Seksuele intimidatie, chantage en isolatie op het werk doen Karin Bosman van sterke vrouw veranderen in een bang vogeltje dat niet eens meer wilde opstaan. “Als ik in de spiegel keek, zag ik iemand die niet bij mij hoorde.”
“Zo’n twee jaar geleden kwam ik bij een dataverwerkingsbureau te werken. Eerst als office manager, maar later steeds meer als personal assistant voor Hans, mijn baas. Ik had het best naar mijn zin. Ja, er werden opmerkingen gemaakt en er verdwenen weleens mensen van de werkvloer, maar daar dacht ik verder niet zo over na. Ik kwam uit de reclamewereld dus ik was wel wat gewend. Maar Hans was anders. Heel geniepig. Hij kleedde me uit met zijn ogen en maakte obscene gebaren naar me zonder dat iemand het door had …”
“Mijn onderbuik zei wel dat het niet goed zat, maar ik kon het niet hardmaken. Ook niet toen zijn kus om een fijne vakantie toe te wensen op mijn mond terechtkwam en ook niet toen hij me per app om een foto van mij in bikini vroeg. Ik los het zelf wel op, dacht ik nog, maar eigenlijk begon het toen pas.”
“‘Als het uitlekt dat ik jou geappt heb, dan staan hier straks vijfentwintig mensen op straat’, chanteerde hij mij. Ik trapte erin. Omdat ik me verantwoordelijk voelde. Dus hield ik mijn mond. Hans voelde zich daardoor zo onschendbaar dat hij zijn gedrag niet eens meer verborg. Hij plukte haren van mijn trui, drukte zich tegen me aan en maakte opmerkingen die enorm denigrerend waren. Ook isoleerde hij me van de rest van mijn collega’s. Niemand mocht met mij praten, want ik was zijn prooi. En degenen die het toch waagden, mochten niet op vakantie of verdwenen gewoon van het toneel.”
Gedwongen alles vertellen
“Ondertussen werd ik steeds zieker. Als ik in de spiegel keek, zag ik iemand die niet bij mij hoorde. Ik douchte zo heet mogelijk om hem maar van me af te spoelen. Ik verloor mijn zelfrespect en kreeg allerlei klachten; een hogere bloeddruk, buikklachten, paniekaanvallen en nachtmerries. Ik was bang in mijn eigen huis, wilde niet eens meer leven en mijn zoon heeft me weleens van de grond moeten rapen. Toch ging ik nog steeds naar mijn werk. Ik zat er al zo diep in dat ik doodsbang was. Tot hij me op een dag aanrandde in de keuken. Ik stond voorovergebogen om iets te pakken en ineens voelde ik zijn handen onder mijn rok omhoog kruipen. Een collega zag het en dwong me te vertellen wat er aan de hand was. Toen is het balletje gaan rollen. Een gesprek met een vertrouwenspersoon, me ziek melden, het laten zien van alle berichtjes die ik had bewaard en het vertellen aan mijn man volgden.”
“Naïef als ik was besloot ik een rechtszaak aan te spannen. ‘Ik ben alles kwijt. Geef me die erkenning zodat ik kan helen’, vroeg ik de rechter. Maar in plaats daarvan kreeg ik alleen maar leugens én een zak met geld aangeboden in ruil voor zwijgplicht. Hans heeft met droge ogen ontkend dat het gebeurd was. Ik zou de hoer zijn die het ernaar gemaakt had en ik heb nooit een excuus gehoord.”
“Inmiddels zijn we ruim een jaar verder en nog steeds ben ik in therapie. Het gaat iets beter, maar bij tijd en wijle voel ik me nog steeds niets waard. Ik ben een stukje van mezelf kwijtgeraakt, mijn onbevangenheid, het vrije gevoel. Hij heeft al het plezier uit me gezogen. Het zaadje dat hij geplant heeft, heb ik heel kort gesnoeid maar het zit er nog steeds. Ik vecht omdat ik een voorbeeld voor mijn kinderen wil zijn, maar ik weet niet hoe ik ervoor gestaan had als ik ze niet had gehad.”