In de vorige editie van gezondNU sjeesden we door Tirol met de mountainbike. Deze maand gaan we opnieuw naar Tirol, maar dit keer iets minder sportief. Met de verrekijker en een gids bestudeert Iris Stam de bloeiende weides en de blauwe lucht. “Minutenlang observeer ik de edelherten ademloos, tot ze achter de bomen verdwijnen.”
Op mijn kamer trek ik mijn wandelschoenen aan. Ik open de balkondeuren en snuif Alpenlucht op. Ik kijk uit op de majestueuze Zuspitze, met zijn 2962 meter de hoogste berg van het gebied. Aan mijn voeten liggen de frisgroene almen van het Ehrwalder Becken, waar we zo op ontdekkingstocht zullen gaan.
Ik denk aan mijn etage in een Amsterdamse buitenwijk. Mijn huis is ruim en licht, heeft aan beide kanten ramen en mijn balkon staat vol met planten. Maar mijn uitzicht is niet bepaald weids; ik kijk uit op de galerijen van de flats die mij omgeven. Daarboven zie ik een streep lucht. Op de daken scharrelen eksters en kraaien. Meeuwen zweven op vele momenten van de dag voorbij. En ook een kolonie geelgroene, brutaal kwetterende halsbandparkieten scheert geregeld langs.
Het verstilde, groene gevoel dat ik nu zie, ervaar ik bijna nooit. Thuis hoor en ruik ik altijd de A10. Ik sta op scherp in de stadsjungle. Hier in kalm en lieflijk Tirol hoop ik de ongerepte natuur volledig in me op te kunnen nemen.
Verrekijkers
Het onzichtbare zichtbaar maken, natuurliefhebbers bewust maken van alles wat er om hen heen groeit, bloeit, vliegt, ritselt, springt en kruipt. Dat is het idee achter de Nature Watch-wandelingen in Tirol waaraan ik vandaag meedoe. Uitgerust met een loepzuivere en peperdure Swarovski-verrekijker en begeleid door een deskundige en bevlogen gids, gaan kleine groepen op ontdekkingstocht in de nabije omgeving van hun hotel.
Er zijn ruim zeventig van dit soort wandelingen en elke Nature Watch-hotel biedt minstens twee routes aan. De wandelingen zijn in elk seizoen te boeken. “Omdat ieder jaargetijde iets moois en verrassends heeft te bieden,” vertelt gids Walter Falger in redelijk Nederlands.
Ik zit in de ontvangstruimte van Hotel Post in Lermoos en ben zojuist welkom geheten door het directeursechtpaar Angelika en Franz Dengg en medewerkers van Nature Watch. Om me heen lopen serveersters in zwierige Tiroler jurken. Met stralende lach begeleiden ze ons naar het restaurant voor de lunch. We krijgen uitleg over het gebruik van de verrekijker zodat we goed voorbereid aan de eerste wandeling beginnen.
Vreemde vogels
Hoewel het lente is, zit het weer niet mee. We zijn nog geen vijf minuten onderweg, als de eerste regendruppels uit de dichtgetrokken hemel vallen en een ijzige bries over de Alpenweide trekt. We laten ons er niet door uit het veld slaan en stappen optimistisch verder. Na een paar honderd meter houdt Walter stil. Hij wijst naar een hekje en spoort ons aan de verrekijker te pakken. Ik stel scherp en kan mijn lachen bijna niet inhouden. Is dít het bijzondere vogeltje dat ik niet mocht missen? Op het randje hupst een doodgewone huismus! Ook de zwaluwen kunnen me niet bovenmatig boeien. Bij een hutje verderop laten zich gelukkig wat vreemdere exemplaren zien. Op de dakpannen dansen hyperactieve kleine vogeltjes met een lange, oranje staart. Erg vermakelijk. Verder houdt de Tiroler couleur locale, zoals afgebeeld in het fotoboek van de gids, zich schuil.
Maar er is meer! De kruiden en planten in het veld maken veel goed. Valeriaan, ogentroost, bergmunt, een kooltje, en kruiden die volgens de gids de boeren en wandelaars kracht geeft na inspannende bezigheden. Die ene vierkante kilometer die wij verkennen, is één grote medicijnenkast. Walter vertelt er met smaak over.
Klein geluk in een almdorp
Na de wandeling door de weilanden van het Ehrwalder Becken nemen we een kleine pauze. Dan rijden we naar Fallerschein, het grootste almdorp van Tirol. De chauffeur zet de radio aan en stemt af op een lokale zender. Jodelmuziek en schlagers vulden de ruimte: ‘Das Leben ist schön!’ Voorzichtig manoeuvreert hij het busje over een kronkelpaadje het laatste stuk naar boven. We stappen uit naast een veld vol kleurige bloemen en planten. Daarachter: bergflanken begroeid met gras, naaldbomen en struiken.
In dit gebied houdt een kolonie van ongeveer tachtig herten zich op. De gidsen manen ons om heel stil te zijn. Ook hoteldirecteur Franz Dengg is mee. Hij zet zijn kijker met telelens op een statief. Na enige minuten ontstaat er opwinding in de groep. “Daar, vlakbij het stroompje, tussen dat rotsblok en het grote bosje rechts, lopen een paar herten.”
Het lukt me niet het wild te spotten. Wáár moet ik precies kijken? Er zijn zoveel rotsblokken en bosjes. Met mijn eigen kijker krijg ik de dieren niet in beeld. Ik word ongeduldig, zoals altijd wanneer ik iets niet meteen voor elkaar krijg. Het voelt als het maken van een puzzel van duizend stukjes, eentje met de afbeelding van een bergdorp met huizen en veel houtsnijwerk, balkons met rode geraniums en oneindig veel eendere bomen op de achtergrond. Ik laat moedeloos de verrekijker en mijn hoofd zakken.
De hoteldirecteur ziet mijn teleurgestelde blik en wenkt me. “Guck!” Weer tuur ik aandachtig. Weer zie ik niets. Voor even. Dan wandelen twee herten met prachtige geweien mijn wereld binnen. Ze knabbelen aan de blaadjes van struiken, ik zie hun kaken bewegen. Af en toe kijken ze mijn kant op. Ik bespied ze, maar voel me bespied. Het contact is zó direct. Oog in oog met de natuur sta ik. Een machtige ervaring. Minutenlang blijf ik de dieren ademloos observeren, tot ze achter de bomen verdwijnen. Een gevoel van totale rust overvalt me. Zo eenvoudig kan het leven zijn. In de regen twee etende herten bekijken en intens gelukkig zijn.
Poesie-album
’s Avonds raakt gids Walter niet uitgepraat over de flora in zijn streek. Voordat we met de groep in een huiskamerrestaurant in een piepklein dorpje in het Bergwangertal gaan dineren, wandelen we in de motregen nog even over het nabijgelegen ‘Naturlehrpfad’. Walter wijst vol trots op de wilde orchideeën. Dan plukt hij wat wilde tijm. “Ruik eens.” De geur is overweldigend. Zó fris, zó kruidig. Mijn maag tintelt ervan. Wat is de natuur hier nog puur en ongerept. En wat ben ik een bofkont dat ik daarvan mag genieten.
In de twee dagen die volgen, valt een groot deel van het programma door het weer in het water. Jammer, maar niet het einde van de wereld. De natuur die me omgeeft blijft schitterend en de Oostenrijkers die ik ontmoet, zijn allerhartelijkst. Het voelt alsof ik tijdens deze minivakantie rondwandel door een poesie-album met gezellige, ouderwetse plaatjes.
Ik denk ineens terug aan een versje dat mijn zus in mijn poesie-album schreef, nu dertig jaar geleden: Wees bevriend met kleine dingen/Met een kleine bloem die bloeit/Met de vogeltjes die zingen/Met een vlindertje dat stoeit/Met de heldere regendruppels/Met de warme zonneschijn/Wees bevriend met kleine dingen/En je zult gelukkig zijn.
Hij schiet ineens in mijn hoofd. Oh zo waar. Thuis in Amsterdam open ik de balkondeuren. De lavendelplant en de sering in pot geuren zoet. Een duif vliegt onhandig klapwiekend over. Het leven is goed. Heel goed.