Ziek ben je nooit alleen. Dat gaat uiteraard op voor lichamelijke mankementen, maar zeker ook voor meer onzichtbare aandoeningen als depressies, angsten en verslavingen. Aandacht voor de patiënt is er meestal wel, maar voor zijn geliefde en de kinderen zelden. Gevolg is dat soms een heel gezin meegesleurd wordt in de problemen. Ervaringsdeskundige Ingrid Schoen en kinderpsychiater Lies Wenselaar luiden de noodklok.
Zij: Zeven jaar geleden werd de partner van Ingrid Schoen overvallen door depressie en angsten. Hij kon terecht bij de huisarts én psycholoog. Maar voor Ingrid zelf en haar kinderen (toen vier en zes jaar oud) was nauwelijks aandacht. De steun die ze indertijd miste, probeert zij nu te geven aan partners die in dezelfde situatie zitten als zij toen. Ze richtte daarvoor Villa Balans op én schreef het zelfhulpboek Samen leven met psychische klachten.
Zij: Kinder- en jeugdpsychiater Lies Wenselaar zet zich in voor kinderen van ouders met psychische problemen. Lies vindt dat kinderen en partners veel meer betrokken moeten worden bij de behandeling. Ze schreef onder meer Werkboek voor kinderen en jongeren van ouders met psychiatrische en/of verslavingsproblemen.
Gebke: “Rond mijn zestiende brak mijn vader van de een op de andere dag in tranen uit. Die man die altijd onverwoestbaar sterk leek was gebroken. Depressief. Veel ‘last’ had ik niet van mijn vader. Hij schilderde zich achter zijn ezel door zijn depressies heen. Misschien was hij stiller dan normaal. Misschien ook wat meer onbereikbaar. Maar toch nog altijd die lieve, geweldige vader die ik altijd heb gehad. Tussen mijn ouders zal er vast ‘meer’ hebben gespeeld, want zodra mijn vader een beetje boven Jan was, stortte mijn moeder in. De jaren daarna sleurde de een de ander de put in. Dat klinkt misschien dramatisch, maar ondanks alles wisten mijn ouders ons een liefdevol nest te bieden en waren we meestal best een ‘gewoon’ gezin. Tot op de dag van vandaag vraag ik me af of dit patroon doorbroken had kunnen worden als er meer aandacht was geweest voor het vergroten van de draagkracht van de ouder die op dat moment gezond was.”
“Vandaag schuift kinderpsychiater Lies Wenselaar aan voor de Ontmoeting. Zij zet zich al meer dan dertig jaar in voor ‘kinderen zoals ik’ (kind blijven we, volgens Lies, allemaal). Lies is pleegouder geweest, kijkt met de Raad voor de Kinderbescherming mee of een kind nog wel veilig thuis kan wonen en geeft systeemtherapie, waarbij ze het hele gezin betrekt bij het beste plan voor beterschap. We komen, alsof afgesproken, vrijwel tegelijktijdig aangelopen bij Villa Balans, raken meteen in gesprek en dat gesprek zet zich als vanzelf voort zodra Ingrid Schoen de deur opent. Er hoeft geen ijs gebroken te worden. Een kennismaking lijkt ook overbodig, we vallen collectief in een lawine van woorden. Er valt dan ook zó ontzettend veel te zeggen. Er moet zo veel veranderen. Maar wat opvalt: zo’n eerste depressie lijkt vaker uit de lucht te komen vallen.”
Ingrid: “Mijn man belde me zeven jaar geleden huilend vanuit de auto op met de woorden: ‘Het gaat niet meer.’ Als ik met de wijsheid van nu terugkijk, dan zie ik dat die depressie door de jaren heen is ontstaan. Maar toen leek ze vanuit het niets te komen. Eerst dacht ik: dat waait wel weer over. Toen dat niet gebeurde en het alleen maar erger werd, kwamen de vragen. Pakken we dit wel goed aan? Wat doe ik verkeerd? Moet hij niet opgenomen worden? Hoe lang gaat dit nog duren? En misschien wel de belangrijkste: kan ik mijn man nog wel alleen achterlaten met onze kinderen van vier en zes? Ik werkte destijds als trainer en was vanwege meerdaagse cursussen soms nachten van huis weg. Was dat verantwoord?”
Lies: “De vraag stellen is hem vaak al beantwoorden. Depressies komen in alle soorten en maten, maar zodra sprake is van zelfmoordgedachten, zeg ik: ‘Nee, dan kun je een ouder niet alleen met de kinderen laten.’”
Ingrid: “Bij veel aandoeningen kunnen artsen voorspellen hoe een ziekte verloopt, maar niemand leek mij te kunnen vertellen wanneer die depressie voorbij zou zijn of hoe de ziekte zou verlopen. Hoe lang moest ik dit nog volhouden? We hebben een goed huwelijk, maar toch schoot af en toe het woord ‘scheiden’ door me heen.”
Lies: “Dat begrijp ik. De meeste psychiaters worden na een uur al dol van een depressieve patiënt, laat staan dat je dag in, dag uit met iemand in huis zit die depressief is. Dat wordt echt onderschat!”
Ingrid: “Bij psychische aandoeningen is het soms zo lastig om de persoon van de ziekte te onderscheiden. Die depressie maakte van mijn man een ander mens. Ondertussen kon ik nergens mijn verhaal kwijt, kon ik nergens met vragen terecht, terwijl ik wel in mijn eentje ons gezin draaiende moest houden. Eigenlijk had ik wel met zijn psycholoog willen spreken. Maar die ene sessie van drie kwartier per week had mijn man keihard nodig. En dan zou ik die ook nog eens claimen met mijn sores?”
Lies: “Dat had je júíst moeten doen! Daar word je uiteindelijk allemaal beter van. Het is van de zotte dat familie niet standaard betrokken wordt bij de behandeling. Hulpleners doen dat vaak niet onder het mom dat ze de privacy van de patiënt niet willen schenden. Onzin natuurlijk.”
Ingrid: “Inderdaad. Zodra er bij een kind een vermoeden speelt van bijvoorbeeld autisme of ADHD, dan moet zelfs de juf vragenlijsten invullen. Buiten de familie om! Maar zodra je volwassen bent en psychisch van het padje raakt, is dat ineens not done. Terwijl het dan juist nodig is. Vraag aan iemand die depressief is maar eens hoe het met hem gaat. Negen van de tien keer luidt het antwoord …”
Ingrid en Lies in koor: “‘Gaat wel.’”
Ingrid: “Precies! Mensen die depressief zijn, zeggen niet dat het slecht gaat. Dan voelen ze zich nog schuldiger en slechter. Bovendien erken je dan voor jezelf hoe beroerd het werkelijk gaat en dat wil je niet.”
Lies: “Er zijn ouders – en daar heb ik het diepste respect voor – die een depressie doormaken en dat geheel bij zichzelf houden. Zij belasten hun gezin er niet of nauwelijks mee. Helemaal aan de andere kant van het spectrum staan mensen die compleet in hun ziekte opgaan en totaal geen oog meer hebben voor het welzijn van anderen. Die laatste groep, die komt in de hulpverlening terecht. Al die anderen niet. Die moeten het zelf zien te redden. Naar schatting maken slechts drie van de tien gezinnen gebruik van psychische hulpverlening. Veel verdriet, pijn en lijden blijft dus onzichtbaar. Die aantallen zijn gigantisch. Het Trimbos Instituut schat dat 577 duizend kinderen in Nederland opgroeien met minstens één ouder die psychisch ziek is. Lang niet alle stoornissen zijn hierin meegenomen. Bovendien gaat het hier om gezinnen die bekend zijn bij de hulpverlening. Het gros is dat niet. Dus dit aantal ligt in werkelijkheid vele, véle malen hoger.”
“Wat het ook gecompliceerd maakt, is dat je niet aan alle kinderen merkt hoezeer ze lijden onder de ziekte van hun ouders. Er zijn kinderen die zich op hun kamer terugtrekken, die super hun best doen op school, mooie cijfers halen en die niet geraakt lijkten te worden, maar ondertussen alle emoties als een spons opzuigen. Andere kinderen nemen de rol van hulpverlener op zich. Ze pakken de verantwoordelijkheid om het gezin draaiende te houden. Soms cijferen ze zichzelf zo weg dat ze op den duur niet meer weten wat ze zelf willen en later burned-out raken. Er zijn ook de kinderen die het huis ontvluchten, op straat hangen en daar in de problemen komen.”
Gebke: “Vanaf welke leeftijd maak je psychische problemen bespreekbaar met kinderen?”
Lies: “Wanneer denk je? Vanaf baby af aan natuurlijk! Kinderen begrijpen misschien niet wat depressiviteit is, maar ze krijgen er wel veel van mee. Mensen die depressief zijn uiten zich namelijk veel negatiever. Dus als jij je baby verschoont, dan vertel je normaal wat je doet en je kletst gezellig. Een depressieve ouder zal veel negatievere woorden gebruiken, eerder snauwen, minder geduld hebben. De lichaamshouding is anders, de motoriek verschilt. Depressiviteit dringt door in elke vezel. Dus nóú en of dat baby’s daar wat van meekrijgen.”
“Belangrijk is om je gedrag te verklaren. Vertel dat je verdrietig bent, maar dat het niet aan je kind ligt. Kinderen weten al heel jong wat goed en fout is. Je kunt dus ook vertellen dat een vader of moeder iets verkeerd deed en dat dit niet door jou komt, maar doordat papa of mama ziek is in zijn hoofd. Kinderen moeten leren dat dit niet normaal is en niet kan. Vaak is bijvoorbeeld snauwen ‘gewoon’ geworden voor deze kinderen. Pas als ze toevallig eens bij een gezin belanden waar de moeder een spelletje met ze doet en de vader een kop thee drinkt met de kinderen, ontdekken ze dat het anders kan. Maar dan moeten ze wel in zo’n gezin terechtkomen. Hoe heb jij het trouwens je kinderen verteld dat papa depressief was?”
Ingrid: “Het woord ‘depressief’ hebben we nooit gebruikt. Dat zegt zo weinig. We hebben verteld dat papa vaak verdrietig was, dat hij soms anders reageert en veel slaapt.”
Lies: “Heel goed! Ik ben een psychiater die niet denkt in ziektes, maar in gedrag. Wat gebeurt er bij praktisch alle psychische aandoeningen? Je kunt die zien als een dwarslaesie in je hoofd. Dat proces groeit als een gezwel dat de ‘gezonde ik’ steeds verder verdringt. Een gezond mens is min of meer in staat zijn gedrag op anderen af te stemmen, hij kan zich invoelen in de emoties van de mensen om zich heen en soms zichzelf op een tweede plek zetten. Belangrijke eigenschappen om een goede ouder én geliefde te zijn. Als je psychisch ziek bent, dan word je vaak egocentrisch. Je geest is aan het overleven. Daarvoor moet alles wijken. Je inlevingsvermogen. Je empathie. Alles. Alle eigenschappen die je tot een goede ouder en geliefde maken verdwijnen en daardoor kun je die rollen niet goed meer vervullen.” “In het dagelijkse leven levert dat tal van problemen op, maar niemand kan die zó goed verwoorden als degene met wie je samenleeft. Het is zo belangrijk om ook naar het verhaal van kinderen en partners te luisteren. Op de sofa bij de psychiater kunnen patiënten nog wel de schijn hooghouden en respectvol over ‘hun dochter’ praten, terwijl het thuis misschien bij het minste of geringste om ‘die trut’ gaat én niet één keer, maar structureel. Op die manier ontstaat een ongezond klimaat, waarin kinderen niet veilig groot kunnen worden. Als je de omgeving van de zieke niet betrekt op weg naar beterschap, dan kom je er nooit achter wat er werkelijk achter de voordeur speelt en kun je niemand goed helpen.”
Ingrid: “Mee eens! We zijn goed in de schone schijn ophouden. We willen ook allemaal zo graag dat het goed gaat. Mijn man schraapte vaak alle energie bij elkaar om tóch te werken of naar een feestje te gaan. Voor de buitenwereld lijkt hij dan best oké te zijn, niet wetende dat dit alle energie opslokt, dat hij thuis instort en niet meer te genieten is. Zie maar eens uit te leggen dat het thuis slecht gaat als je man elke dag naar zijn werk vertrekt. En dat is het met psychische aandoeningen – je ziet aan de buitenkant niet hoe slecht het gaat. Ik moet dus heel vaak uitleggen hoe het werkelijk zit, maar soms heb ik daar gewoon geen zin in.”
Gebke: “Heb jij nog tips voor mensen met een depressieve partner?”
Ingrid: “Stel samen met je partner duidelijke grenzen en niet in het heetst van de strijd, maar wanneer er niets aan de hand is. Zo heb ik er een bloedhekel aan als iemand overdag op de bank slaapt. Depressieve mensen doen over het algemeen niets liever dan slapen. En dat is prima, maar dan in bed. Dat was zo’n afspraak. Een andere afspraak was dat mijn man elke avond met ons aan tafel at en dan ook ‘aan’ stond. Het grootste gedeelte van wat thuis gebeurde, ging aan hem voorbij. Maar tijdens het avondeten moest hij naar de verhalen van de kinderen luisteren, hun tekeningen bewonderen. En we spraken af dat hij elke avond een kind op bed zou leggen of iets leuks met een van hen ging doen. Het mooie was dat hij hier ondanks alles voldoening uit haalde. Even na het eten met je zoon vissen – als dat lukt en gezellig is – levert meer voldoening op dan alleen maar in bed liggen.”
Lies: “Ben je daar op eigen houtje achter gekomen?”
Ingrid: “Grotendeels wel.”
Lies: “Goed, zeg! Diep respect. Ik word al gek als mijn man overdag op de bank ligt en die is niet eens depressief. Mensen onderschatten wat dat met je doet.”
Ingrid: “Gelukkig hebben wij een liefdevolle basis.”
Lies: “Met liefde heeft het op een gegeven moment niets meer te maken. Ik heb mensen wel eens geadviseerd om te scheiden. Als je partner tig keer psychotisch is geweest of steeds weer zelfmoordpogingen doet en er geen zicht op beterschap is, wat doe je dan? Sta jij het toe dat je kinderen vanaf hun derde geruïneerd worden? Of hak je de knoop door en kies je voor je kinderen en jezelf? Soms kan dat voor de zieke partner ook een opluchting zijn. Hoe denk je namelijk dat het voelt om steeds maar weer te falen? Soms valt er dan een last van zijn schouders. Ook als er sprake is van heel veel liefde.”
Ingrid: “Ik ben blij dat het bij ons niet zover is gekomen, al was het niet altijd gemakkelijk. Depressieve mensen zijn op zijn zachtst gezegd niet heel scheutig met complimentjes en zeggen zelden iets aardigs. Dat hoor ik van veel mensen die samenleven met een depressieve geliefde. Er lag thuis in die tijd een dikke, zwarte deken over alles heen. Dat voel je. Vooral als je weg bent. Die lichtheid. Werken was soms een verademing! Dan had ik leuke gesprekken en kreeg ik af en toe een compliment. Zo’n opsteker had ik gewoon heel erg nodig.”
Lies: “Je wordt gewoon als deurmat gebruikt. Dat hoor ik vaak. Gesnauw, maar ook fysiek geweld. Mishandeling. Emotionele verwaarlozing. Een kort lontje.”
Ingrid: “Dat was bij ons thuis gelukkig niet aan de orde, maar ik ken dat soort verhalen wel. Ik had wel meer ruimte nodig voor mezelf en heb daarom in die tijd bewust gekozen voor een kantoor buitenshuis. De kinderen gingen vaker naar de opvang, zodat ze uit die depressieve sfeer waren. Eens per week kookte mijn moeder voor ons. Dat hadden we zo hard nodig en toch kregen we commentaar van buitenaf. Mensen hadden geen idee op welk niveau je aan het overleven bent. En dat het ook nog eens verdraaid moeilijk is, althans voor mij, om hulp te vragen.”
Lies: “Wat vond jij het allerlastigste uit die periode?”
Ingrid: “Oh, dat is makkelijk. Dat ik áltijd de sterkste van ons twee moest zijn, dat ik altijd de wijste moest zijn. Als je allebei gezond bent, dan zeg je elkaar de waarheid. Nu moest ik continu meebuigen. En ik mocht bijvoorbeeld nooit ziek zijn. Als ik eens een dag thuisbleef en mijn ‘zwakte’ toonde, werd mijn man acuut nog véél zieker. Daar is mijn man in therapie mee aan de slag gegaan en hij maakt nu bewust andere keuzes.”
Lies: “Dat wat jij benoemt, is de ziekte die spreekt. Het egocentrisme, jezelf niet kunnen wegcijferen, kinderlijk gedrag. Voor je het weet dirigeert de zieke partner wat er binnen het gezin gebeurt. Dat moet je zien te kantelen. De gezonde partner moet de regie nemen, die is de kapitein van het schip. Je gaat toch geen drenkeling tot stuurman bevorderen? Nee, die drenkeling moet eerst gered worden.”
Gebke: Hoe groot is de kans dat kinderen een tik meekrijgen als ze opgroeien met een psychisch zieke moeder of vader?
Lies: “Vanbinnen dragen we allemaal dat kwetsbare kind in ons mee, al worden we 120. Dat is normaal. Dat kind kun je zien als het kleinste poppetje van zo’n matroesjka. Soms zetten we daar grotere matroesjka’s voor om het kind te beschermen. Helemaal niet erg. Maar je moet oppassen dat die matroesjka’s niet steeds groter moeten worden óf dat je het kind nooit even durft te laten zien. Het is heel gezond om af en toe die muur te laten vallen. Tja, en wie loopt er als kind geen krassen op? Gelukkig groeien de meeste kinderen ondanks die krassen uit tot leuke, sociale volwassenen, die een baan hebben waarmee ze in hun onderhoud kunnen voorzien. Maar dat wil niet zeggen dat het makkelijk is. De schuld, de schaamte die kinderen voelen, de verantwoordelijkheid, de angst. Daar is te weinig oog voor. Kinderen proberen altijd hun ouders te verdedigen en zullen hun problemen, pijn en verdriet eerder kleiner maken dan groter. Maak het alsjeblieft niet kleiner. Opgroeien met ouders die psychisch ziek zijn is niet niets.”
Ingrid: “Precies dát heeft heel lang geduurd voordat ik het kon erkennen. Het feit dat we niet ‘zomaar’ een gezin zijn, maar een gezin waar echt iets speelt – dat vond ik moeilijk. En nog wel. Het gaat gelukkig al jaren heel erg goed met mijn man, maar terugslag ligt altijd op de loer. De episodes zijn gelukkig korter en ons vertrouwen in herstel groter. Ik ben erg blij en dankbaar dat we elkaar ondanks alles altijd weer hebben teruggevonden.”
Waar Villa Balans in Woerden
Klik of clinch Klik! Naar eigen zeggen kunnen ze nog de hele dag door blijven praten.
De cijfers
Een op de drie kinderen in Nederland groeit op met minstens één ouder die psychisch ziek is of met verslaving kampt. Deze kinderen missen meer dan gemiddeld een stabiele basis en lopen daardoor een groter risico om zelf in de problemen te komen. Dit overkomt dertig tot zestig procent van de jongeren. Zelfs als deze kinderen volwassen zijn, krijgt naar schatting 25 tot 40 procent zelf te maken met psychische problemen of raakt verslaafd.
Bron: koppkvocongres.nl
Meer weten:
- Samen leven met psychische klachten, Ingrid Schoen en Mirjam van Pagée
- ISBN 978 90 244 14 215, € 20,-
- Werkboek voor kinderen en jongeren van ouders met psychiatrische en/of verslavingsproblemen – Op weg naar een betere toekomst, Lies Wenselaar, ISBN 978 90 368 09 900, € 24,99
- Werkboek voor ouders met psychiatrische en/of verslavingsproblemen en hun kinderen – Verbeteren van de ouderrol, Lies Wenselaar, ISBN 978 90 368 09 887, 24,99
- Integrale hulpverlening aan ouders met psychiatrische en/of verslavingsproblemen en hun kinderen – Een praktisch handboek voor de hulpverlener, Lies Wenselaar, ISBN 978 90 368 09 344, € 42,99, e-book € 37,50
- villabalans.nl