Oud-cardioloog Pim van Lommel, schreef een spraakmakend boek over bijna-dood ervaringen. Huisarts Metta Hofstra zocht verbreding in de homeopathie. Twee artsen die hun horizon durfden te verruimen ontmoeten elkaar.
Metta: “Toen ik hoorde dat ik iemand mocht ontmoeten die ik ‘bewonder’, dacht ik: ik bewonder niemand, maar ik vind wel iemand bewonderenswaardig.”
Pim: “Met het woord ‘bewonderen’ heb ik moeite.”
Nuchterheid is wat Pim van Lommel en Metta Hofstra direct bindt na hun kennismaking. Metta is een warme, invoelende arts én een nuchtere noorderling. Ook Pim staat met beide benen op de grond en draagt de kenmerken van een wijs man: een opmerkzame oogopslag en een zachte stem. Hij maakt niet de indruk zijn waarheid te willen opdringen. Wie niet toe is aan zijn boodschap, mag deze naast zich neerleggen. Zijn antwoorden formuleert hij zorgvuldig.
Pim praat vaak met anderen over zijn jarenlange onderzoek naar bijna-dood ervaringen en zijn boek ‘Eindeloos bewustzijn’, maar alleen als zijn gesprekspartner er kennis van heeft genomen.
Pim: “Sommige sceptici willen met mij in discussie, bijvoorbeeld over het onderzoek. Dan vraag ik: ‘Maar heb je het ook gelezen, het artikel in ‘The Lancet’?’ Het antwoord is vaak: ‘Nee’. Dan zeg ik: ‘Ga het nu eerst maar eens lezen, dan kunnen we er daarna over praten’.”
Onwetend
Metta: “Heb jij er moeite mee, je te verdedigen tegen collega’s?”
Pim: “Nee, ik hoef me niet te verdedigen. Ik doe gewoon wat ik vind dat ik moet doen. Ik ben zelf erg ‘bèta’Ik heb na het gymnasium getwijfeld: ga ik natuurkunde studeren of geneeskunde? Cardiologie is een echt bètavak. Maar in je omgang met de patiënt gaat het uiteindelijk voor 90 procent om aandacht; luisteren en adviseren. Slechts tien procent is techniek. Het commentaar zegt meer over de mensen dan over mijn boek. En dit geldt zowel voor de negatieve als voor de positieve reacties. Het boek maakt kennelijk veel los bij mensen.”
Metta: “Artsen hebben vaak weinig begrip voor collega’s die van de gebaande paden afwijken. Toen ik als huisarts homeopathie ging doen, zeiden sommige collega’s openlijk: ‘Dat is kwakzalverij, dat jij dáár in gelooft’. Eén collega zei: ‘Als je dienst voor me doet, wil ik niet dat je met die placeborommel aankomt’. Vernederend.”
Pim: “Ze zouden eens moeten weten wat een placebo kan doen. Er is onlangs weer een mooi overzichtsartikel gepubliceerd over het placebo-effect. Er wordt veel te snel geoordeeld.”
Metta: “Veroordelen heeft vaak met angst te maken. Reguliere artsen vinden het idee dat een bijna-dood ervaring bestaat griezelig: stel je voor dat het waar is? Waar blijven ze dan met hun huidige opvattingen?”
Pim: “Hun hele wereldbeeld stort in. Het is vaak bewust gekozen onwetendheid.”
Metta: “Dat houdt het leven simpel en overzichtelijk. Maar tegelijkertijd ontzeg je jezelf zoveel. Ze weten niet hoe gelukkig ze zouden zijn als er nog een stukje bijkwam.”
Pim: “Maar dat willen ze niet. Dat mag je ook nooit voor ze beslissen. Je kan de dingen aanbieden, maar niet meer dan dat. Artsen die zelf ooit een patiënt hebben horen vertellen over een bijna-dood ervaring, weten dat het bestaat. De emoties waarmee mensen dit uiten, de terughoudendheid ook, de tranen. Het is geen gezwets.”
Nieuwsgierig
Metta: “Met zo’n verhaal van een patiënt is het bij jou ooit allemaal begonnen, in 1969. Maar je hebt pas twintig jaar later je onderzoek opgestart. Waarom zat daar zoveel tijd tussen?”
Pim: “Die patiënt ben ik nooit vergeten. Ik was net gestart met mijn opleiding cardiologie. Hij werd met succes gereanimeerd na een hartstilstand, die optrad enkele dagen na een hartinfarct. Tot onze verbazing was hij erg teleurgesteld toen hij uit zijn bewusteloosheid ontwaakte. Hij was emotioneel en vertelde over een tunnel, schitterende kleuren, een licht, een prachtig landschap en muziek. De term bijna-dood ervaring bestond nog niet. Volgens wat ik geleerd had tijdens mijn opleiding, kon dit niet. Tijdens een hartstilstand was het onmogelijk om bewustzijn te ervaren of herinneringen te hebben, omdat de hersenfuncties zijn uitgevallen. Ik heb er toen niets mee gedaan. Ik was nog een jonge arts, met een gezin, een drukke baan. Ik sprak onlangs een verpleegkundige uit die tijd en die zei dat ik er toen al wel naar vroeg bij patiënten die een hartstilstand hadden overleefd. Ik deed dat inderdaad wel eens, maar niet systematisch.”
Metta: “Wat was de aanleiding om dat eind jaren tachtig wél te gaan doen?”
Pim: “In 1986 las ik een boek van George Richie, ‘Terugkeer uit de dood’. Hij had als medisch student in 1943 een dubbele longontsteking gekregen en hij was even klinisch dood geweest. Hij ontwaakte negen minuten later na een adrenaline-injectie in de borstkas. Tijdens zijn bewusteloosheid had hij een zeer uitgebreide ervaring gehad, waarvan hij zich achteraf veel bijzonderheden herinnerde. Aanvankelijk durfde hij er niet over te praten. Later schreef hij dat boek erover, dat op mij grote indruk maakte. Toen ik daarna mijn patiënten er systematisch naar ging vragen, vond ik op vijftig patiënten die een hartstilstand hadden overleefd er twaalf met een bijna-dood ervaring. Dat prikkelde mijn nieuwsgierigheid.”
Metta: “Je hebt je onderzoek opgezet zonder enige vorm van subsidie. Hoe speel je dat klaar?”
Pim: “Met de inzet van louter vrijwilligers, tien jaar lang. Alles in de weekenden, de avonduren en de vakanties. Er bestond op dat moment alleen zogenaamd ‘retrospectief’ onderzoek. Daarvoor werden mensen opgeroepen die een BDE hadden meegemaakt. Maar dan komen alleen de mensen die kunnen en durven praten. Er ontbraken allerlei essentiële gegevens. In 1988 is Stichting Merkawah opgericht en zijn we begonnen met ons ‘prospectief’ onderzoek. In tien deelnemende ziekenhuizen kregen mensen die een hartstilstand hadden overleefd na enkele dagen de vraag voorgelegd of ze zich iets konden herinneren van hun periode van bewusteloosheid. Alle medische en overige gegevens van deze mensen werden nauwkeurig vastgelegd. Uiteindelijk bleken dat van de 344 gereanimeerde patiënten er 62 een bijna-dood ervaring had meegemaakt.”
Succes
Pim vertelt zonder snoeverij over het onverwachte succes. Over de onderzoekspublicatie in het medische tijdschrift ‘The Lancet’ (2001), die leidde tot een publiciteitsgolf. Over zijn bestseller, waarvan vanaf 2007 meer dan 125.000 exemplaren zijn verkocht. En over de nieuwe vertalingen die op stapel staan.
Pim: “Ik had het boek al vijf jaar in mijn hoofd. Op gegeven moment dacht ik: en nu ga ik het schrijven. Negen maanden aan gewerkt. Toen was het klaar. Ik was in 2003 gestopt met werken. Maar inmiddels heb ik weer een fulltime baan aan het geven van lezingen, het meewerkingen aan vertalingen van het boek, het doen van interviews en het schrijven van artikelen. Ik geef dit jaar veel lezingen en interviews in het buitenland. Mijn vrouw zegt wel eens: ‘Je bent meer weg dan toen je nog in het ziekenhuis werkte’. Ik ben laatst op vakantie geweest, zalig. Maar dan kom ik terug en liggen er achthonderd mails. Je begrijpt dat ik die niet kan beantwoorden. Mensen zien mijn site en mailen dat ik mag langskomen voor een gesprek over hun bijna-dood ervaring, maar ik moet altijd ‘nee’ zeggen want ik heb geen tijd.”
Metta: “Ik denk dat we toe zijn aan dit boek. Misschien dat het twintig jaar geleden niet zo zou zijn opgepakt. Een patiënt van mij zei: ‘Ik heb meer aan het boek van Pim van Lommel dan aan de Bijbel’. Ze bedoelde dat niet spottend. Bij de Bijbel had ze altijd het idee: het is maar een verhaaltje over het hiernamaals. En bij jouw boek dacht ze: ja, zó moet het zijn. Ik vraag vaak in gesprekken met mensen die gaan sterven: ‘Ben je bang voor de dood?’ En: ‘Geloof je dat er daarna nog iets is?’”
Pim: “Die tweede vraag heb ik vroeger nooit gesteld. Maar dat zou ik nu misschien wel doen.”
Metta: “Als mensen geloven dat er niks is, zeg ik tegenwoordig heel vaak: ‘Nou, misschien is het leuk je eens te verdiepen in het boek van Pim van Lommel’. Dan vertel ik kort over wat jij schrijft over hoe mensen een bijna-dood ervaring ervaren. En dat ik het zelf ook wel eens van patiënten heb gehoord. Dan zijn mensen zeer geïnteresseerd. ‘Ja’, zeggen ze dan, ‘misschien is het wel zo dat ons bewustzijn er altijd zal zijn en altijd al was en dat het niet verloren gaat als je lichaam sterft’. Ik heb nu een beetje meer troost te bieden. Dat vind ik heel mooi.”
Ons bewustzijn
Pim: “Dat ik cardioloog ben, maakt het voor een hoop mensen ook betrouwbaar. Op zichzelf is dat onzin, maar het is wel waar.”
Metta: “Dat is in je voordeel, dat denk ik ook. Als je psycholoog was geweest, weet ik niet of het zo goed ontvangen was. Ik vind het ook opmerkelijk dat je in je boek uitgebreid op zoek gaat naar mogelijke verklaringen voor een bijna-dood ervaring. Het is bijna een compleet proefschrift geworden. Waarom heb je die moeite genomen?”
Pim: “Uit wetenschappelijke nieuwsgierigheid. Deze ervaringen worden vaak afgedaan als een gevolg van zuurstoftekort, doodsangst of vrijkomende neurotransmitters. Er circuleren acht of zeven van dergelijke verklaringen, waarmee een bijna-dood ervaring gewoon rationeel te verklaren zou zijn. Ik zeg: al die verklaringen kloppen niet. Dat blijkt ook uit ons onderzoek. Dat is een heel belangrijke bevinding. Uit alle patiëntenverhalen blijkt dat mensen tijdens een bijna-dood ervaring een helderder bewustzijn hebben dan ooit, terwijl er geen hersenactiviteit te meten is. Hoe kan dat? Dat is de reden geweest om verder te gaan zoeken. Wat gebeurt er in de hersenen wanneer het hart plotseling stopt? Wat weten we eigenlijk van de functie van de hersenen? Dan kom je vanzelf bij het concept van de kwantumfysica. Ik trek met behulp van die wetenschap de conclusie dat het bewustzijn geen product kan zijn van de hersenen, maar eindeloos is. Het bewustzijn heeft al vóór de geboorte onafhankelijk van ons lichaam bestaan en zal ook na onze dood voortbestaan in een non-lokale ruimte, waar tijd en afstand geen rol spelen.”
Metta: “Ik ben meer een mens van de ervaringen. Ik had genoeg aan de patiëntenverhalen in je boek. Ook rond homeopathie zijn ontzettend veel studies gedaan: hoe kan het nou dat het werkt? Is het placebo, is het iets anders? Voor mij is het genoeg dat ik zelf heb gezien dat het werkt. Ook als ik een patiënt over een bijna-dood ervaring hoor vertellen, weet ik dat het zo is. Maar hoe je het moet verklaren? Dat weet ik niet en hoef ik ook niet te weten. Jij gaat een stap verder.”
Pim: “Mij houdt die vraag wel erg bezig. De wetenschap is nog steeds materialistisch en denkt dat alles wat er is meetbaar is. Maar dit betekent dat het bewustzijn niet bestaat: je kan het niet bewijzen, je kan het niet aantonen. Maar we weten van onszelf dat het een van de belangrijkste ervaringen is in ons leven. Een heleboel mensen houden vast aan concepten die ze nog niet kunnen loslaten.”
Leermeesters
Metta: “Mooi is ook dat in jullie onderzoek de patiënten jaren na hun bijna-dood ervaring opnieuw zijn geïnterviewd. Het blijkt hun leven te hebben verrijkt.”
Pim: “De verandering is levenslang. Maar eerst moeten mensen hun bijzondere ervaring accepteren. Stel je voor: na een hartinfarct heb je een prachtige bijna-dood ervaring, waarna je terugkeert in een lijf met beperkingen. Dat kan leiden tot depressie en eenzaamheid. Het is voor mensen vaak een langdurig en traumatisch proces om deze ervaring te integreren. Als je ernaar gaat leven, verlies je je baan want je hecht niet meer aan materiële dingen. Je huwelijk kan stuklopen, je kunt het contact met je kinderen verliezen. Het is een trauma.”
Metta: “Voor mijn patiënten biedt het troost. Dat is wat ik ermee kan. Voor mezelf is dat anders, maar ik kan dat niet goed omschrijven. Het is een verrijking voor hoe ik nu in het leven sta.”
Pim: “Dat is het voor mij ook geweest. Mijn patiënten met bijna-dood ervaringen waren mijn leermeesters.”
Metta: “Het gevoel dat ik heb bij jouw boek, heb ik onder woorden proberen te brengen in een gedicht. Ik heb het geschreven in 2009, na het overlijden van een patiënt waar ik urenlang bij ben geweest. Die vrouw was comateus en ik heb met haar dochter zitten praten over de dood en wat daarna zou kunnen gebeuren. Ik wil je hierbij dat gedicht geven, als dank voor ons gesprek.”
Pim leest in stilte het gedicht van Metta, dat besluit met de zinnen: ‘Het einde zal oneindig duren, het stopt niet hier en nu maar gaat alsmaar en eindeloos verder. Eindeloos bewustzijn.’
Pim: “Mooi. Ja. Mooi. Als je dit kunt schrijven, betekent het dat er ook in jou wat is veranderd naar aanleiding van het boek en gesprekken met patiënten. Omdat je open bent, gebeurt dat. De essentie blijft steeds: je hebt zelf de vrije keus om ermee aan de slag te gaan.”
Metta en Pim
Dit is Metta – Na haar studie geneeskunde specialiseerde Metta (52) zich tot huisarts. Vanaf 1997 is zij ook homeopathisch arts. Zij werkt in een duo-praktijk in Eelde en is columnist van gezondNU. Metta is getrouwd met Marc en moeder van Casper, Yvonne en Susanne.
Dit is Pim – Pim (66) was van 1977 tot 2003 als cardioloog verbonden aan het Rijnstate Ziekenhuis in Arnhem. Hij deed jarenlang onderzoek naar bijna-dood ervaringen bij patiënten die een hartstilstand hadden overleefd. In 2001 publiceerde hij dit onderzoek in het gerenommeerde tijdschrift The Lancet. In 2007 verscheen zijn boek Eindeloos bewustzijn: een wetenschappelijke visie op de bijna-dood ervaring. Het boek werd een bestseller en verschijnt in steeds meer talen. Pim is getrouwd met Niekje, vader van Joris en Sabien en heeft vijf kleinkinderen.
Waarom Metta Pim wil ontmoeten – “Pim heeft het als cardioloog aangedurfd dit onderwerp te onderzoeken en bespreekbaar te maken. Ik vind dat bewonderenswaardig. Cardiologen zijn van alle artsen zo ongeveer het meest gehecht aan wetenschappelijk bewijs. En juist bij bijna-dood ervaringen valt niets te bewijzen over deze ervaringen.”