Groente uit de kas? We halen onze neus ervoor op. Dat is toch niet duurzaam? Tuinders Annette en Wim Hermans bewijzen met hun oranjepaprikabedrijf in het Limburgse Sevenum het tegendeel. Hun paprika’s zijn zoet, sappig en duurzaam geteeld in de kas.
“Leuk is die, hè?” Annette ziet me kijken naar de oranje paprika op het erf. Geen echte, hij is wel een meter hoog, knaloranje en zo rond als een tonnetje. Ze heeft een doosje met groene paprika’s in haar hand. “De groene paprika is eigenlijk onrijp”, legt Annette uit. “Alle paprika’s, behalve de witte, beginnen groen en verkleuren naarmate ze rijper worden. Elke soort heeft zijn eigen kleur, dus ze gaan niet van groen naar geel, oranje en tot slot rood.”
Familiebedrijf
Bijna zestig jaar geleden startten de ouders van Wim het tuinbedrijf. Ze verbouwden van alles: paprika, sla, broccoli, rabarber. Zowel in de volle grond als in de kas. In 1980 stapte Wim het bedrijf in – hoewel hij van jongs af aan al meehielp – en sinds 1984 zijn in het bedrijf alleen nog oranje paprika’s te vinden. Annette: “We namen de gok en kozen voor een nicheproduct.”
Vroeger was het een familiebedrijf, nu werken er 25 mensen. Terwijl Wim zich bezighield met natuur, planten en tractoren, studeerde Annette boekhoudkunde en was ziekenverzorger. Jarenlang werkte ze in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap. “Tot een van de werknemers van Wim moest stoppen met werken na een flinke operatie. Hij vroeg of ik in de kas wilde komen werken en dat leek me wel wat. Inmiddels zijn we 25 jaar verder.”
Zonder vestje
Als we opstaan om naar de kas te lopen, sla ik automatisch een vestje om mijn schouders. Annette moet lachen. “Dat heb je niet nodig, hoor.” Daar is geen woord over gelogen: een paar minuten in de kas zorgt al voor druppende zweetdruppels.
“De kas is ruim vijf hectare groot, ongeveer elf voetbalvelden. We hebben honderdduizend planten en aan een plant hangt ongeveer zestien tot twintig kilo aan paprika’s”, vertelt Annette terwijl ze een paar werknemers begroet. De planten zijn slank en hoog, je zou ze bijna elegant noemen. “Elke week groeien ze zeven centimeter, totdat ze vier meter zijn.”
Van half maart tot november wordt er twee keer per week geoogst. Annette: “Om beschadiging te voorkomen, snijden we de vrucht af op de plek waar de stengel het zachtst is. De plant sluit zich vervolgens op het natuurlijke breukvlak, zodat er geen bacteriën en schimmels in komen.” Bij het snoeien laten werknemers de bovenste blaadjes hangen. Anders verbranden de paprika’s door de felle zon; het is een gevoelig gewas. “Paprika’s zijn net eieren. Je moet er niet mee gooien, dan maakt het stengeltje een gaatje in een andere paprika”, waarschuwt Annette.
Knisperende paprika’s
De oranje paprika hangt langer aan de plant dan zijn collega-paprika’s. In totaal duurt het zo’n acht weken van bloem tot oranje vrucht. Dat is gunstig voor de smaak: de paprika krijgt meer zonlicht, waardoor meer suikers worden omgezet. Annette: “De oranje paprika is het fruit onder de groente. Knapperig, sappig en hij bevat drie keer zo veel vitamine C als een sinaasappel.”
Om Annettes woorden kracht bij te zetten, pakt Wim een paprika en reikt die mij aan. “Hier, durf je?” Ik neem een bescheiden hapje van de paprika en voel het sap in mijn mond. Wim lacht en pakt een andere paprika uit de bak. “Kijk, zo doe je dat.” Hij opent zijn mond zo ver als hij kan, brengt de paprika ernaartoe en zet zijn tanden er goed in. Dat klinkt goed! De paprika kraakt en knispert. Annette tikt me aan. “Zelfs onze hond is verzot op de oranje paprika. Hij eet ze helemaal op, alleen het kroontje en de zaadjes blijven liggen.”
De monden van Annette en Wim staan weinig stil. Met een glinstering in hun ogen vertellen ze over het gewas. De fotograaf komt bijna niet toe aan de fotografie. Wim: “Wat is er nou mooier dan in de natuur en met de natuur werken, met levend materiaal? Het zijn net kinderen. Je ziet ze groeien en hoe je ermee omgaat, beïnvloedt het eindproduct.”
Hommels en kwikstaarten
Ineens vliegt er een hommel voor mijn ogen langs. Ik kijk om me heen en zie Wim staan met een glimlach van oor tot oor. Annette wijst naar een bakje dat Wim op de grond heeft gezet. “Als het vochtig is, laat het stuifmeel niet goed los. De hommel helpt een handje door van bloem tot bloem te vliegen.”
Niet alleen hommels hebben hun intrede gedaan in de kas. Ook kwikstaarten, meelmijten en galmuggen bevinden zich op en rondom het gewas. Wim: “Op paprika’s kunnen vier slechte beestjes zitten: trips, spint, luis en rups. Een medewerker controleert continu het gewas en de juiste balans van goede en slechte beestjes. Voor elk slecht beestje zetten we namelijk goede beestjes in, biologische gewasbeschermingsmiddelen.” De slechte beestjes komen overigens niet in de hele plant voor, maar alleen in de bovenkant. “Logisch, wij hebben ook liever een jong blaadje,” knipoogt Wim.
Afval bestaat niet
Annette en Wim besteden veel aandacht aan de veiligheid en duurzaamheid van het gewas. Toch merken ze dat kassenteelt een negatief beeld oproept. “Wie is er echter weleens in een kas geweest? Mensen die hier langskomen zijn altijd verbaasd over hoe duurzaam en schoon wij werken.”
In de kas van Wim en Annette staat het gewas niet in volle grond. Iets dat menigeen kippenvel bezorgt, want hoe komen de planten dan aan hun voedingsstoffen? Wim: “Volle grond is niet per se gezonder voor het gewas of duurzamer. Wij telen op steenwol, zodat we niet de ziektes uit de grond in de plant krijgen en geen spuit hoeven te gebruiken. Steenwol is een natuurproduct dat als kleine vezels in een plaat wordt geperst. Nadat het een jaar is gebruikt, wordt het verwerkt tot klinkers of trottoirtegels. In steenwol stoppen wij wortelknollen, zogeheten stikstofbindende bacteriën. Die zorgen ervoor dat stikstof kan worden opgenomen en gebruikt door de plant. Zo creëren we een bacterie- en schimmelleven dat ook in de grond zit, maar dan zonder ziektes.”
Wim bukt voorover en scheurt het plastic open dat om de steenwol zit. “Kijk, hier zie je het wortelstelsel, de zuigmondjes. Hoe meer wortels, hoe beter de plant in staat is om het water door de stengels te transporteren naar de vruchten. Steenwol helpt een handje door water op te nemen en af te geven als de plant dat vraagt.” Ook heeft elke plant een druppelaar die water afgeeft naar behoefte. “In de winter is dat een glaasje per dag per plant. In de zomer is dat zo’n vijf liter per dag per plant. Alles wat te veel is, wordt opgevangen en hergebruikt. Dat geldt ook voor regen- en condenswater. Afval bestaat niet.
Het tweede kritiekpunt, het hoge energieverbruik, weten Wim en Annette goed op te vangen. Zij maken gebruik van warmte-krachtkoppeling (WKK). Dat is eigenlijk een kleine, duurzame elektriciteitscentrale. In een WKK komt door middel van verbranding van gas elektriciteit, warmte en CO2 vrij. De CO2 gebruiken tuinders voor de groei van het gewas, waardoor het niet zorgt voor extra opwarming van de aarde. Ook de warmte die vrijkomt gaat niet verloren, in tegenstelling tot reguliere centrales.
Eet smakelijk!
Van duurzaamheid terug naar de paprika. Wat kun je allemaal met deze oranje smaakbommetjes doen? Annette: “Op mijn verjaardag gaf Mariet – een vriendin – mij een cadeautje. Ik pakte het uit en zag potjes met jam en dip. Ze was stiekem gaan kokkerellen met onze oranje paprika’s. Geweldig!”
Veel proeven, verbeteren, lachen en ook wel een paar wallen onder de ogen verder, was daar het resultaat: een jam, dip en chutney van oranje paprika, gemaakt van de eigen teelt. Ze staan inmiddels voor mijn neus – het is tijd om te proeven. Ik ruik aan het oranje goedje op de lepel. Mijn hersenen zijn ervan in de war. Het uiterlijk en de geur komen niet overeen. Als ik een beetje op mijn tong leg, beginnen mijn smaakpapillen een feestje te vieren. Het is een bijzondere ontmoeting: zoet en hartig door elkaar.
Als laatste komt het dessert aan tafel. Het is niets minder dan knaloranje ijs. Met dit ijs won Annette in 2011 de prijs Smaak van Nederland en de publieksprijs. “Het ijs is op waterbasis, maar toch romig en zoet. Het is glutenvrij, lactosevrij en caloriearm. Ik ben lang bezig geweest met meester-ijsbereider Theo Clevers om de smaak en structuur perfect te krijgen.” En perfect is het. Als het in de ijssalon te koop is, bestel ik een bolletje. Of twee.
Het is duidelijk. Bij Kwekerij Hermans-Walter is het paprika wat de klok slaat. Annette: “Als wij een dagje weggaan, zeggen we tegen elkaar: ‘We gaan het niet over de paprika hebben.’” “Lukt dat?”, vraag ik ze. Ze grinniken. Wim: “Voor twintig minuten, ja.” Annette haalt haar schouders op. “Tja, we hebben nu eenmaal passie voor oranje paprika. Dat krijg je er met geen mogelijkheid meer uit.”
Wim en Annette Hermans startten in 1980 met Kwekerij Hermans-Walter in Sevenum. Sinds 1984 richten ze zich op de teelt van oranje paprika’s. Van de oogst maken ze ook een dip, jam, chutney en ijs van paprika.