“Als je tuiniert, ben je automatisch met de toekomst bezig”
Bewapend met een schop en je handen vol nieuwe planten heb je niet veel nodig om te voelen wat voor gezonds een tuin je kan brengen. Het gezonde effect van tuinieren zit niet alleen tussen je oren, aldus prof. Ellen Kampman, het draagt ook bij aan een gezonde leefstijl en daarmee aan het herstel na kanker.
Gebke: Op een maand na is het precies vijf jaar geleden dat mijn vader overleed aan kanker. Nog elke dag denk ik aan hem. Het jaar dat hij ziek werd, kreeg ik een kersenboom van hem cadeau. Hij staat te pronken in mijn voortuin. Elk jaar zie ik hem groter en sterker worden. De prachtige bloesems verwaaien, in ruil voor kersen die – nog voor ze dieppaars kleuren – opgegeten worden door de vogels. Als de herfst aanbreekt, vervliegt het blad in felrood. Hartje winter hangen we de takken vol met lekkers voor de vogels. De boom brengt leven in ons leven en elke winter verwonder ik me weer over de rijkdom aan knoppen die nog groter lijkt dan het jaar ervoor. Mijn vader had in het laatste jaar dat hij leefde zijn eigen tuin bomvol nieuwe planten gezet, hij kon niet ophouden met zaaien. Elke laatste centimeter moest gevuld worden met leven. Toen hij stierf, begon zijn tuin aan een uitbundig feest. Misschien dat dit ook wel de reden dat de Healing Gardens van prof. Ellen Kampman, gespecialiseerd in voeding en kanker, mijn aandacht trokken. Ze richtte een therapietuin op voor mensen met kanker. Beter worden in de tuin. Ik kan me er alles bij voorstellen.
Gebke: “Je bent gespecialiseerd in voeding en gezondheid. Als ik daaraan denk, leg ik niet meteen een link met ‘therapietuinen’. Hoe ben je op het idee gekomen om met een healing garden te starten?”
Ellen: “Als mensen kanker krijgen, gaan ze niet per definitie gezonder eten in de vorm van meer groente en fruit bijvoorbeeld. Ook bewegen en lekker buiten komen – al die factoren die kunnen bijdragen aan beterschap – vormen nogal eens een uitdaging. De gigantische vermoeidheid speelt daarbij een rol, maar ook je smaak en eetlust kunnen veranderen. Dus vroeg ik mij af: wat kunnen wij doen om ervoor te zorgen dat mensen zonder al te veel gedoe wel groente en fruit gaan eten, wel buiten komen en wel bewegen?”
Gebke: “Tuinieren was het antwoord?”
Ellen: “Eigenlijk wel, ja. Op een gegeven ogenblik had ik een spreker uit de VS uitgenodigd en zij vertelde over healing gardens. In Amerika kunnen mensen die in behandeling zijn vanwege kanker – als ze dat willen – een grote bak mee naar huis krijgen met een zadenpakket om een moestuin te beginnen. Helemaal vrijblijvend is het niet, want je krijgt er ook een garden coach bij. Doel is uiteraard om die plantjes in leven te houden. Bij zo’n garden coach kun je voor tuinadvies terecht, maar je kunt er ook je verhaal kwijt. Fantastisch! Waarom had ik daar nog niet aan gedacht?”
Gebke: “Waarom was je meteen enthousiast?”
Ellen: “In Nederland heerst nog steeds het idee dat als je kanker krijgt, dat je dan doodgaat. Maar dat klopt niet, althans niet voor iedereen. Zestig procent geneest. Gelukkig! Voor een veelvoorkomende kanker zoals borstkanker ligt dat nog hoger, wel tachtig tot negentig procent. Laten we dus alsjeblieft meer focussen op het herstel van kanker. Omdat we echter bij kanker automatisch denken aan doodgaan, brengt de diagnose ook veel stress en angst met zich mee.
Zelf heb ik een moestuin en een behoorlijk drukke baan, maar het kost me niet heel veel moeite om na het werk nog even de tuin in te duiken. Het is handen in de aarde en verstand op nul. Alleen maar bezig zijn met spitten, zaaien, wieden, opbinden. Als het er weer mooi uitziet, kan ik tevreden en ontspannen terugkeren naar huis. Tuinieren is mijn zenmoment. Dat effect moet je niet onderschatten en al helemaal niet als je met zoveel stress te maken krijgt vanwege ziekte. Het mooiste is ook dat je in de tuin automatisch bezig bent met de toekomst. Een plant die het niet goed doet, moet misschien volgende winter verhuizen naar een plekje met meer zon. Als je bietenoogst vanwege droogte tegenviel, dan bedenk je hoe het volgend jaar beter kan. Er ontstaan ideeën. Welke groenten zijn misschien ook leuk om in je tuin te hebben? Op het moment dat je alle vertrouwen in je lijf kwijt bent en misschien zelfs geen hoop voor een toekomst meer hebt, dwingt die tuin jou om toch vooruit te denken. Ineens ben je dan toch ongemerkt met die toekomst bezig. Dat je even verder durft te kijken dan alleen vandaag of volgende maand is zo waardevol. Het geeft weer een beetje vertrouwen. Audrey Hepburn heeft ooit gezegd: ‘To plant a garden is to believe in tomorrow.’ Daarin zit zo veel waarheid. Voor mij als hobbytuinder, voor mensen met kanker, voor onze planeet: allemaal worden we beter met meer groen in onze nabijheid.”
Gebke: “Zit het gezonde effect van tuinieren hem ook in het feit dat je letterlijk leven zaait? Van mijn vader kreeg ik een kersenboom toen hij ziek werd en dat is nu nog steeds een mooi iets in mijn tuin, iets dat me aan hem herinnert.”
Ellen: “Goh, wat grappig. Ik heb namelijk van mijn schoonzus, die overleden is aan kanker, een bankje geërfd voor in mijn moestuin. Daar zit ik op als het zonnetje schijnt en dan ben ik weer even dichter bij haar. Maar eerlijk gezegd heb ik nog nooit op die manier over tuinieren nagedacht. Ik denk wel dat het je helpt bij het verwerken van het verlies. Mij wel in ieder geval en als ik jouw verhaal hoor, jou ook. Wat ik toch weer schokkend vind, is dat we allebei iemand hebben verloren aan kanker en dat iedereen wel iemand kent die kanker heeft. Een op de drie krijgt het. In Nederland leven momenteel 800 duizend mensen met kanker. Ik vind oprecht dat dit niet zo zou moeten zijn. Echt niet. Als ik het voor het kiezen had, zou ik liever in een klap sterven aan een hartinfarct, maar je hebt het niet voor het kiezen. Kanker, net als hart- en vaatziekten, voelt als een tijdbom. Of dat nu terecht is of niet, die stress heb je. De tuin is wat mij betreft een mooie plek om stress te kanaliseren en weer op te laden.”
Gebke: “Hoe ging het verder met jouw plannen voor een healing garden?”
Ellen: “Eerst ben ik met de jongens van ‘Plant’ gaan praten. Wageningen Universiteit is natuurlijk lang een ‘landbouwuniversiteit’ geweest, dus er zit hier veel kennis. Afdeling Plant was meteen enthousiast. Toevallig was bij sociologie net iemand gepromoveerd op moestuinen en daaruit kwam naar voren dat moestuinen mensen enorm kunnen verbinden. Dan moet je uiteraard niet in je eentje zitten ploeteren, maar samen tuinieren, bijvoorbeeld in een buurttuin. Het Amerikaanse moestuinmodel ging daarmee op de schop, ik ben gaan nadenken over een gezamenlijke moestuin. Nou is het nooit mijn ambitie geweest om een ‘tuintherapieclubje’ op te richten. Maar als je kanker hebt, is het wel zo fijn dat je niet iedere keer hoeft uit te leggen waarom je even gaat zitten. Alleen als je zelf kanker hebt gehad, weet je wel hoe ongelooflijk moe je kunt zijn. Om een lang verhaal kort te maken: met dank aan veel vrijwilligers en gulle giften konden we in Almere bij een inloopcentrum voor mensen met kanker een healing garden ofwel een therapietuin beginnen.”
Gebke: “En, werden de mensen er ook beter van?”
Ellen: “Nou, mensen gingen in ieder geval meer groenten eten. Iets wat je zelf gezaaid hebt, gooi je nu eenmaal niet zomaar weg. Als je net als ik een moestuin hebt, zit je vaak zomaar opeens met heel veel boontjes of enorme pompoenen. Geen haar op mijn hoofd dat ik die pompoenen laat verrotten. Nee, dan bedenk ik er wel wat mee. In de soep, onder de grill, in de oven. Mensen die in de proeftuin gingen werken, ontdekten soms ook groentes die ze helemaal niet kenden. Daarom hebben we ook een kookworkshop gehouden, zodat je leert te koken met je groenteoogst, want dat weten we vaak niet meer. De Griekse dame die de workshop gaf, kon bijvoorbeeld toveren met spinazie en kwam met recepten waar je zelf niet zo gauw aan zou denken.”
Gebke: “Is meer groente eten het enige voordeel?”
Ellen: “Nee, onze moestuinders gingen ook meer bewegen en kwamen meer buiten, wat geweldig is voor de aanmaak van vitamine D.”
Gebke: “Hoe zit het met de relatie kanker en vitamine D?”
Ellen: “Dat weten we niet precies. Bij borst- en darmkanker hebben mensen vaak een tekort. Tijdens een onderzoek hebben we het vitamine D-gehalte van borstkankerpatiënten vergeleken met een gezonde vriendinnengroep. De vrouwen met borstkanker hadden op het moment van de diagnose lage vitamine D-gehaltes, terwijl hun vriendinnen relatief goed zaten. Vanaf het moment dat de behandeling startte, holde dat vitamine D-gehalte achteruit. Bij de vriendinnengroep beweegt het – zoals het hoort – met de seizoenen mee. Maar zodra de behandeling tegen kanker klaar was, herstelde dat vitamine-D-gehalte vanzelf zonder dat patiënten daar iets extra’s voor deden of slikten. Dat leidt tot de vraag: werkt vitamine D-gebrek het ontstaan van bepaalde vormen van kanker in de hand? Of slurpt zo’n tumor juist vitamine D weg? Dat onderzoeken we nu.”
Gebke: “Moet je dan wel of geen vitamine D slikken als je kanker hebt?”
Ellen: “Laat je eerst screenen als je denkt dat je een tekort hebt. De Alliantie Voeding in de Zorg heeft een programma ontwikkeld waarmee gecheckt kan worden hoe het met je algehele vitaminen- en mineralenbalans staat. Vaak blijken mensen geen tekort, maar een ‘overschot’ te hebben. Vooral van vitamine B6 krijgen we nogal eens te veel binnen. ‘Baat het niet, dan schaadt het niet’ gaat niet voor alle vitaminen en mineralen op. We komen er steeds meer achter dat zelfs multi’s niet onschuldig zijn en soms bijwerkingen kunnen geven. Bovendien kun je wel vitamine D gaan slikken, maar meestal lost één stofje niet alles op. Een combinatie met calcium en misschien wat magnesium lijkt dan beter. Zo blijft je bezig. En waarom? Ik kom er steeds meer achter dat de natuur het perfect voor ons geregeld heeft. In een tomaat bijvoorbeeld zit niet alleen betacaroteen, maar ook vezels, lypoceen en vitamine C. Deze chemische samenstelling maakt dat je lichaam al dat gezonds ook kan opnemen en er iets goeds mee kan doen. Zo heeft elke soort groente of fruit zijn eigen gezonde eigenschappen. Vandaar dat variëren belangrijk blijft.”
Gebke: “Terug naar de tuinen: welke rol zou jij tuintherapie willen toedichten?”
Ellen: “Ik denk dat je het net als fysiotherapie kunt zien, een schakel in het traject naar beterschap. Momenteel worden mensen met kanker vooral naar de sportschool gestuurd, dat is trendy binnen de oncologie. Maar over het algemeen worden vooral mensen van vijftig jaar en ouder getroffen door kanker. Die zitten echt niet allemaal te springen om naar de sportschool te gaan. Alsjeblieft niet, zou ik zelf zeggen. Tuinieren is dan een goed alternatief om toch in beweging te komen. Ikzelf vind dat ik eigenlijk te weinig beweeg, maar van collega’s krijg ik terug dat ik altijd ontzettend in de weer ben in mijn tuin. Ik denk dat ze gelijk hebben. Elk voorjaar als ik weer aan de slag ga in mijn moestuin, heb ik me toch een spierpijn.”
Gebke: “Is uit je onderzoek gebleken of zo’n moestuin ook preventief werkt, dus om gezond te blijven?”
Ellen: “Voor zover ik weet is dat wetenschappelijk nog niet aangetoond.”
Gebke: “Heb je kunnen aantonen of mensen door te tuinieren sneller herstellen van kanker?”
Ellen: “Nee, de proeftuin in Almere was een klein experiment met te weinig ‘proefpersonen’ en te kortlopend om daar iets over te kunnen zeggen. Het geld was op. En daarom zijn we inmiddels ook gestopt met de tuin, maar dat neemt niet weg dat er een zaadje geplant is. Niet iedereen heeft wetenschappelijk bewijs nodig om overtuigd te zijn van de gezonde effecten van tuinieren. Zo is het Toon Hermans Huis, een inloophuis voor mensen met kanker in Ede, een moestuin gestart. Deze ‘Toon Tuin’ loopt heel goed.”
Gebke: “Zou eigenlijk niet ieder ziekenhuis zo’n healing garden moeten hebben?”
Ellen: “Dat zou je denken, hè? Maar mensen met kanker of ex-patiënten zijn zo vaak in het ziekenhuis geweest dat ze er liever nooit meer terugkomen. Het roept vervelende associaties op. Ik denk dat therapietuinen beter passen in revalidatiecentra. Dan kun je naast naar de fysiotherapeut gaan, ook een ‘sessie’ tuintherapie volgen. Ook in verzorgingshuizen kan tuinieren echt iets toevoegen. Het geeft rust en herkenning. Mijn oma deed toen ze dement was niets liever dan aardappelen schillen en mijn moeder schoffelde graag. Tot op hoge leeftijd willen mensen zich nuttig maken, het contact aangaan met de natuur, de zintuigen prikkelen. Daar is zo’n tuin ideaal voor.”
Gebke: “Even terug naar jouw expertise: voeding en kanker. De laatste tien jaar is steeds duidelijker geworden hoe belangrijk voeding is voor je gezondheid. Wat verbaast jou nog op dit gebied?”
Ellen: “Dat we allemaal wel weten dat we veel groente en fruit moeten eten, maar dat bijna niemand dat doet. Maar vijf procent van de Nederlanders haalt de dagelijkse aanbevolen hoeveelheid. Hoe komt dat toch? Zelf heb ik twee zonen van in de twintig. De een is een groente-eter, de ander wil het liefst alleen maar vlees. Op basis van zulke verschillen zou je denken dat onze smaakvoorkeur deels toch ook aangeboren moet zijn. Door veel te proeven schijn je je smaakvoorkeur wel iets te kunnen vergroten. Of je daardoor ineens van een vleeseter een groente-eter wordt, is de vraag. Die smaakvoorkeur bepaalt mede je manier van koken. Als ik iets verzin voor het avondeten, dan bedenk ik eerst wat voor vlees we gaan eten. Mijn man neemt altijd groente als uitgangspunt. Ik weet dondersgoed dat we minder rood vlees moeten eten, en dat doe ik uiteraard ook wel, maar ik moet daar bewuster mee bezig zijn dan mijn man, bij wie dat meer vanzelf gaat.”
Gebke: “Zijn er nog nieuwe inzichten wat betreft voeding en kanker?”
Ellen: “Niet dat bepaalde voedingsmiddelen goed of slecht zijn, wel dat we ons te weinig bewust zijn van de relatie overgewicht en kanker. Iedereen weet wel dat een gezond gewicht belangrijk is voor je hart en dat mensen met overgewicht meer risico lopen op diabetes type 2. Maar dat de extra kilo’s op de weegschaal ook gevolgen kunnen hebben voor het ontstaan van twaalf soorten kanker, dat weten nog te weinig mensen. Het probleem is dat we doorlopend verkeerde eetkeuzes maken. Zo realiseren we ons meestal niet dat we heel veel calorieën binnenkrijgen als we doorlopend cappuccino drinken. En het gaat niet alleen om die cappuccino. We gaan massaal voor witte broodjes, witte rijst en witte pasta. We krijgen daardoor te weinig vezels binnen en we eten ook nog eens te weinig groente en fruit. Het is de optelsom die ons op den duur ziek maakt.”
Gebke: “Hoe kan overgewicht kanker veroorzaken?
Ellen: “Het is niet zo dat je van overgewicht kanker krijgt. Overgewicht creëert een goed ‘kankerklimaat’. Uit lichaamsvet worden oestrogenen en groeihormonen aangemaakt, die nogal eens als kunstmest werken voor kankercellen. Daarnaast neemt het aantal laaggradige ontstekingen vaak toe en dat kan een verkeerde deling van cellen tot gevolg hebben. Tot slot gaat overgewicht vaak hand in hand met insulineresistentie en dit heeft niet alleen zijn weerslag op het ontstaan van diabetes, maar kan ook de groei van kankercellen aanwakkeren.”
Gebke: “Een gezond gewicht is dus nog belangrijker dan we al dachten. Afvallen is alleen erg lastig.”
Ellen: “Ja, dat weet ik. Ik vind dat ook lastig, terwijl ik veel over voeding weet. Ik eet heel gezond, maar ben nooit de slankste geweest. Ik heb te veel vet en te weinig spieren in mijn lijf. Dat had ik als klein kind al. Dat zou ik wel kunnen verbeteren door veel te sporten. Tegelijkertijd komen we er steeds meer achter dat elk postuur zijn gezondheidsvoor- en nadelen met zich meebrengt. Mensen die kleiner en dikker zijn dan gemiddeld, lopen meer risico op diabetes type 2. Lange mensen hebben een grotere kans op borst- of darmkanker. Kunnen we wat met die kennis? We hebben het enerzijds te doen met het lichaam dat we hebben, maar soms weten we ook niet wat gezonder is. Zo zouden baby’s die met de fles zijn grootgebracht vaker overgewicht ontwikkelen dan kinderen die borstvoeding hebben gekregen. Kennis maakt soms wel dat je een gezondere keuze kunt maken.”
Gebke: “Wat zou jij mensen met kanker willen meegeven?”
Ellen: “Ik denk dat het voor ons allemaal belangrijk is om je te kunnen verliezen in iets wat je heel leuk vindt. Voor mij is dat tuinieren. Voor jou misschien yoga en onlangs ontmoette ik een man die zich sinds zijn kankerdiagnose uitleeft in het stijldansen. Hij vindt het geweldig, ontmoet nieuwe mensen, is lekker aan het bewegen en de relatie met zijn vrouw krijgt meer glans, want ook zij vindt het fantastisch. Dus wat wil je nog meer? Dat is voluit leven. En dat is waar het wat mij betreft werkelijk om gaat. Onderschat daarom ook niet hoe belangrijk ‘gewoon lekker leven’ is.”
Ellen in het kort:
Leeftijd 56 | Getrouwd met Hans| Kinderen 2 zonen van in de twintig | Beroep prof. Voeding en ziekte aan de Wageningen Universiteit | Woonplaats Wageningen | Missie gezond eten en therapietuinen op de kaart zetten | Hobby moestuinieren