Hij deed gewoon wat hij moest doen, vindt René. Iedereen zou in die sloot zijn gesprongen, denkt Lydia. Helpen, zit in zijn aard, zegt Sander. Hun reacties zijn bescheiden. Toch zijn René, Lydia en Sander drie officiële helden. Met gevaar voor eigen leven redden ze het leven van een ander. Ze werden geëerd door het Carnegie Heldenfonds. En nu: geïnterviewd door gezondNU.
“Als het echt moet, krijg je de kracht die je nodig hebt”
“Twintig seconden later en we waren alle drie dood geweest”, zegt Sander Tulp (33). Hij redde begin 2008 een boer en zijn zoon uit een brandende schuur. Het maakte hem bewuster van de waarde van het leven.
“Held ben je niet continu, maar voor een moment. Je vertoont moed en handelt. Daarna ga je weer over op de orde van de dag. Ik vind het mooi dat mijn heldendaad gewaardeerd wordt. En ja, ik ben best een beetje trots op mijn onderscheiding. Ik wil er alleen niet mee te koop lopen. Het voornaamste is dat twee mensen zijn blijven leven. Tegen de waarde van het leven kan geen medaille op.”
“Ik was aan het klussen in mijn nieuwe woning toen ik buiten enorm veel rook en vlammen zag. Als hoofdagent bij de regiopolitie Groningen ben ik wel wat gewend, dus het maakte niet direct indruk op me. ‘De hulptroepen zijn vast al aanwezig’, dacht ik. Maar voor de zekerheid besloot ik toch even te gaan kijken.”
“Wat ik zag, was waanzinnig: een grote boerderij van voor tot achter in lichterlaaie. Brandweer en politie nog niet gearriveerd. En achter de boerderij mensen in paniek. Het bleek dat de boer en zijn zoon in de schuur de koeien probeerden te redden. Ze waren in groot gevaar.”
“Hulp zou te laat komen, dacht ik. Razendsnel schatte ik mijn kansen in. Ik wist dat er risico’s waren. Toch was er een kans dat ik de vader en zoon kon redden. Op het moment dat ik die keuze maakte en die brandende boerderij inging, zette ik alles opzij. Ik werd een robot; doelgericht, niet denkend, handelend. De adrenaline pompte door mijn lijf.”
De horror was compleet
“Binnen was de horror compleet. Ik zag koeien verbranden en doodgaan. Twee tractoren stonden op het punt te ontploffen. Naast me stortte een stuk dak in. Ik merkte het nauwelijks. Mijn enige doel was de boer en zijn zoon uit de schuur te krijgen. Alleen zij hadden hun zinnen gezet op het redden van het vee. Ze zagen al hun bezittingen verbranden. Welk risico ze zelf liepen daar in die schuur, beseften ze niet. Ik heb ze vastgepakt en ze er letterlijk uit gesleurd, ondanks dat ze zich flink verzetten. Als het echt moet, krijg je de kracht die je nodig hebt. Vlak nadat ik met de boer en zijn zoon uit de schuur kwam, stortte het dak in. Twintig seconden later en we waren alle drie dood geweest.”
“Tijd om na te denken, had ik niet. De brand trok veel ramptoeristen die de brandweer en politie in de weg liepen. Ik hielp mijn collega’s hen op afstand te houden. Drie uur later voelde ik me niet goed en werd ik naar het ziekenhuis gebracht. Misschien had ik te veel rook binnengekregen. Mijn vrouw werkte die dag in het ziekenhuis. Ze schrok toen ze me zag en mijn verhaal hoorde. ‘Ik had je kunnen verliezen!’, huilde ze. Ook op het politiebureau reageerden mijn collega’s geschokt. ‘Je had dood kunnen zijn’. Het greep me aan.
Op dat moment werd me pas duidelijk welk risico ik had genomen. En hoe kwetsbaar mijn eigen leven is. Ineens kwamen de emoties los. Het was een heftige gebeurtenis die me boos en verdrietig maakte. Het leed van de dieren. Het geweld en de allesoverheersende herrie van het vuur. Het verdriet van het boerengezin dat in een klap alles kwijtraakte. Ik krijg er nog steeds een brok van in mijn keel.”
Verbrande hoofdharen
“Door te praten en mijn verhaal op te schrijven, heb ik de gebeurtenis verwerkt. Ik ben een ervaring rijker en me meer bewust van de waarde van het leven, van mijn gezin en van mijn gezondheid. Behalve een paar verbrande hoofdharen, hield ik er helemaal niets aan over. Mijn vrouw is nog wel eens bang. Ze weet hoe ik in elkaar zit. In een volgende situatie doe ik precies hetzelfde, ondanks het gevaar voor mezelf. Aan de andere kant is dat juist waarom ze zoveel van me houdt. Mensen helpen zit nu eenmaal in mijn aard.”
“Het leek alsof de wereld doordraaide en ik stilstond”
“Als ik voorbij een kanaal rijd, klik ik altijd even mijn gordel los.” Lydia van Santen (22) redde haar geliefde na een auto-ongeluk. “Af en toe heb ik nog een nachtmerrie. Het gekke is dat niet Mark maar ikzelf dan op mijn kop in die sloot lig.”
“Sinds Marks auto-ongeluk voel ik me sterker, zekerder. Ik vind dat ik recht van spreken heb wanneer ik zie dat anderen gevaarlijke capriolen uithalen in het verkeer. Ik zeg: ‘Je moet vooral zo doorgaan als je net als Mark in de sloot wilt eindigen’. Hij heeft geluk gehad, maar het kan verkeerd aflopen.”
“Zelf ben ik voorzichtiger geworden in het verkeer. Rijd ik voorbij een kanaal dan klik ik altijd even mijn gordel los. Verder ben ik een stuk zuiniger op mijn vriend. Ik wil weten bij wie hij in de auto stapt, waar hij is en of hij veilig is. Voor hem soms vermoeiend. Maar ik heb er een goede reden voor. Ik was hem bijna kwijt.”
Omgekeerd
“Die avond zaten we met onze vrienden Kees en Natalie in de tuin van ons pas gekochte huis. Mark vertrok aan het eind van de avond. Kort daarna ik. Onderweg naar huis zag ik kroos op de weg liggen. Ik reed eraan voorbij. Na tweehonderd meter bedacht ik me en keerde om. Had ik nu een rood lampje zien branden in de sloot? Misschien was er wel een brommer ingereden.”
“Toen ik weer op dat punt stond, kreeg ik de schrik van mijn leven. Ik zag Marks auto op de kop in de sloot liggen. Het leek alsof de wereld doordraaide en ik stilstond. Ik belde onze vrienden die in de buurt woonden. Ondertussen sprong ik in de sloot. Ik dacht niet aan kou. Ik dacht alleen: ‘Hij móet eruit’. Bij de auto stond ik tot mijn borst in de bagger. Ik voelde Marks been. Het was helemaal slap. Uit alle macht probeerde ik hem uit de auto te krijgen. Alles glibberde en ik kreeg geen grip. Op de een of andere manier bleef ik superkalm en voelde ik me ongelooflijk sterk. Ik probeerde de auto op te tillen, het portier te openen en Mark aan zijn been uit de auto te trekken. Tevergeefs. Alles zat vastgezogen in de bagger.
Opeens stond Kees achter me. Hij pakte Mark bij zijn broekriem beet en ik trok aan zijn benen. Zo lukte het hem naar buiten te trekken.”
“Ik dacht dat hij dood was”
“Het beeld van mijn geliefde op die waterkant vergeet ik nooit. Hij ademde niet, was helemaal slap en had een bolle buik en een opgezet gezicht. Zijn ogen waren open en zaten vol modder. Ik dacht dat hij al dood was maar Kees voelde een hartslag. De ambulance was er nog niet en Kees vroeg of ik kon reanimeren. We hadden dat allebei nog nooit gedaan. We wisten alleen wel dat als we niets deden, hij zou doodgaan. Ik beademde hem en Kees deed de hartmassage. Na een aantal keer begon Mark over te geven. Hij ademde weer. Niet snel daarna kwam de ambulance.”
“Mark werd op de Intensive Care opgenomen. De eerste week was levensbedreigend. Door de viezigheid van de sloot in zijn longen, kreeg hij ontstekingen. Pas na twee weken ging het beter. Toen werd duidelijk dat hij geen hersenbeschadiging had opgelopen. We waren er op tijd bij geweest.”
“Gelukkig zakt de herinnering aan het ongeluk steeds verder weg. Ik heb er nu geen last meer van. Soms komt het nog wel eens boven wanneer ik modder ruik of als ik in de krant over een auto-ongeluk lees. Af en toe heb ik nog een nachtmerrie. Het gekke is dat niet Mark maar ikzelf dan op de kop in die sloot lig.”
“Mijn schoonzus vond dat we een onderscheiding verdienden voor onze reddingsactie en schakelde het Carnegie Heldenfonds in. Bijzonder, ja. Ik vond het alleen niet nodig. Iedereen was in die sloot gesprongen. Toch? Het belangrijkste is dat ik mijn man terugheb. Hij leeft en is gezond. Dat is mijn grootste cadeau.”
“Wat als hij in mijn handen overlijdt?’ Ik voelde me kwetsbaar”
Vergeleken met een echte held zinkt hij in het niets, vindt hijzelf. Toch redde René van der Zwan (54) het leven van zijn vriend Willem op zee. En anderen eerden hem wél als een echte held. “Ik denk er niet vaak meer aan. Maar: ik ben wel meer op mijn hoede.”
“Willem en ik kennen elkaar dik tien jaar. We testen zeekajaks. We zijn zo ervaren en getraind dat het routineklussen zijn voor ons. Zelden dat er iets misgaat. Ook bij windkracht 6. Dat stond er die dag, windkracht 6. Er waren flinke golven op zee. Ideale omstandigheden om een goede test uit te voeren.”
“Ineens kreeg Willem een acute rugblessure. Hij sloeg om. Nog steeds was er niets aan de hand. We zijn zo goed op elkaar ingespeeld dat we elkaar – ook in slecht weer – binnen een paar minuten weer in de kajak hebben geholpen.”
Kracht
“ Maar dit keer was het anders. Willem had zijn hoofd gestoten. Hij was gedesoriënteerd en zwom met zijn gezicht onderwater van me weg. Ik kreeg hem niet te pakken. Even voelde ik me wanhopig. Gelukkig zwom hij in een rondje en kon ik hem uiteindelijk bij zijn kraag pakken. Zijn rug was zo pijnlijk dat hij geen kracht kon zetten om terug in de boot te komen. Ik moest dus hulp van buitenaf inschakelen.”
“Van peddels en kajaks maakte ik een vlotje waar Willem tussen kon drijven. Met mijn ene hand hield ik hem aan zijn zwemvest boven water. En met mijn andere arm hield ik de boten op afstand zodat hij er niet tussen geplet werd. Behoorlijk uitputtend; de golven waren op dat moment een meter hoog. Hoewel ik mijn handen vol had, lukte het me toch mijn telefoon te pakken en de vuurtorenwachter te bellen. Die waarschuwde de reddingsboot.”
“Ruim een uur lagen we te wachten; de reddingsboot kon ons niet vinden en voer ons voorbij. Een hoop onbestemde gedachten schoten door mijn hoofd. Hoe lang houdt Willem het vol in dit koude water? Wat als ze ons niet vinden? Wat als hij in mijn handen overlijdt? Ik voelde me kwetsbaar. Ik voelde angst. Angst die ik meteen op de achtergrond duwde. Ik moest doorgaan.”
“Ondertussen dreven we met een noodgang naar open zee. De golven werden steeds hoger. Pas nadat ik een paar vuurpijlen afschoot, zag de bemanning ons en koerste op ons af. Wat was ik opgelucht.”
Kippenvel
“Eenmaal op de reddingsboot, toen we veilig waren en ik zag dat het goed ging met Willem, viel de spanning van me af. Ik werd vreselijk moe en misselijk. Alle emoties kwamen los. Ik gaf over en kon twee uur lang niet praten zonder te huilen.”
“Achteraf verbaas ik me over de enorme geestelijke en lichamelijke krachtsinspanning die ik heb kunnen leveren. De volgende zag ik dat mijn armen helemaal blauw waren; op zee waren de kajaks keer op keer tegen mijn armen geslagen. Op dat moment heb ik niet gevoeld. En ondanks dat de situatie nijpend was, bleef ik kalm. Willem moest overleven. Dat was het enige wat telde. Mijn gevoel schakelde ik uit.”
“Ik denk er niet vaak meer aan. Maar als het weer grimmig is en ik een kajak moet testen, ben ik wel op mijn hoede. Vroeger zocht ik mijn grenzen op. Nu ben ik voorzichtiger, alerter. Ik ben me bewuster van de risico’s van het kajakken. Ook vaargenoten houd ik beter in de gaten. Een positieve ontwikkeling dus; ik ben wijzer geworden.”
“Maar een held? Nee. Waar ikzelf kippenvel van kreeg, was het verhaal van ‘Pa Sem’. Deze man, die eigenlijk Willem Seymor heette, redde tijdens de Bijlmerramp een jongetje uit een brandende flat. Zelf lag hij daardoor drie weken in coma met ernstige brandwonden. Zonder er bij na te denken, zette hij zijn leven op het spel. Dat is een échte held.”
“Vergeleken met een echte held zink ik in het niets. Ik ben dat niet. Ik kwam in een onverwachte situatie terecht en deed wat op dat moment nodig was. Wat moest ik anders? Mijn vriend in de steek laten om mezelf te redden? Ik peinsde er niet over.”
Officiele helden
Wie vindt dat iemand een redding met gevaar voor eigen leven heeft verricht, kan die persoon voordragen bij het Carnegie heldenfonds. Daar is geen tijdslimiet aan verbonden. www.carnegiefonds.nl of tel. 0252 – 42 85 88