Je houdt van vis, maar wilt voorkomen dat de oceanen worden leeggevist. Kweekvis lijkt een goed alternatief. Totdat je leest dat kweekvis bio-industrie is. Dat is schrikken. Hoe erg is het echt? Dorien Dijkhuis duikt in de wereld van kweekvis en vist het uit.
De zeeën zijn bijna leeg. Blauwvintonijn en tarbot hebben het zwaar. Paling hoort op de lijst met bedreigde diersoorten en kabeljauw houdt ook maar met moeite het hoofd boven water. Met zijn allen aan de kweekvis dus!
Maar kweekvis heeft een slecht imago. Een rondje internet leert dat kweekvis net als plofkip te snel worden opgekweekt. Bovendien worden ze gehouden op te weinig vierkante meters. En dan ligt stress voor de hand, oorzaak nummer één als het om dierziektes gaat. Bovendien is het een vervuilende industrie en in sommige landen moeten bewoners uit de kustgebieden zelfs verplicht verhuizen als daar een kwekerij komt.
Daar komt bij dat vissen worden gevoed met vis uit zee. Zo loopt de ansjovispopulatie drastisch terug. Niet omdat wij er teveel van eten, maar omdat kweekzalm dol op ansjovis is. Alsof dit niet genoeg is, blijkt gekweekte vis ook nog eens gevaarlijk voor zijn wilde soortgenoot. Want als hij ontsnapt en zich vermengt met zijn wilde broeders, leidt dat vaak tot zwakker nageslacht dat eerder sterft.
Kortom; kweekvis neemt de druk op wilde visbestanden niet weg, maar verhoogt hem juist.
Plofkip
Maar op internet beweren ze zoveel. De enige manier om erachter te komen of iets waar is, is om het met eigen ogen te gaan zien. Dus reis ik af naar de haven van IJmuiden. Daar biedt een oude Duitse bunker huis aan Solea, de kwekerij van zeebioloog Andries Kamstra. Hij is de eerste ter wereld die het is gelukt om zeetong in gevangenschap te kweken. Hij deed er tien jaar over om uit te zoeken hoe dat moest.
Is gekweekte zeetong een soort plofkip? Die vergelijking gaat volgens hem op alle fronten mank. “Zeetongen doen er twee jaar over om groot genoeg te worden voor de markt. Daar kun je als kweker niets aan veranderen al zou je het willen.”
In het schemerduister van de bunker staan lange rijen kweekbakken, zeven verdiepingen hoog. De tongen liggen op een zandlaag in ondiep water, met zijn allen bovenop elkaar. Een leek zou kunnen denken dat ze meer ruimte nodig hebben. “Nee hoor”, zegt Kamstra. Hij heeft het gedrag van zeetongen jarenlang bestudeerd. “Je ziet, er is ruimte genoeg in de bakken. Grote delen van de zandbodem zijn niet bedekt met tong. Tong vindt het fijn om over elkaar heen te liggen. Dat doen ze op de zeebodem ook. Als je drie vissen in een bak doet, zullen ze elkaar altijd opzoeken. Het zijn geen territoriumvissen en daarom zijn ze niet vijandig tegen elkaar.”
Een aantal tongen graaft zich in in de zandbodem. En ook dat is bijzonder, vertelt Kamstra. Zand is een soort natuurlijke vijand van de viskweker. “Als je dat in je pompen krijgt, ben je nog niet jarig. Maar wij willen de natuur zo goed mogelijk nabootsen. Het is net als met varkens en stro. Het kost meer tijd en geld, maar de dieren worden er gelukkig van. Tongen zijn kieskeurige beestjes. Daar ben ik inmiddels wel achter. Als ze zich niet happy voelen, gaan ze dood.”
Kamstra is niet de enige. Viskwekers in heel Europa krijgen inspecteurs op bezoek om te controleren of ze oog hebben voor dierenwelzijn. In Nederland streven de kwekers naar de norm van de mogelijkheid tot natuurlijk gedrag. De zandbodem van Kamstra in de bunkers van IJmuiden is daar een goed voorbeeld van.
Fabeltjes
Met de tongen in IJmuiden is alles goed. Maar dat geldt niet voor alle kweekvis ter wereld, zegt Wim van Eijk van het Productschap Vis. “Veel vis wordt gekweekt in derdewereldlanden, vooral in Azië en Zuid-Amerika. Over het algemeen geldt dat in die landen minder wetgeving is op het gebied van dierenwelzijn en milieueisen dan in Europese landen, zoals Nederland. De kweekvissen daar worden doorgaans gehouden in open systemen, zoals in netten in zee of rivieren. De waterkwaliteit is vaak slecht en met de hoge dichtheden komen visziekten voor die uiteraard bestreden worden met antibiotica. Mest en afvalstoffen en verdwijnen echter rechtstreeks in het milieu.”
Dat wil volgens hem niet zeggen dat met alle vis uit dat soort landen iets mis is. “Zo is er een groeiend aantal samenwerkingsverbanden tussen Nederland die vis importeert en derdewereldlanden. Daarin slaan kwekers, importeurs, handelaren en wetenschappers de handen ineen om de kwaliteit van aquacultuur in achterstandsgebieden naar een hoger niveau te tillen. Zij hanteren een gezamenlijke gedragscode die aanvullende eisen stelt op het gebied van productkwaliteit, transparantie van het ketenproces, sociale omstandigheden en milieu. De vis die zij importeren naar ons land moet wel degelijk aan strenge eisen voldoen.”
Koploper
Nederland is volgens Van Eijk van het Productschap Vis zo ver op het gebied van milieutechniek en dierenwelzijn dat het zichzelf koploper mag noemen. “In Nederland maken we geen gebruik van open kweek, maar van een gesloten recirculatiesysteem op land. Dat wil zeggen dat het water constant door biologische filters wordt gezuiverd.
Vanwege dit geheel gesloten systeem worden vissen niet besmet met ziektes van buitenaf, is er minder stress, geen medicatie nodig en ontsnapt er geen vis die zich vermengt met wilde soortgenoten. Ook raken vissen minder gestrest door dit gesloten recirculatiesysteem.”
Ook in Brabant werken ze met zo’n gesloten watersysteem. Hier kweken vier bedrijven de nieuwe vis claresse. Milieuorganisaties zijn er erg enthousiast over. Toon Foolen, claressekweker uit Son en Breugel hergebruikt 95 procent van het gebruikte water.
Nederlandse viskwekers experimenteren bovendien met combinatieteelt. In De Lier wordt bijvoorbeeld in kassen de tropische vissoort tilapia gekweekt. Die zwemt in bassins tussen de tomaten. Een win-win situatie, want met de vissenmest worden de tomaten bemest en de tilapia voelt zich in zijn sas in de warmte van de kas. Zomerwarmte wordt bovendien ondergronds opgeslagen en benut als het kouder wordt.
Bij de zeetongen in IJmuiden klatert een klein straaltje water in de eerste kweekbak. Het water is afkomstig uit een oeroude zuivere bron in de duinen. Een enorme waterpomp zuivert het water continu en pompt het rond.”
Vegetarische vis
Dan is er nog discussie van het voer. Kweekvis wordt vaak gevoerd met visolie en vismeel, afkomstig van wilde vis uit zee. De ansjovisstand staat onder druk omdat die in grote hoeveelheden wordt verwerkt tot visvoer voor bijvoorbeeld gekweekte zalm. Dertig procent van de gevangen wilde vis eindigt niet op iemands bord, maar in de maag van een soortgenoot. Dit betekent trouwens niet dat er van de honderd vissen er dertig naar de vismeelfabriek gaan; ook veel visverwerkingsbedrijven leveren hun visafval af zodat er visvoer van gemaakt kan worden.
Er was een tijd dat je voor het kweken van een kilo zalm drie kilo wilde vis nodig had. Maar dat is nu passé, omdat ook plantaardige oliën in het visvoer worden verwerkt. Bovendien zijn er ook vegetarische vissen. Een vis als tilapia lust helemaal geen vlees.
Voor dit voerprobleem zoeken Nederlandse ondernemers ook alternatieven. In Son en Breugel zijn de claresses op een vegetarisch dieet gezet van eiwitten uit aardappels en peulen. En dat slaat aan. Ook in de IJmuidense bunker bestaat de hoofdmaaltijd uit eiwitten afkomstig van groenten. Jonge tong houdt bovendien veel meer van de larven van pekelkreeftjes. En die kweekt Kamstra zelf op.
Hollandse bodem
Voor wilde vis is er het MSC-keurmerk dat kiezen voor duurzame vis makkelijker maakt. Het Wereld Natuur Fonds en het Initiatief Duurzame Handel sloegen de handen ineen om ook zo’n keurmerk te ontwikkelen voor gekweekte vis. Dit is het ASC-keurmerk geworden (Aquaculture Stewardship Council).
Het keurmerk maakt de keuze voor duurzaam gekweekte vis in de supermarkt of bij de visboer een stuk eenvoudiger. Maar met het internationale keurmerk hoopt het WNF de milieu-impact van kweek wereldwijd ook met zeventig tot tachtig procent te verminderen. Kwekers kunnen het keurmerk alleen krijgen als ze aantonen dat ze goed omgaan met de natuur en richtlijnen naleven op het gebied van voedselveiligheid en sociale omstandigheden.
Waarschijnlijk liggen de eerste visjes met het nieuwe keurmerk in 2011 in de winkel. Dat duurt nog even dus. Tot die tijd biedt de verpakking ook houvast. Want daarop staat altijd waar een vis vandaan komt en daar kun je al het nodige uit afleiden. En, tot het internationale keurmerk er is, geldt het credo: met kweekvis is niets mis, zolang die van Hollandse bodem is.
Fishes: goede vis
Voor wie op zoek is naar biologische, handgedoken, lijngevangen of wilde vis, is bij Fishes (fishes.nl) aan het goede adres. Als eerste detaillist in Europa is Fishes erkent met het MSC-milieukeurmerk. Het certificaat garandeert dat u een vis koopt afkomstig uit duurzame visserij. Fishes heeft vestigingen in Amsterdam, Utrecht en Breukelen.