Stop met hijgen, start met ademhalen
Hoe gezonde ambitie de burn-out verslaat
Moe, een beetje down en alweer verkouden. In februari voelt eigenlijk iedereen zich wel een beetje ‘opgebrand’. Het verschijnsel burn-out dat twintig jaar geleden nog als modeziekte betiteld werd, is zo mainstream geworden dat we het haast te pas en te onpas in onze mond nemen. Hoe kan het dat zo veel mensen ten prooi vallen aan chronische stress?
Het is zondagochtend. Niet echt het moment om aan een artikel over burn-out te werken. Als ik iets van mijn research heb geleerd, is het dat het superbelangrijk is om tijd voor jezelf te maken, om bij te tanken en uit te rusten. Maar ja, manlief zit voor werk in Madrid. Kind 1 is druk met huiswerk, kind 2 is lekker aan het spelen en mij laat het onderwerp burn-out niet los. Het artikel wil niet vlotten. Niet in de minste plaats omdat van de zes burn-out-experts die ik een interviewuitnodiging stuurde, drie geen tijd hebben, twee niets van zich lieten horen en eentje – vreemd genoeg de auteur van het boek Fokking druk, psycholoog Thijs Launspach –wel een moment vrij kon plannen.
Nog geen vijf minuten geleden las ik dat neuropsycholoog Erik Matser in de Telegraaf waarschuwt dat als we niet heel snel radicaal anders met stress omgaan, we op een ramp afstevenen. “We hebben een andere leefstijl nodig”, zegt hij. “De westerse wereld staat aan de vooravond van misschien wel de grootste crisis ooit. Burn-outs kosten ons, aldus de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling), nu al twintig miljard per jaar. In Nederland werkt een op de vijf Nederlanders niet vanwege burn-out of stress.”
En dat is niet het enige waar Matser zich zorgen over maakt. Stress en burn-out kunnen chronische hersenbeschadigingen tot gevolg hebben. Daar kan psychiater Bram Bakker over meepraten, lees ik een tel later op LinkedIn. In een interview met Trouw vertelt Bakker dat zijn kleine hersenen verstoord zijn geraakt, waardoor hij liep als een dronkenman en nauwelijks nog kon functioneren. Hij beschrijft hoe hij een vriend die aan ALS leed op het hart drukte dat hij leuke dingen moest doen en aandacht moest besteden aan zijn gezin. Zelf was hij alleen maar aan het werk. “Ik had een klap voor mijn kop nodig om niet ongestraft te kunnen blijven doorhollen.”
Wat heb jij nodig?
Bakker heeft zijn leven gebeterd en is ‘veel minder gaan werken’. Op zich is dat niet zo ingewikkeld. Als ik hem voorheen een mailtje stuurde met een interviewuitnodiging, kreeg ik steevast binnen no time een antwoord. Het is onvoorstelbaar dat deze man niet meer in staat was tot mailen of niet meer wist hoe je met een telefoon moest omgaan. Maar dat is dus wat burn-out of chronische stress met een mens kan doen.
En toch is het voor ons allemaal lastig om stresspatronen te doorbreken, typ nota bene ik – die op een zondagmorgen aan de keukentafel werkt. Waarom zit ik nú te werken? Is het alleen omdat dit verhaal niet wil vlotten en ik heel graag wil dat dit belangrijke onderwerp goed in gezondNU verschijnt? Of speelt mee dat de uitgeverij die gezondNU uitbrengt onlangs is overgenomen door een investeerder? Ineens wordt meer gesproken over ambitie, over wel of niet parttime werken, over wat je waard bent. Ik werk sinds de geboorte van mijn kinderen drie dagen. Volgend jaar zitten ze allebei op de middelbare school en zou ik op termijn best meer uren kunnen maken. Maar wil ik dat ook? Is parttime werken een synoniem voor gebrek aan ambitie? Of geeft dat mij juist de mogelijkheid om goed voor mezelf te zorgen? Zo blijft er tijd genoeg over om te sporten, zonder stress mijn huishouden te runnen, de kinderen te helpen en het weekend te gebruiken (nou ja meestal dan) om als gezin weekend te vieren en niet te veel te moeten.
Als ik Matser moet geloven is dát – gezond leven – de echte ambitie van onze tijd. Hij beweert dat we het contact zijn kwijtgeraakt met wie we werkelijk zijn. “We weten niet meer wat we nodig hebben om gezond en energiek te blijven.”
Iedereen is een multitasker
Matser ziet chronische stress als een ziekte van onze tijd. Hij kan rekenen op bijval van psycholoog Thijs Launspach, die in zijn boek Fokking druk een haarscherpe schets geeft van grote maatschappelijke veranderingen. Vertrekpunt is zijn eigen middelbareschooltijd en zijn geschiedenisleraar, die een kei was in verhalen vertellen en prima orde in de klas kon houden. “Tegenwoordig moet je als leraar echter zoveel meer kunnen. Computers en laptops zijn niet meer weg te denken uit het klaslokaal. Docenten houden interactieve lessen op een smartboard en passen de nieuwste inzichten uit de pedagogiek toe. Huiswerk maken doen de leerlingen in een digitale leeromgeving. Daarnaast moet je ook een administratie bijhouden over de houding van de leerlingen in een digitale database en leerlingen coachen in presentatie-, samenwerkings- en conflictvaardigheden.”
Wat voor leraren geldt, geldt ook voor de fietsenmaker om de hoek, de kapper, de timmerman en voor mij als journalist. Toen ik opgeleid werd, was er geen Google, geen e-mail, ik had niet eens een mobiele telefoon. Tegenwoordig doet elke journalist er online wat bij en moet je ook uit de voeten kunnen met social media, van interviews worden vaak podcasts gemaakt, enzovoort. Launspach signaleert dat we allemaal multitaskers zijn geworden. “Behalve dat dit je werk leuk en afwisselend kan maken, schuilt er ook een gevaar in: leunen op routine is er niet meer bij. Voor het merendeel van de mensen is veel verandering echter niet zonder meer positief. Als je steeds opnieuw moet nadenken over hoe je iets gaat aanpakken, kost dat mentale energie en dat draagt bij aan werkstress.”
Met een beetje stress is uiteraard niets mis. Maar eigenlijk staan we continu op de maximale stand, aldus Launspach. “Werken is namelijk niet alleen meer iets om je geld mee te verdienen, het moet je passie zijn. Je ziet dit ook terug in managementtaal: we vinden het belangrijk om ‘onze potentie te benutten’ en ‘eruit te halen wat erin zit’. We doen aan personal branding en ontwikkelen een unique selling point. Werken is geen straf meer, we halen er ons zelfvertrouwen uit en zoeken naar zelfrealisatie. Maar aan dat betekenisvolle werk hangt een behoorlijk prijskaartje: absolute toewijding, zelfs al gaat dat ten koste van onze gezondheid. Met stress is het net als met hardlopen. Als je volle kracht vooruitgaat, loop je een grote kans op blessures. We zien ons leven als een sprint, terwijl het eigenlijk een marathon is. Als je continu honderd procent geeft, dan houd je het niet vol.”
Altijd alert
Dat betekent dus dat je onder je max moet gaan presteren. Hm, dat klinkt niet echt als iemand die hart heeft voor de zaak of die met zijn werk de wereld een beetje mooier of beter wil maken. En misschien is dat nu juist het probleem. Een tandje minder is geen optie, het is zelfs taboe. Is een burn-out krijgen daarmee ook een logische rekening die we gepresenteerd krijgen? “Ik denk niet dat je dat zo kunt stellen”, werpt Launspach tegen. “Ja, we zijn allemaal druk en hectisch. Maar stress is ook van alle tijden en we krijgen er allemaal mee te maken. Het grote verschil is echter dat ‘druk zijn’ tegenwoordig synoniem is voor ‘goed bezig zijn’. Het geeft je status. We stellen bovendien ontzettend hoge eisen en willen altijd 24 uur per dag gelukkig, gezond, succesvol en sociaal vaardig zijn. Met minder nemen we geen genoegen. We zitten dus gevangen in ‘meer, meer, meer’-denken en dat zit niet alleen in jouw of mijn hoofd, het zit in álles. In hoe onze cultuur functioneert, in hoe we de economie hebben ingericht, in hoe de overheid denkt.” Er lijkt geen ontsnappen aan. Genoeg is nooit genoeg. Voor niks of niemand.”
Extra handicap is dat onze mobiele telefoon in feite onze persoonlijke afstandsbediening is geworden. Met elke tring, tril of triangel schakelt het apparaat je brein aan en ben je alert. Is dat erg? Volgens Launspach wel. Persoonlijk vind ik het vooral onhandig dat er op dit moment – nu ik net in een lekkere flow zit – berichtjes van mijn man uit Madrid binnenstromen. ‘Oh, gelukkig, hij is goed aangekomen.’ ‘Hè, hij is al in zijn hotel.’ Een foto komt binnen: ‘Wat een mooi weer in Madrid.’ Hoe leuk ook, met elk bericht ben ik helemaal uit mijn verhaal en moet ik mijn gedachten verzamelen en mijn focus herpakken voor ik weer verder kan. Tot de volgende pling mijn concentratie verstoort.
Ook dit soort gedrag – het altijd aan staan en het altijd bereikbaar zijn – draagt volgens Launspach bij aan chronische stress. Zou het echt? Kijk, werken op zondag is voor mij echt een grote uitzondering, maar doorweeks check ik mijn mail ook als ik vrij ben. Dat is toch vanzelfsprekend? Wat kost het voor moeite? Iedereen doet dat toch? “Privé en werk lopen steeds meer in elkaar over”, concludeert Launspach. “Maar nee, thuis mailen is gewoon werktijd.”
Ongemerkt maak ik dus meer uren voor het werk dan ik dacht. Geeft niet, houd ik mezelf voor. Ik houd van mijn werk, tegelijkertijd houd ik ook – en ik ben er niet trots op om dit zo op te schrijven – van helemaal niks. Ik bedoeld daarmee: nikstijd, waarin je niks moet en van alles mag. Volgens Launspach is juist die nikstijd van mij van ongekend groot belang. “We zien een avondje op de bank hangen of zomaar wat voor je uit staren als nutteloos. Maar juist dan gebeurt er eigenlijk heel veel. Rust nemen, dat weten alle topsporters, is een voorwaarde om te kunnen excelleren. Als je dat niet doet, dan ontneem je jezelf de kans om creatief te blijven, goed te presteren en om succesvol en fijn te kunnen leven.”
Fouten maken is taboe
Terwijl ik vrolijk door typ op deze schitterende zondag vraag ik me af of ik hiermee mijn kinderen eigenlijk wel het goede voorbeeld geef. Zelfs onder tieners slaan burn-outs toe, waarschuwde kinderombudsvrouw Margrite Kalverboer in 2017. Van de honderden kinderen die ze sprak, gaven vooral veel tieners aan dat ze te hard moesten werken voor school en te weinig tijd kregen voor ontspanning. Mijn beste vriendin die lesgeeft aan de Universiteit van Amsterdam, signaleert onder studenten eenzelfde trend. Ze maakt zich zorgen om haar studenten, die meer dan vroeg bij haar aankloppen met ingewikkelde psychische problemen of burn-outverschijnselen.
Hoe kan het dat jonge mensen, die eigenlijk zorgeloos in het leven zouden moeten staan, nu al zo uitgeput zijn? “FOMO (the fear of missing out) is onder jongeren enorm”, legt Launspach uit. “Ze willen alles bijhouden online en via social media. Dat is menselijk onmogelijk. Dus het beste wat je als ouders kunt doen, is jongeren laten ervaren dat er een leven mogelijk is zonder online te zijn. Dat de wereld gewoon blijft doordraaien ook als je niets op social media post. Daarnaast is de druk om te presteren ook bij heel jonge kinderen al enorm. Fouten maken is eigenlijk taboe en staat gelijk aan persoonlijk falen. Terwijl fouten maken inherent is aan het leven en onderdeel uitmaakt van een leerproces.”
Hoe kritisch ben ik als moeder, hoe vaak zit ik te pushen? Te vaak, realiseer ik me. Ikzelf was zo’n ontzettende ambitieuze scholier en student. Ik zat dag en nacht te blokken. Een zesje was niet goed genoeg. Mijn eigen ambitieniveau projecteer ik zeker op mijn oudste, die in de tweede zit van het middelbaar onderwijs en die ik ervan verdenk de kantjes eraf te lopen. Ik weet echter diep vanbinnen echt wel dat zijn Franse slag gezonder is dan mijn perfectionisme. “Perfectionisme is een dolk in de rug van jonge mensen”, benadrukt Matser in de Telegraaf. “Perfectionisme is een angststoornis, je wordt er ziek van.” Ik kan dat alleen maar onderschrijven: het leverde mij als jongvolwassene drie epileptische aanvallen op, gevolgd door een angststoornis. De jarenlange strijd heeft me echter ook veel geleerd. Ik ben veel beter voor mezelf gaan zorgen.
Mensen zijn als elastiekjes
Goed voor jezelf zorgen is de beste burn-outpreventie die er bestaat, onderschrijft Launspach. “Goed slapen, gezond eten, lekker bewegen en voorzichtig zijn met cafeïne, alcohol en drugs. Dat is de basis.” Het klinkt zo eenvoudig, maar volgens Matser is het een absolute voorwaarde, willen we een stressramp van mondiale omvang kunnen afwenden. De gevolgen van chronische stress zijn enorm: “Mensen die gedurende hun jeugd opgroeien met aanhoudende stress ontwikkelen daadwerkelijk andere connecties in de hersenen, waarbij het angstcentrum sneller geactiveerd wordt. Dat gaat niet zomaar weg. De consequenties zijn vaak levenslang.” Dat bevestigt ook onderzoek van Bart Oosterholt (Radboud Universiteit). In 2016 toonde hij aan dat een ernstige burn-out littekentjes in je hersenen nalaat die mogelijk kunnen verklaren waarom mensen na herstel geheugenproblemen blijven houden en zich slecht kunnen concentreren. Onderzoek van Harvard Medical School voegde daar onlangs aan toe dat leven in een stressvolle omgeving zenuwbanen letterlijk afbreekt als gevolg van aanhoudende alertheid.
We hebben het nu de hele tijd over burn-out als maatschappelijk fenomeen. Maar welk aandeel heb je er zelf in? Je krijgt toch niet zomaar een burn-out? Launspach: “Natuurlijk is de een gevoeliger voor stress dan de ander. Dat heeft te maken met genetische aanleg, je persoonlijkheid en of je wel in staat bent om goed voor jezelf te zorgen. Mensen kun je vergelijken met elastiekjes: ze komen in alle soorten en maten. Die grote dikke postelastieken kunnen meer hebben dan die dunne. Maar als je dikke elastieken maar vaak genoeg oprekt, breken ze. Ik ben ervan overtuigd dat we in een maatschappij leven waar al die elastiekjes – groot en klein – altijd behoorlijk onder spanning staan. Dat wil niet zeggen dat iedereen een burn-out oploopt, maar voortdurende stress doet een mens geen goed.”
Wat gebeurt er precies als je opgebrand raakt? “Burn-out is in feite een ontsporing van ons stresssysteem”, legt Launspach uit. “Als er gevaar dreigde in de oertijd, zette dat stresssysteem ons aan tot vechten of vluchten. In de huidige samenleving rinkelen er continu alarmbellen, terwijl dat oerinstinct van vechten of vluchten helemaal geen adequate oplossing biedt. Dat rinkelen gaat onverminderd door, met als gevolg dat op termijn dat stresssysteem beschadigt. En wat gebeurt er dan? Activiteiten die we normaal absoluut niet als stressvol zouden ervaren, worden dat ineens wel. Tv-kijken, boodschappen doen, een telefoongesprek voeren: al die doodnormale dingen die je altijd met de grootste vanzelfsprekend deed, kunnen als je een burn-out hebt als onmogelijk aanvoelen.”
De menselijk geest in hokjes opgedeeld
Maar dat is niet alleen kenmerkend voor burn-out. Ik heb verschillende keren van dichtbij een depressie meegemaakt en ook dan kan iets als nagels lakken of haren wassen een enorme opgave zijn. Dat is dan ook het probleem met burn-out, schrijft psychiater en stressonderzoeker Christiaan Vinkers in de Volkskrant. “Eigenlijk weet de wetenschap niet wat een burn-out precies is.” Overigens beweert Vinkers hiermee niet dat burn-outklachten ‘onzin’ zijn, maar hij vermoedt dat er achter menig burn-out een depressie of angststoornis schuilgaat.
Hoe kán dat? “Burn-out staat inderdaad niet in het grote psychiatrische diagnosesysteem DSM-V”, stelt Launspach. “Dat systeem deelt de menselijk geest en het lijden op in hokjes en vervolgens hangen we daar een diagnose aan. Burn-out valt in een rest-categorie, dat wil zeggen dat het nergens in past. Dat is niet zo gek. In theorie klinkt het allemaal leuk, maar in de praktijk laat de menselijke geest zich niet in hokjes duwen. Er is veel overlap. Als je verslaafd bent aan alcohol bijvoorbeeld ligt daar nogal eens een depressie aan ten grondslag. En mensen met burn-out hebben vaak ook depressieve klachten en zijn meer dan gemiddeld angstig. Soms vertonen ze zelfs verschijnselen die lijken op het posttraumatische stresssyndroom. Dat maakt het niet eenvoudig om de juiste diagnose te stellen. Zeker niet omdat er geen wetenschappelijke consensus bestaat over is wat nu een burn-out is.”
Niet alleen is er discussie óf iedereen die ‘burned out’ is wel een burn-out heeft, ook wat de juiste behandeling is staat ter discussie. De een stelt: absolute rust houden. De ander denkt dat je beter niet te lang uit de roulatie kunt zijn, omdat dan de drempel om weer aan het werk te gaan (soms onmetelijk) groot wordt. Wat is wijsheid als deskundigen het al niet weten? “Mijn ervaring”, zegt Launspach, “is dat absolute rust nemen een voorwaarde is om het stresssysteem te laten herstellen. Net als je spieren met een sportblessure moet je je geest even rust gunnen voor je hem weer langzaam kunt belasten. De grootste valkuil is dat je te snel wilt gaan. Herstel van een burn-out kan wel een jaar duren en voor het nemen van algehele rust ben je op zijn minst weken, zo niet maanden kwijt. Daarom is preventie zo belangrijk.”
Bomen snoeien & zondagsschrijver
Hoe voorkom je een burn-out? Kunnen we met elkaar chronische stress uitbannen? Misschien wel. “Er bestaat een geluksformule”, vertelt Launspach. “Dat is de som van de dagelijkse realiteit met aftrek van je persoonlijke verwachtingen. Aan die dagelijkse realiteit kun je niet veel veranderen, maar als je je eigen verwachtingen naar beneden bijstelt, is de kans dat de uitkomst van jouw geluksformule eindigt in een dikke plus aanzienlijk groter.”
Die geluksformule knoop ik in mijn oren! Het is drie uur zondagmiddag, ik zit nog in mijn ochtendjas aan de keukentafel. Ik moet stoppen met schrijven van mijn kinderen, ze hebben gelijk. Ik heb een zondag gewerkt aan een artikel dat maar niet uit mijn vingers leek te komen en nu ligt er voor mijn gevoel iets waardevols, waar we allemaal onze eigen wijze les uit kunnen trekken. Voor wie zich zorgen maakt over mijn ‘afbrandgevaar’: wees gerust, volgend weekend ga ik bomen snoeien in de tuin van mijn moeder. Ik beloof plechtig: ik word geen zondagsschrijver.
Thijs Launspach is psycholoog en schrijver van het boek Fokking druk.
- Fokking druk, Thijs Launspach, ISBN 978 90 003 63 698, € 15,99
- Thijslaunspach.nl