Nacht na nacht worden de ruiten van het huis van Astrid en Frans aan diggelen gegooid. Nacht na nacht zitten ze bij het minste geluid rechtop in bed, bang dat de kinderen iets wordt aangedaan. Na maanden ‘knapt’ er iets in Frans. Hij pakt zijn dienstpistool en gaat op zoek naar de aanstichter.
Astrid (57) is een leuke, vlotte, sportieve vrouw. Altijd buiten. Opgewekt. Dol op haar vier kinderen. Mooi huis. Lieve partner. Ze heeft het goed voor elkaar. Toch maakt haar vrolijkheid soms plaats voor verdriet, angsten en nachtmerries. Onbegrijpelijk vinden haar kinderen. Want wat zij niet weten, is dat Astrid al 27 jaar een zwaar geheim met zich meetorst.
“Maar een paar mensen weten wat mijn ex-man Frans heeft gedaan: mijn oudste zoon, mijn partner en enkele vrienden en familieleden. Onze dochters weten het niet: mijn oudste dochter was een baby toen het gebeurde. De jongste twee waren nog niet geboren.”
“27 jaar kon ik niet openlijk spreken over het verleden. Zelfs niet tegen beste vriendinnen. Waarom? Uit liefde voor hem. Ik wilde niet dat zijn kinderen en vrienden een verkeerd beeld van Frans kregen. En ik wilde niet dat het via het roddelcircuit een eigen leven ging leiden. Waardoor het uiteindelijk toch bij ze terecht zou komen. Dus ik hield mijn mond.”
“Bovendien: hij moest het zelf vertellen, vond ik. Al die tijd hoopte ik dat hij dat ooit zou doen. Maar ik weet nu zeker dat hij er nooit meer over zal spreken. Hij gaat trouwen en emigreren. Voor hem is het voorbij. Ik denk nu dat hij er nooit meer aan terugdenkt. Wrang. Want ik herinner het me als de dag van gisteren. Ieder detail. Die last op mijn schouders is ondraaglijk. Ik wil er van af. De kinderen hebben er recht op te weten wat er is gebeurd. De tijd is rijp om het te vertellen. Hij doet het niet. Daarom doe ik het. Nu!”
Niemand die ons hielp
“Ik was achttien toen ik Frans voor het eerst ontmoette. Mijn grote liefde. We waren gelukkig en na drie jaar raakte ik zwanger van ons eerste kind. In die tijd trokken we vaak op met zijn broer Jan. Hij stierf jong aan een ernstige vorm van huidkanker. Frans was er kapot van. En ontzettend boos. Hij zei er alleen geen woord over. Helemaal niets. Wat ik ook probeerde, hij hield alles binnen. Ik liet het zo. Dacht: Praten komt nog wel. Verkeerd ingeschat. Frans bouwde een muur om zich heen. Er was niet door te komen.”
Ons tweede kind werd geboren: een dochter. Het ‘ideale’ gezin leek het. Maar ondertussen. ontvluchtte Frans het huis. Hij ging veel uit en maakte nieuwe vrienden. Als politieagent kwam hij ook in aanraking met ‘foute mensen’. Bij een van hen ging het mis. Een vrouw die werd mishandelde door haar man, bracht Frans in het geheim naar een blijf-van-mijn-lijfhuis. De man kwam daar achter. Vanaf dat moment was ons leven niet meer veilig. Hij bedreigde ons: ‘Ik pak je kinderen’, ‘Ik rijd jou het kanaal in’. Iedere keer als de telefoon ging, zat ik stijf overeind. ’s Nachts werden de ruiten van ons huis ingegooid.
We deden aangifte. Hij werd opgepakt. Maar vanwege onvoldoende bewijs stond hij de volgende dag weer op straat. We waren bang, bang, bang. En het hield niet op. Frans en ik sliepen niet. Aten niet. We slikten kalmerende middelen. We durfden ons huis niet uit. Hij zou niet rusten eer we dood waren. Dorpsgenoten zagen wat hij ons aandeed. Niemand hielp ons uit angst dat ze straks zelf de pineut waren. En de politie deed ook niets. We waren radeloos.
Op een avond escaleerde het. Frans had pillen ingenomen en gedronken. En na de zoveelste bedreiging pakte hij zijn dienstpistool en ging het huis uit. Op weg naar de aanstichter.”
Hij gaat hem vermoorden
“Ik belde meteen de politie. Ze hadden de ernst van de situatie niet door. ‘Ach vrouwtje, u bent overspannen. Het valt allemaal wel mee’. Ik probeerde ze te overtuigen. Huilen, schreeuwen, gillen: ‘Hij gaat hem vermoorden. Jullie moeten er naartoe. Direct!’”
“Toen ze uiteindelijk besloten toch even te gaan kijken, was het te laat. Frans had de man doodgeschoten. Ik werd hysterisch. ‘Dit kan niet, dit mag niet.’ ‘Er is iemand dood. Iemand met een vrouw en kinderen’.”
“Ik voelde me schuldig. Ook ik was ten einde raad. Ook ik heb geroepen dat er iets moest gebeuren. Misschien had ik hem kunnen ompraten. Misschien was het anders gelopen als ik sterker in mijn schoenen had gestaan. Misschien, misschien.”
“Ik heb het Frans nooit kwalijk genomen. Hij was in de war. Psychiatrisch onderzoek bevestigde dat hij ten tijde van de moord ontoerekeningsvatbaar was. Hij werd vrijgesproken. Toen we thuiskwamen, was er groot feest. Het huis stond vol bloemen en iedereen was blij. Maar dat was zo dubbel. Ik vond het fijn dat Frans thuis was. Maar er was een leven verwoest. En dat van ons zou nooit meer hetzelfde zijn. Ik voelde me vreselijk en moest erover praten. Frans niet. Hij wilde door met zijn leven. Hij wilde het achter gesloten deuren houden. De sleutel gooide hij weg. Keer op keer smeekte ik met me te praten. Tevergeefs. Voor hem was het klaar en afgerond.”
Kil en koel
“Het zware geheim eiste zijn tol. Ik kreeg een hernia. En een jaar kon ik letterlijk niet praten door stemproblemen. Het was een direct gevolg van alles wat er was gebeurd. Frans’ zwijgen, vond ik onbegrijpelijk en onvergeeflijk. Nog steeds. Het was een marteling. Ik raakte in een depressie.”
“Een aantal jaren na de moord overkwam me weer iets vreselijks. Ik reed met de auto over straat. Een meisje op de brommer stak ineens over. Ik kon haar niet ontwijken en raakte haar. Ze overleed ter plaatste.”
“Achteraf bleek dat ze haar helm niet had vastgemaakt. Ik voel nog dat verdriet van de moeder die over het meisje stond gebogen. Dat gillen hoor ik nog.”
“Nog meer gevoelens van verdriet en schuld kwamen er bij. Maar ook hierover kon ik niet met Frans praten. Die zei alleen: ‘Je kon er toch niks aan doen? Maak je niet zo druk.’ Zo kil en koel. Ik kon het niet bevatten.”
“Gelukkig kon ik het zelf wel een plek geven, al gaat het nooit meer weg. Ik heb haar doodgereden. Dat is niet niks. Waarom moest ik net op dat moment op die weg rijden? Eén seconde later en er was niets gebeurd”
Eerste stap
“Ik zat diep in de put en Frans en ik groeiden uit elkaar. Toenadering zocht ik allang niet meer, het had geen zin en kostte alleen energie. Zijn liefde voor mij was allang verdwenen. Ik wist ook dat hij er andere relaties op nahield. Vernederend. Toch ging ik niet bij hem weg. Ik wilde dat de kinderen een vader hadden. Een stabiele basis. Het duurde even voor ik besefte dat die stabiele basis bij ons ver te zoeken was.”
“Toch wilde ook Frans niet scheiden, gek genoeg. Hij vond het wel prima. Ik zorgde voor hem en hij kon lekker zijn eigen plan trekken. Ik zette door. Al die jaren had ik mezelf weggecijferd. Nu kwam ik op de eerste plaats.”
“Na de scheiding lukte het me uit mijn depressie te komen. Ik werd wie ik nu ben en ben gelukkig. Daar had ik Frans helemaal niet bij nodig. De band met mijn kinderen is sterker dan ooit. En acht jaar geleden ontmoette ik Peter, mijn huidige vriend. Hij behandelt me met respect en liefde. Ik voel me veilig bij hem. We zijn maatjes.”
“Nog steeds voel ik me schuldig en verdrietig. Maar ik heb dat een plek gegeven. De zware last op mijn schouders is lichter geworden door mijn geheim hier te vertellen. Het voelt als een opluchting. Het is heerlijk om vrijelijk mijn verhaal te doen. Fijn om de kinderen eindelijk te kunnen vertellen hoe het zit. Nu kan ik het echt achter me laten.”