Ria Loohuizen doet iets wat bijna niemand meer durft: ze plukt een flink deel van haar dagelijks eten uit het wild. In het bos, uit de berm. Onkruid, brandnetels en bloemen. “Er is genoeg voor iedereen.”
In het prille voorjaar, eind februari, begin maart, als de groene plantjes beginnen te groeien, breekt de tijd aan dat Ria dagelijks op pad gaat. Niet met een mandje, want dan krijgt ze commentaar van derden, (‘dat mag niet!’). Wat wel: een doodgewone, praktische rugzak en een plastic tas. Voor zover ze weet is ze de enige wildplukker in de omgeving van het Friese plattelandsdorp waar ze woont. Voor Ria spreekt het vanzelf. “Ik houd van wandelen en pluk dan en passant wat dingen mee voor het eten.”
Maar het plukken heeft ook prioriteit. “Ik maak er tijd voor. Ik zorg dat het in mijn dag past. Het komt voor dat ik na de wekelijkse boodschappen in één moeite doorrijd naar een landweggetje om allerlei planten voor in de sla te halen.”
Appels en bramen at ze altijd al wel uit het wild, net zoals veel andere mensen. Met het serieuze plukwerk begon Ria pas na haar 30ste toen een kennis haar inwijdde in de wereld van de eetbare paddenstoelen. “Tijdens het zoeken naar paddenstoelen, ging ik vanzelf meer letten op de dingen eromheen, zoals kastanjes. Een intensieve manier om de natuur te leren kennen.”
En nu? Nu laat ze niets lekkers meer hangen of liggen. “Het liefst ga ik etend door de natuur. Het is zonde om alles wat de natuur aanbiedt te laten vergaan.”
Brandnetelblaadjes
In een jaar tijd ploos Ria uit wat er zoal te ‘pluk’ is in de cirkel van tien kilometer om haar huis. Haar lievelingsplek is een bos in de buurt waar ze niet alleen een plantage van wilde kastanjes en exquise paddenstoelen vindt, maar ook vlier-, lijsterbessen en meidoorns. Nog dichterbij vindt ze brandnetels, paardebloemen, boerenwormkruid (bossen gele bloemetjes aan groen gebladerde stengels), weegbree (bladeren in rozetvorm waaruit langwerpige aren bloeien) en duizendblad (geveerde blaadjes met kleine witte bloemetjes).
“Ik ben in de oorlog geboren en in de winter aten we alleen kool en ingelegde groenten. Bij het verschijnen van de eerste brandnetels ging iedereen die plukken om van de blaadjes wat lekkers te maken. Een pan soep bijvoorbeeld, met aardappel om het te binden.” Ook de blaadjes van de eerste paardebloemen, weegbree en zuring (langwerpige groene bladeren) gingen er goed in.
“In mijn jeugd was dit normaal. Maar nu is de plukcultuur is helemaal weg.” Ria wijt dat aan de voedselindustrie die de seizoenen minder betekenisvol maakt. “Het hele jaar door kan je immers aardbeien krijgen.”
Het wildplukken werd zo’n groot deel van haar leven, dat ze besloot er een boek over te schrijven: ‘Van Nature’, over het verzamelen en koken van wilde planten, vruchten, noten en paddenstoelen. Hierin schrijft ze dat ‘door de ontwikkeling in de landbouwtechniek en de infrastructuur het plukken uit de natuur in één generatie (‘mijn generatie!’) overbodig en in onmin is geraakt’. In Nederland wordt het wildplukken ontmoedigd. Waarom? “Ik denk vanuit de neiging tot betuttelen. Zogenaamde natuurbeschermers en beheerders zitten in kantoren te bepalen waar en hoe we aan de natuur mogen deelnemen en wat we daaraan moeten beleven. Het misselijk makende toppunt vormen de grote schilderijlijsten her en der in het land waar je doorheen moet kijken om te zien dat de natuur een plaatje is.”
“In Nederland is alles keurig aangeharkt en omheind. De bewoners willen de natuur domineren. Het idee dat er iets zou kunnen gaan woekeren, vinden we eng.” Ria, die ook in Spanje, Engeland en Amerika woonde, weet dat het ook anders kan. “In die landen is iedereen vrolijk aan het plukken. Omdat in Nederland bijna niemand plukt, komen Polen de grens over voor onze paddenstoelen om ze voor veel geld in eigen land, en zelfs in ons land, te verkopen. Dat geeft het cultuurverschil aan.”
Hoogtijdagen
Terug naar de dagelijkse praktijk – het wildplukken. In juni beginnen de hoogtijdagen voor de wildplukker. “Dan bloeit de vlier.” Van de bloesems maakt Ria iets bijzonders door ze in een beslag te frituren. “Van de bessen maak ik limonade of jam.”
Ook het ‘onkruid’ dat ze vindt, biedt veel smakelijks. Een verrukkelijke sla maakt ze van de jonge blaadjes van paardebloemen. “Hoe ouder de paardebloem, hoe bitterder de smaak. Dan kun je de blaadjes behandelen als andere bittere groenten zoals lof en cichorei.” Van duizendblad zet ze thee. Zevenblad gebruikt ze voor een hartige taart. “Heerlijk. Door de jonge blaadjes te eten, maar je van de nood een deugd én bedwing je het onkruid.” Met boerenwormkruid geeft ze een pittig accent aan soep. “Het is allemaal zo lekker. Daarom doe ik het.”
Kinderen zijn bijna zonder uitzondering gefascineerd door de natuur. Met haar kleinkind van twee trekt Ria er regelmatig op uit om paddenstoelen te plukken. “Enig vindt ze dat. Thuis bakken we ze op, en dan zit ze er echt van te smullen.”
Eenmaal volwassen blijkt het niet iedereen gegeven om die fascinatie vast te houden. Met het al dan niet op het platteland opgroeien heeft dat niet veel te maken, denkt Ria die zelf opgroeide in Amsterdam. In steden is ook genoeg te plukken, benadrukt ze. Zuring en paardebloem groeit overal, en in parken, braakliggende terreinen en plantsoenen vind je ook bijzondere dingen als reuzenbovisten en parasolzwammen.”
De notie die bij sommige mensen leeft dat wildplukkers de natuur om zeep helpen, bestrijdt Ria. “Het zijn juist mensen die met respect van de natuur profiteren. Ze hebben geen baat bij vernielingen, want ze willen volgend jaar weer kunnen oogsten.” En om de dooddoener ‘als iedereen het gaat doen’, kan Ria alleen maar hard lachen. “Er is nog nooit een plantensoort, boom of paddenstoel uitgestorven door het plukken voor consumptie.” Ze ervaart een toenemende belangstelling voor plukken uit de natuur, maar ze weet zeker dat het nooit op zal raken. “Er is genoeg voor iedereen.”
Soms vragen vrienden nieuwsgierig of ze een keer mogen meelopen, vertelt Ria. De een doet dat met de handen in de zakken, de ander met de handen uit de mouwen. Als de passie overslaat, gebeurt dat ter plaatse. ‘Krijg nou wat’, zegt iemand dan. ‘Wilde tijm!’ Of: ‘een hazelaar!’ Dan weet ik dat de vonk is overgesprongen.”
Ook plukken?
Plukkers houden hun beste plekken liever geheim, tipt Ria. Dus om te gaan plukken, moet je als beginnende plukker er gewoon op uit. De natuur in met een veldgids (‘gewoon een tweedehandsje’). Tips:
- Bossen: paddenstoelen, vossenbessen, bosbessen, noten, bramen
- Heide: jeneverbes, lijsterbes, vlier
- Duinen: zeekraal, lamsoren
- Bermen: boerenwormkruid, paardenbloem, duizendblad
- Slootkanten: spirea, valeriaan, watermunt
- Houd een dagboekje bij, adviseert ze. Met vindplaatsen en data. “Vorig jaar vond ik het eekhoorntjesbrood al in juni”, lees je dan terug. “Je denkt dat je alles onthoudt, maar een jaar later blijkt dat niet zo te zijn.”
- Tuintip van Ria: Laat een (klein) hoekje van uw tuin verwilderen. Hierdoor ontstaat een plek met wilde planten waar u van kunt plukken zoveel u wilt.