vooruitzichten leken goed. We hadden vertrouwen in deze arts. Maar hij bracht ons slecht nieuws: op de echo was te zien dat mijn hele buik vol cystes zat. Het ergste was dat ik een nieuwe borderline tumor had op mijn overgebleven eierstok. Het zou betekenen, aldus de oncoloog, dat alles – eierstok, baarmoeder, eileiders – weggehaald zou worden. Al mijn hoop op kinderen vervloog.”
“In een second opinion bij twee verschillende ziekenhuizen zou volgens artsen een grote buikoperatie volstaan. De gynaecoloog zou tijdens de drieënhalf uur durende ingreep alle cystes en verklevingen (littekens van vorige operaties) opruimen en een deel van mijn eierstok waarop de tumor zat, verwijderen. Mijn kinderwens verdween naar de achtergrond. Alles op dat moment was gericht op overleven.”
Vertrouwen in geluk
“Toen ik uit narcose ontwaakte, kreeg ik te horen dat de operatie was geslaagd. Het was alleen spannend of écht alles weg was. Dat zou blijken uit de echo. We gingen naar het ziekenhuis in de hoop dat ik helemaal ‘schoon’ zou zijn. Op de echo was een zwarte vlek te zien. ‘Menstruatiebloed’, suste de gynaecoloog. Maar toen hij beter keek, zei hij: ‘Het is een embryo. En het hartje klopt.’”
“Vol ongeloof keken we naar het scherm. Helemaal ontroerd verklaarde de arts dat ik zwanger was. ‘Echt’, beloofde hij. Ik was al elf weken onderweg. Spontaan zwanger worden was een wonder. Maar tijdens de operatie was ik dus vier weken in verwachting! Als je weet wat er in die eerste drie maanden van een zwangerschap verkeerd kan gaan, is het ongelooflijk dat ons kind dit overleefd heeft. Het geweldige nieuws kwam bovendien op een bijzonder moment; het was mijn zus’ verjaardag en de sterfdatum van Franks moeder.”
“In de eerste weken kon ik niet echt blij zijn met de zwangerschap. We hadden in de afgelopen jaren zo veel tegenslag gehad. Ik moest het vertrouwen krijgen dat ons nu geluk was gegund. De artsen hielden ons – de baby en mij – goed in de gaten en de zwangerschap verliep voorspoedig. De dag dat we Aniek eindelijk in onze armen mochten houden …”
“Zes weken oud is ze nu. Ze huilt bijna niet en is helemaal gezond. Elke dag leven we de droom en realiseren we weer hoe bijzonder het is dat we een gezin zijn. En deze allereerste Kerst samen, met z’n drietjes, zal daar een extra dimensie aan geven.”
“Ik ben net geboren”
Zijn hele leven had hij het gevoel niet ouder te worden dan 35. Een diep weten. Jarenlang stapte Johan (42) uit Apeldoorn daarom met angst op z’n motorfiets. Tot hij 37 werd. En dacht ‘veilig’ te zijn.
“Motorrijden zit me in het bloed. Mijn vader had altijd een motor, mijn broer ook. En ik dus ook. Op de motor ontvluchtte ik mijn leven. Sinds de geboorte van onze zoon was ik in de achtbaan van het leven beland. Een goede vader zijn, vond ik het moeilijkste wat er bestond. Maar dat was het niet alleen. Er kwamen ziektes op ons pad, depressies en ik raakte overspannen. De geboorte van ons tweede kind overleefde mijn vrouw ternauwernood. We verbouwden ons huis, mijn schoonvader overleed en ik kreeg een auto-ongeluk waarbij ik in het water kwam en bijna verdronk. Ik was zo druk met overleven en mijn carrière dat mijn dochter op haar vierde vroeg: ‘Papa, wie ben jij eigenlijk? En wat doe je thuis?’”
“Ik deed alles om niet stil te zitten en bij mezelf te komen. Ik ontsloeg met gemak 25 man zonder daar wat bij te voelen. Zelf wist ik niet meer wat het was om te voelen. Het geluk was uit onze relatie gestroomd. Van liefdevol en respectvol met elkaar omgaan was al jaren geen sprake meer. De enige die me begreep was een collega. Dorien. Ook zij zat in een huwelijk, waarbij het allesbehalve goed ging. En dus waren we elkaars praatpaal. Dat er ondertussen gevoelens opbloeiden, kon niet. Dat mocht niet. We waren getrouwd.”
Maar 3 shocks
“Op 18 november 2003 had ik een cursus. Ik had de kinderen naar school gebracht en mijn zoon benadrukte dat ik echt mijn motorrijbroek aan moest trekken. Het was nat op de weg. Een grijze druilerige herfstdag. Rechts stond het verkeer stil. Ik keek op mijn klokje: 8.50 uur. Over tien minuten moest ik op cursus zijn. Ik ging links rijden en gaf wat gas bij. Ik zag de 80, 85 kilometer voorbij komen, toen opeens een rode auto vanuit het niets de linkerrijbaan opdook. Ik had geen schijn van kans. Ik klapte met mijn stuur achterin die wagen, vloog eroverheen. Ik heb me in elkaar gerold, mijn ogen dichtgedaan en toen ik ze weer open deed, zag ik een betonnen paal op me afkomen.”
“Het werd zwart. Heel even maar. Op het moment dat ik weer bij bewustzijn kwam, voelde ik eerst of ik niets gebroken had. Alles deed het nog. Een jongen in een wit pak zat naast me. Ik zei hem dat zijn nette kleren vuil werden. ‘Maakt niet uit’, antwoordde hij, ‘wij rijders zorgen voor elkaar.’
Ik was zo helder als wat toen de ambulance arriveerde. Ze moesten mijn vrouw bellen, zei ik. Ze knipten mijn motorjack stuk. Ik zei dat ik niets gebroken had. Dat ik niet hoefde te gaan liggen. Ik voelde angst, agressie en adrenaline. Ze wilden dat ik kalmeerde. Ze zouden me iets geven. ‘Nee’, riep ik nog, ‘doe dat niet’. Maar ze spoten toch.”
“De deuren gingen dicht. Toen de ambulance wegsjeesde, zakte ik weg. Ik hoorde de ambulanceverpleegkundigen roepen: ‘Zijn hartslag daalt! Hoeveel is het?’ In lichte paniek: ‘We raken hem kwijt. Kom Johan, we hebben je nodig.’ En toen niets meer. Geen vragen meer. Alleen rust. Alles was duidelijk.”
“Ze hebben me drie shocks gegeven. Toen gleed ik weg. Op dat moment dacht ik alleen maar: Als dit het is, is dit het, het is goed. En; het spijt me Dorien, het spijt me dat ik je laat zitten.”
“Het was klaar”
“In totaal ben ik vier minuten weggeweest. Er was geen teken van leven meer. Toch ben ik vanuit het niets spontaan weer gaan ademhalen. Ik hoorde de ambulanceverpleegkundige roepen: ‘Hij komt terug’. En ik kwam terug. Behalve enkele, relatief kleine, verwondingen mankeerde ik niets en binnen een dag mocht ik het ziekenhuis uit.”
“Vanaf het ogenblik dat ik mijn ogen opende in de ambulance, wist ik echter dat mijn leven er compleet anders zou uitzien. Later heb ik het nog nagevraagd bij de ambulanceverpleegkundige wat ik als laatste heb gezegd. Hij antwoordde dat ik de naam van mijn vrouw niet had genoemd, wel een andere vrouwennaam. Maar dat zou in de wagen blijven. Ik wist genoeg.”
“Een paar weken voordat ik vertrok, zei mijn zoon: ‘Papa, als je gaat, begrijp ik dat.’ Hij was tien. Zeven jaar lang had ik gevochten voor ons. Het was klaar. Het was voorbij. Op 11 februari trok ik de deur definitief achter me dicht. Ik liet alles achter me, raakte alles kwijt.”
“Ik zie mijn kinderen nu slechts een paar keer per week, maar in die korte tijd geniet ik van ze. Ik voel me rijker dan ooit. Alsof ik aan mijn tweede leven begin, alsof ik net ben geboren. En dat vier ik ook elke 18e november. Dan ben ik er de hele dag niet, dan toer ik in mijn eentje door Nederland op mijn motor. En als ik dan ’s avonds thuis kom, ben ik ook echt thuis. Thuis bij Dorien.”
De wereld draait door, ook zonder mij
17 september 2007. 17.12 uur. Het motregent en is grauw. Marika van Vliet uit Zeewolde (34) heeft met haar twee kinderen gewinkeld en is op weg naar huis. Een tegenligger komt frontaal op haar af. Daarna is alles zwart.
“Pats. Het kan zo klaar zijn. Dat weet ik nu. De wereld draait door, ook zonder mij. De pijn die ik wel eens tot overgeven voel in mijn lijf, kan ik prima een plek geven. Maar het constante bewustzijn van de vergankelijkheid voelt soms ondraaglijk. Het ongeluk moet nog een plek krijgen.”
“Ik heb alles ‘van horen zeggen’. Zelf herinner ik me niets. Dankzij het politierapport kan ik me een voorstelling maken van wat ons is overkomen en hoeveel geluk we hebben gehad. Toch heeft het lang gevoeld alsof ik gevangen zat in een droom; vanaf het ogenblik dat ik mijn ogen opende na het ongeluk tot nu eigenlijk.”
“In het rapport van de schade-experts staat dat de zitplaats achter de bestuurdersstoel volledig was weggeslagen. Daar was de boom naar binnengekomen. Een groot gat. Precies op de plek waar Sander, mijn zoon van tien, zat. Niemand snapt hoe hij het er levend vanaf heeft gebracht. Mensen proberen het te verklaren. ‘Ze hadden zeker geen autogordel om’, krijg ik dan te horen. Maar sommige dingen vallen niet te verklaren. Want mijn kinderen droegen áltijd een gordel. Het valt net zo min te verklaren waarom juist ik dat ongeluk op mijn pad kreeg.”
“Het gaat altijd goed met me”
“De tegenligger die inhaalde, heeft me gewoon niet gezien. Hij kwam recht op me af. Het enige wat ik kon doen, was uitwijken. Ik kwam op het natte gras terecht, mijn auto ging draaien en kwam op de andere weghelft tegen een boom tot stilstand. De politieman die als eerste ter plekke was, zie ik nog wel eens. ‘Ongelooflijk dat jullie gezin nog compleet is’, zegt hij dan.”
“Sander brak zijn enkel. Toch heeft hij zijn zusje Elvira (2) uit de auto getrokken. Haar gezicht lag open. Alles was gebroken en haar neus was verbrijzeld. Ik was er ‘gelukkig’ het slechtst aan toe. Gebroken ribben, een verbrijzelde pols, een klaplong, een bloedende milt, breuken in mijn bekken.”
“De artsen voorspelden dat ik minstens een halfjaar in een rolstoel zou zitten en dat ik er rekening mee moest houden dat ik in een revalidatiecentrum terecht zou komen. Van die voorspelling is niets uitgekomen. Ik wilde er zo snel mogelijk weer zijn voor mijn man en kinderen. Ons gezin mocht niet uit elkaar vallen.”
Bang voor emoties
“Het besef dat ik hier niet meer had kunnen zitten, vormde voor mij een moment van vergeven en vergeten. Al een paar jaar heb ik geen contact meer met mijn ouders, ook al wonen ze vijf minuten verderop. De reden voor die breuk is te onbenullig voor woorden. Maar kennelijk is er meer dan een wonder nodig om die band te herstellen. Ik mis ze. Elke dag. Maar ondanks dat gaat het sinds het ongeluk goed met me. Want ik ben er nog. En mijn kinderen ook.”
“Het ongeluk houdt me in de greep. Ondanks dat het alweer een dik jaar achter ons ligt. Afgelopen september maakte ik een wandeltocht van zo’n 35 kilometer. Artsen vinden dat ik wonderbaarlijk snel hersteld ben. Dat is pure wilskracht. Waar ik nu tegen oploop, is angst. Het autowrak heb ik nog niet gezien, bang voor de emoties die dat oproept. Ik durf niet naar de plek van het ongeluk. De angst om te sterven. Dat het leven voorbij kan zijn nog voordat je met je ogen kunt knipperen.”
Eind goed, al goed: een bevestiging dat het leven goed is
De verhalen van Beate, Marike en Johan zorgden voor kippenvel op de redactie van gezondNU. Vlinders in de buik, alsof we naar een enge film met happy end keken. Terecht? Ja, vindt ‘wonderprofessor’ en doctor in de theologie Anne-Marie Korte, werkzaam aan de Universiteit van Tilburg en Universiteit Utrecht.
Korte analyseerde duizenden brieven over wonderen, die naar het KRO-programma ‘Wonderen Bestaan’ werden gestuurd. “Kenmerkend van deze moderne wonderverhalen is dat ze gaan over mensen in een crisissituatie, die ze zelf niet kunnen oplossen of waar ze geen macht over hebben. In deze maakbare samenleving kunnen we veel problemen oplossen met kennis en techniek. Maar er zijn een aantal fundamentele kwesties zoals leven en dood, maar ook gezondheid, waarop we minder grip hebben. Over die kwesties gaan de ‘wonderen’.”
Situatie uitzichtloos
“In die verhalen gebeurt iets bijzonders waardoor boven alle verwachting alles goed komt. Ik zeg expres bóven verwachting”, onderstreept Korte. “Omdat een ‘goed einde’ enorm gewenst is, maar voor vrijwel onmogelijk wordt gehouden. Deze mensen hebben alles geprobeerd en niets helpt. De situatie lijkt uitzichtloos. Maar ineens is daar boven verwachting toch ‘een eind goed, al goed’. Ze hebben geluk. Het is hen gegeven, zeggen de vertellers van de wonderverhalen. Die afloop wordt als een cadeau gezien.”
Het vertellen over een wonder is indirect ook een cadeautje. “Door onder woorden te brengen wat hen overkomen is, zoeken deze mensen enerzijds de bevestiging dat wat ze hebben meegemaakt inderdaad bijzonder is. Anderzijds willen zij met anderen het geluk delen dat ze gevonden hebben. Want elk wonderverhaal kent een vrij fundamentele conclusie: dat je vertrouwen mag hebben, dat geluk écht bestaat en dat het ook jou kan overkomen. Het zijn verhalen van hoop en vertrouwen. Een bevestiging dat het leven goed is. En wat is er mooier en meer hoopgevend dan dat?”
Geen garanties
Ondanks de blijde boodschap heeft het wonder het niet makkelijk in Nederland. Korte. “In onze rationele samenleving is weinig ruimte voor wonderen. Bewust en onbewust delen we gebeurtenissen in, in zaken die wél en niét te verklaren zijn. Vaak vallen die onverklaarbare verhalen al snel buiten de maatschappelijk norm. Ze worden als ‘onwaar’ afgedaan of mensen die wonderen hebben ervaren, zouden ‘ze niet op een rijtje hebben’. Probleem is dat een wonder pas een wonder heet als het niet vanzelfsprekend is. Als het buiten ons verwachtingspatroon valt. Daarmee krijgt een wonder vanzelf iets ongemakkelijks. Reden voor veel mensen om niet gemakkelijk over hun wonder te praten.”
“Het gaat er echter niet om of een wonder te verklaren valt of niet”, vindt Korte. “Wat telt, is wat het wonder betekent voor degene die het heeft meegemaakt en wat het doet met degene die naar dat verhaal luistert. Door over wonderen te vertellen geven mensen vertrouwen door. Het vertrouwen in het leven, op de goede afloop, in de medemens. Aan wonderverhalen kan verder niets ontleend worden. Ze geven je geen garanties op beterschap of geluk. Ze geven je hoop. Daarmee kunnen ze je veerkracht vergroten, je uit een uitzichtloze situatie optillen en je levenslust opvijzelen. Daarin ligt hun kracht. Voor genezing moet je bij artsen zijn. Voor een mentale oppepper kunnen wonderen wonderen verrichten.”