Superblij was André Horstink met zijn baan bij de gemeente. Tot een overplaatsing na een andere afdeling alles veranderde. “Ik werd stelselmatig genegeerd, sociaal uitgesloten en in een kwaad daglicht gezet.”
“Toen ik via een re-integratietraject bij de gemeente Kampen kwam werken, kon ik mijn geluk niet op. Het ging heel erg goed en iedereen was dik tevreden. Dus toen ik in de zomer van 2012 de kans kreeg om op vaste basis op een andere afdeling te gaan werken, greep ik die met beide handen aan. Maar na een paar weken besefte ik dat er iets niet klopte. Overdreven commentaar op mijn fouten, blikken die konden doden, gesprekken die stilvielen en collega’s die boos werden als ik iets vroeg. Ik werd stelselmatig genegeerd, sociaal uitgesloten en in een kwaad daglicht gezet, maar het ging zo geniepig dat het moeilijk was om het te bewijzen. Ook praten met mijn leidinggevende en de pesters veranderde niets. Ik piekerde me suf over hoe ik aansluiting bij de groep moest vinden. Ik wilde zo graag, maar ze moesten me gewoon niet.”
“Nadat ik opnieuw werd geïntimideerd door een collega heb ik gevraagd: ‘Hoe kan ik krediet bij jullie krijgen? Als ik een stap naar links zet, valt er een luik voor me dicht, maar als ik een stap naar rechts zet, gebeurt hetzelfde. Vertel me in vredesnaam hoe ik hier wèl een plek krijg?’ Na die uitbarsting leek het tij te keren en ik ontspande weer een beetje. Totdat een collega me enkele weken erna genadeloos de grond intrapte. ‘Je kan het allemaal niet aan, hè? Je staat psychisch op instorten.’”
“Er knapte iets bij mij en voor het eerst ben ik vreselijk kwaad geworden. Met als gevolg dat ik een beschuldiging van bedreiging aan mijn broek kreeg en ik ineens de schuldige was! Mijn verweer dat ik al maanden bedreigd werd, had geen enkele zin. ‘Maar dat jij het zo beleeft, hoeft natuurlijk niet te betekenen dat het zo is’, antwoordde de dame van personeelszaken doodleuk. Toen had ik door dat het foute boel was; ik werd er gewoon uitgewerkt.”
Repeterende grammofoonplaat
“Ondertussen ging het zo slecht met me dat ik brak. Paniekaanvallen, huilen, zweten, angsten en nachtmerries. Ik werd steeds nerveuzer. Ik sliep niet meer of droomde over de pestende collega’s. Ik voelde me steeds zieker worden, waarop mijn leidinggevende me naar huis stuurde. Daar zat ik dan. Bang, maar ook heel erg boos. Want ook mijn klachten werden tegen me gebruikt.”
“Vlak erna kreeg ik een exitgesprek. Het voelde alsof ik een race gelopen had, maar net voor de finish was afgeschoten; mijn kans op een vaste baan was verkeken. Compleet lamgeslagen kwam ik thuis en nog steeds kan ik het nog maar moeilijk geloven. Als een repeterende grammofoonplaat gaan alle incidenten continu door mijn hoofd. Ik sta ermee op en ga ermee naar bed. Ik ben tot in het diepste van mijn ziel getrapt. Vernederd. En ik kan het gewoon niet van me afzetten.”
“Na mijn ontslag heb ik nog geprobeerd naar een oplossing te zoeken, maar de boot werd afgehouden. Geen genoegdoening, geen erkenning, geen excuus, geen gesprek, niks. Het negeren gaat dus eigenlijk gewoon door. Ik zit ziek thuis en heb niks meer, terwijl de pesters nog op het gemeentehuis zitten. En dat vreet aan me. Het enige wat soms helpt, is een heel eind door de polder fietsen.”
“Ook mijn echtgenoot heeft er last van. Waar ik nu heel strijdbaar ben en steeds vaker de publiciteit zoek, wordt hij steeds bezorgder en angstiger. Wat gaan ze terugdoen? Hij is bang dat ik in elkaar geslagen word. Vrienden spreken me erop aan; dat het niet goed gaat met mijn man en dat ik moet stoppen. Terwijl ik zo snak naar die erkenning. Samen voeren we dus nu iedere dag dit gevecht.”