Pindakaas – wie werd er niet groot mee? Maar hoe worden die pinda’s zelf eigenlijk groot? En waarom noemen we ze pindanootjes, terwijl er niets ‘notigs’ zit aan pinda’s. Nanda Appelman ging op zoek naar de wortels van het oer-Hollandse’ smeersel in Ghana.
Ik zit in een overvolle tro tro in het noordoosten van Ghana. Als enige passagier word ik op de grote weg bij Karimenga afgezet. Ik ben onderweg naar pindaboer Ibrahim Salifu. Karimenga is een traditioneel Afrikaans dorp met zo’n vijfhonderd inwoners. Zodra ik Karimenga binnenwandel is er geen verharde weg meer te vinden. In de sidderende hitte loop ik via slingerweggetjes door het rode zand naar het huis van Ibrahim. Vanuit de kleine dorpsschool die ik passeer klinken enthousiast gillende kinderen zodra ze me voorbij zien lopen: “Kijk, een solemia (blanke)! Wat zal er gaan gebeuren?” Met acht kinderen die mijn hand willen vasthouden, vervolg ik mijn weg.
Boterham met pindakaas
Ibrahim groeide op in Karimenga. Zijn vader was ook pindaboer en heeft zijn kennis en passie aan Ibrahim overgedragen. Desondanks besloot Ibrahim zijn ouderlijk huis te verlaten en te verhuizen naar de nabijgelegen drukke stad Bolgatanga. Hij miste echter de natuur en het boerenleven zo erg dat hij naar zijn roots in het rustige Karimenga is teruggekeerd. In de buurt van zijn ouderlijk huis bouwde hij een nieuw huis waar hij met zijn familie is gaan wonen. Ik ben amper binnen of er wordt een boterham met pindakaas voor mijn neus gezet. Uiteraard gemaakt van zelf verbouwde pinda’s. Aan de pindakaas is niks toegevoegd, je proeft alleen de pure pindasmaak. Lekker! “Wil je na je boterham direct op pad?” vraagt Ibrahim. Zijn motor staat al voor de deur klaar om ons te vervoeren naar de akkers. In plaats van een helm krijg ik een sombrero op mijn hoofd.
Tijdens onze motorrit ruik ik de geur van afval dat verbrand wordt. Ik snuif de warmte op. We rijden langs nomadenfamilies richting een wijds uitgestrekt droog en dor stuk bos. Ik kan me niet voorstellen dat deze grond vruchtbaar genoeg is voor landbouw, maar na tien minuten zie ik opeens een groene oase. We worden verwelkomd door bevriende uien-, cashewnoot- en kalebasboeren. Ibrahim is een graag geziene man in de gemeenschap, hij doet veel voor zijn medemens. Direct worden hem dan ook vragen gesteld: ‘Wat is het voor onbekend gewas dat op mijn akker groeit?’ en ‘Waarom groeien mijn uien niet goed?’
De beste boer
Eens in de zoveel tijd organiseert Ibrahim bijeenkomsten voor boeren in de omgeving. Bijvoorbeeld als er innovaties zijn op het gebied van (biologische) landbouw. Of wanneer zich problemen voordoen, zoals mislukkende oogsten door een insectenplaag.
Ibrahim laat me zijn demonstratie-akker zien: “Deze akker gebruik ik onder andere om zelf gewassen en biologische landbouw te testen en ter educatie voor boeren in de omgeving. De oogst hiervan gebruik ik thuis.” Trots vervolgt hij: “Als ik genoeg tijd zou hebben, zou ik vast een prijs winnen voor beste boer. Maar ik hoef niet per se veel te verdienen, ik besteed mijn tijd liever aan zo veel mogelijk doen voor de gemeenschap.” Wanneer ik hem vraag of deze demonstratie-akker zijn enige akker is, lacht Ibrahim wat verlegen. Naast zijn huis heeft hij namelijk nog hectaren land liggen. Later op de dag nemen we ook daar een kijkje. We hebben er de motor voor nodig, want in vergelijking met die lappen grond valt de demonstratie-akker in het niet. Als hij zijn land laat zien, bewijst hij opnieuw zijn liefde voor de gemeenschap: grote delen van zijn land gebruikt hij namelijk niet zelf, maar mogen anderen gebruiken.
Regenseizoen
“Het is voor mij niet productief om alleen pinda’s te verbouwen. Het regenseizoen is namelijk de beste periode om de pinda’s te produceren. In noord-Ghana loopt het regenseizoen slechts van mei, juni tot en met september. Ik verbouw daarom ook andere gewassen die buiten het regenseizoen groeien, zoals mais, (soja)bonen, uien, gierst, tomaten en rijst.”
Desondanks verbouwt Ibrahim de pinda’s ook op kleine schaal buiten het regenseizoen om. In het tropische klimaat kost het alleen veel tijd om de gewassen voldoende te irrigeren. Omdat zijn demonstratie-akker naast de rivier White Volta ligt, kan hij gebruikmaken van het rivierwater voor irrigatie. De hectaren land rondom zijn huis gebruikt hij vooralsnog alleen in het regenseizoen. Daar zal echter op termijn verandering in komen. “Ik heb vorig jaar in de buurt van mijn huis een dam gebouwd, waar ik buiten het regenseizoen water uit wil putten voor irrigatie. Deze dam is helaas na het laatste regenseizoen doorgebroken. Voor het volgende droge seizoen wil ik hem weer hersteld hebben.”
Tijdrovende klus
“De productie van pinda’s is een tijdrovende klus”, vertelt Ibrahim. “In maart begin ik met het voorbereiden van het land. Eerst verwijder ik onregelmatigheden van het land, zoals stenen en onkruid. Vervolgens bemest ik het land gedurende april en mei. Deze mest komt van mijn eigen koeien. Ieder jaar start ik exact 15 juni met zaaien. Er zijn boeren in de omgeving die al in mei starten, maar dat is alleen voor de productie van rauwe pinda’s in de dop.”
Na een paar maanden komen er gele bloemen aan de plant, die al na twaalf uur verwelken. Binnen die twaalf uur moeten de bloemen dus bevrucht worden. Is dat gelukt, dan groeien uit de bloemen een soort stengels naar beneden die zich in de grond boren. Onder de grond groeit aan het uiteinde van elke stengel een pinda. Een pinda is dus geen noot zoals een wal- of hazelnoot, maar een peulvrucht met als bijzondere eigenschap dat hij onder de grond groeit.
“Vooral in het onderhouden van de pindaplanten gaat veel tijd zitten”, vervolgt Ibrahim zijn verhaal. “De planten staan namelijk dicht op elkaar en alles doen we hier nog met de hand. Daarom zaaien we ook per week een ander stuk land, zodat het wieden afgewisseld kan worden. Bij het zaaien en wieden helpt mijn hele familie. Ook zijn er altijd buren die een handje willen helpen als ik omhoogzit, andersom doe ik dat ook. In september kunnen de pinda’s geoogst worden. Afhankelijk van hoe de pinda’s verkocht worden, volgt vervolgens het pellen van de pinda’s. De overblijfselen van de pindaplant gooien we niet weg, maar drogen we als veevoer. Koeien, geiten en schapen zijn er gek op.”
Biologisch boeren
Ibrahim is een duidelijke voorstander van biologische landbouw. Waar zijn vader nog gebruikmaakte van kunstmest, gaat Ibrahim zogezegd weer ‘terug in de tijd’. Hij onderbouwt zijn beslissing: “Het gebruik van kunstmest is duur, het is niet goed voor de natuur en bovendien geloof ik dat het slecht is voor de gezondheid, zowel bij het eten als bij het inademen. Ook verandert het gebruik van kunstmest de smaak van de pinda’s. Ik zorg voor bemesting op een natuurlijke manier, opgebouwd uit verschillende lagen: bladeren, koeienmest, gras, koeienmest, gras en vervolgens water.”
“De meeste boeren in de omgeving van Karimenga volgen mij in het biologisch boeren. Ik promoot dit ook sterk, maar het ging niet vanzelf. Ik heb me echt moeten bewijzen voordat ze vertrouwden in de kracht van biologisch boeren. Commerciële pindaboeren maken wel gebruik van kunstmest. Zij verkopen hun pinda’s ook buiten de regio, waardoor ze op een veel grotere schaal moeten produceren.” In Nederland is de kans klein dat je pinda’s treft uit Ghana. ‘Onze’ pinda’s worden voornamelijk geïmporteerd uit Argentinië.
Schalen vol pinda’s
Ibrahims pinda’s worden in Ghana op verschillende manieren verkocht en gegeten, bijvoorbeeld rauw in de dop. Dit worden ook wel ‘verse pinda’s’ genoemd. Daarnaast zijn er de gedopte versies: rauw, geroosterd of gekookt. Ibrahim: “De pinda’s eten we zo uit de hand of we maken er pindakaas van. Deze pindakaas wordt ook gebruikt voor het bereiden van pindasoep, een traditioneel Ghanees gerecht waar we bijvoorbeeld rijstballen bij eten.”
De geroosterde pinda’s die overal verkocht worden als tussendoortje ken ik inmiddels als geen ander. Zo’n klein zakje koop je voor zo’n € 0,05 tot € 0,10. In de tropische warmte smaken de knapperige, lichtgezouten pinda’s misschien nog wel lekkerder dan in Nederland. Op de markt liggen de pinda’s op grote schalen. De verkoop is voornamelijk de verantwoordelijkheid van vrouwen. Met de schalen op hun hoofd manoeuvreren ze moeiteloos door de drukke menigte, vaak met hun kind in een draagdoek gebonden op de rug.
De markt lijkt op het eerste gezicht een ongestructureerde chaos, maar er heerst een bepaalde mate van orde: in het voorste gedeelte van de markt worden onder gekleurde parasols noten, rijst en zaden verkocht. Aan de oostkant van de markt, waar ook de kleurrijke stoffen en naaiateliers te vinden zijn, kom je via een steegje bij het huisgerei terecht. Maar vraag je in Bolgatanga op de markt naar peanuts, dan word je wat verward aangekeken. De lokale Engelse term is namelijk groundnuts. Wanneer ik Ibrahim hiernaar vraag, concludeert hij nuchter: “Tja, het is nu eenmaal een noot die uit de grond komt!”
Ibrahim Salifu uit Ghana verbouwt in het traditionele Afrikaanse dorp Karimenga pinda’s. Daarnaast zet hij zich in voor de gemeenschap van Karimenga, bijvoorbeeld door de bouw van een bibliotheek, een computerlab en het guesthouse The GreenHouse. greenhouseghana.com.
Zo gezond is pindakaas
Pindakaas lijkt ongezond omdat het zo vettig is. Niet waar! Pindasmeersel bevat juist de goede vetten en vitamine A, vitamine E, eiwitten, calcium, foliumzuur, magnesium, zink, ijzer en voedingsvezels. Ongeveer tachtig procent van de pindakaas bestaat uit gepureerde pinda’s, gezond dus. Maar ook veel suiker, niet zo gezond. Pindakaas hoef je niet te kopen. Je maakt het makkelijk zelf. Pureer 500 gram ongezouten pinda’s en voeg een klein scheutje arachideolie toe extra smeuïgheid. Dat scheelt een hoop suikers, die wel worden toegevoegd aan de pot pindakaas uit de supermarkt!
Zoet broodbeleg bevat over het algemeen weinig vitamines. Pindakaas is daarop de uitzondering. Dat komt door de pinda’s, die zijn net als andere noten namelijk rijk aan vitamines en mineralen. Stoffen die je helpen om je ogen, huid, weerstand, cellen, celwand en bloedbaan beschermen.