Ons afweersysteem is een wonder van de natuur. Maar tegen sommige infecties is geen kruid gewassen. En dan zijn er gelukkig altijd nog antibiotica. Hoewel, altijd? MRSA, EHEC en ESBL zijn in opkomst. Deskundigen luiden de noodklok. Weet u waar de klepel hangt?
Vragen
1. Antibiotica werden als wondermiddel verwelkomd omdat ze hielpen tegen:
A. Infecties veroorzaakt door virussen
B. Alle infectieziekten
C. Infecties door bacteriën
D. Infecties door parasieten
2. Antibiotica doden bacteriën. Dat is goed nieuws, want bacteriën zijn gevaarlijk
A. Zeker weten!
B. Nee, niet waar
C. Tja …
3. Wie is de ontdekker van de antibiotica?
A. Louis Pasteur (1885)
B. Ilya Ilyich Mechnikow (1908)
C. Alexander Fleming (1928)
D. Minoru Shirota (1930)
4. Al voor de introductie van antibiotica daalde het aantal mensen met tbc in Nederland
A. Niet waar
B. Waar
5. Diarree is een bijwerking van antibiotica
A. Waar
B. Onwaar
6. Als een antibioticum bepaalde bacteriën niet kan bestrijden, spreken we van resistentie. Hoeveel mensen overlijden er in de EU jaarlijks als gevolg van antibioticaresistentie?
A. 25 duizend personen
B. 100 duizend personen
C. 1 miljoen personen
D. 4,4 miljoen personen
7. Antibioticaresistentie ontstaat door:
A. Een slechte weerstand
B. Onzorgvuldig gebruik van antibiotica
C. Teveel gebruik van antibiotica
D. Het aanpassingsvermogen van ziektekiemen
8. Welke bewering is onjuist?
A.Om het ontstaan van resistente bacteriën tegen te gaan, moet ik mijn antibioticakuur afmaken ook al ben ik niet meer ziek.
B. Restanten antibiotica moet ik inleveren bij de apotheek.
C. Hoe vaker ik een antibioticakuur krijg, hoe groter de kans dat ik resistentie ontwikkel.
D. Hoe meer antibiotica ik gebruik, hoe groter mijn kans op allergische reacties.
9. De bio-industrie is een belangrijke veroorzaker van resistentie
A. Onwaar
B. Waar
10. Nederlandse boeren gebruiken antibiotica. Maar hoeveel keer meer of minder ten opzichte van hun Deense collega’s?
A. De helft minder
B. Net zoveel
C. 2 keer meer
D. 5 keer meer
11. Waarin zitten geen restanten van antibiotica?
A. Rioolwater
B. Leidingwater
C. Oppervlaktewater
D. Regenwater
12. In welk land is tuberculose redelijk onder controle?
A. China
B. India
C. Afrika
D. Nederland
13. Als ik geen resistente bacteriën in mijn voeding wil, moet ik biologisch vlees kopen
A. Klopt
B. Klopt niet
C. Klopt deels wel en deels niet
14. Wie een antibioticakuur heeft, mag geen probiotica gebruiken
A.Waar
B. Niet Waar
15. Heeft het zin extra op de hygiëne te letten om infecties van bacteriën te voorkomen?
A. Nee, want je kunt ziektekiemen toch niet ontlopen.
B. Nee, want je wilt juist weerstand opbouwen tegen ziektekiemen.
C. Ja, want hoe minder contact met micro-organismen, hoe minder overdracht, dus hoe minder vaak infectieziekten optreden.
D. Ja, al maakt dat voor resistente bacteriën (zoals ESBL’s) niet uit, want daar word je niet ziek van.
16. Wat zijn prebiotica?
A. Vitaminen
B. Mineralen
C. Vezels
17. Hoeveel jaar duurt het om een nieuw antibioticum te ontwikkelen en op de markt te brengen?
A. Eén
B. Vijf
C. Tien
D. Dat is onvoorspelbaar
18. Welk resistent micro-organisme heeft met tuberculose te maken?
A. ESBL’s producerende organismen
B. XDR
C. MRSA
19. Niet alleen antibiotica in de veeteelt zorgt voor resistentie – ook gif dat wordt gebruikt in de landbouw veroorzaakt resistentie
A. Waar
B. Niet waar
20. Na een antiobiticakuur kun je zelf zorgen voor herstel van de darmflora
A. Niet waar
B. Waar
21. Hoeveel groepen antibiotica zijn er?
A. 3
B. 6
C. 10
D. 20
22. Er zijn resistente bacteriën gevonden in vlees. Logisch; want dieren krijgen antibiotica. Maar er zitten ook resistente bacteriën in groente.
A. Dat kan!
B. Dat kan echt niet!
Antwoorden
1 C. Antibiotica helpen tegen bacteriële infecties.
Bacteriële infecties waren een eeuw geleden doodsoorzaak nummer één. Longontsteking, tuberculose, roodvonk, tyfus, cholera, syfilis: allemaal potentieel dodelijke infectieziektes.
2 C. Tja …
Bacteriën zijn ééncellig diertjes die zich (soms zeer snel!) voortplanten door celdeling. Ondanks hun slechte naam, leveren ze ons voordeel op. Zo zitten in onze darmflora miljoenen nuttige bacteriën die nodig zijn voor de spijsvertering.
Maar bacteriën hebben niet voor niets een slechte naam. Zo kunnen bij de stofwisseling van de bacteriën gifstoffen ontstaan die ziekmakend en zelfs levensbedreigend zijn (cholera, pest, tetanus …). Slechte bacteriën worden in principe onschadelijk gemaakt door ons afweersysteem. Pas als dat niet goed lukt, gaan is het erg fijn dat er antibiotica is! Het enige nadeel; antibiotica is zeer anti. Het doodt élke bacterie in het lichaam, ook de bacteriën die nodig hebben. En dat leidt weer tot diarree, uitdroging en stoornissen van de voedselopname.
3 C. Alexander Fleming ontdekte de antibiotica
Toen Alexander Flemming onderzoek deed naar schimmels (de penseelschimmel) ontdekte hij bij toeval dat een stof uit deze schimmel bacteriën doodde. Daarna duurde het nog twaalf jaar voor hij deze ontdekking kon omzetten in een bruikbaar medicijn; een antibioticum.
(En die anderen? Pasteur bewees dat je bacteriën door verhitting onschadelijk maakt en hij ontwikkelde het eerste vaccin ooit: tegen hondsdolheid. Ilya Mechnikow werkte bij Pasteur en kreeg de Nobelprijs voor zijn onderzoek naar het menselijk afweersysteem en witte bloedlichaampjes. Hij inspireerde Minoru Shirota die als eerste een stamlijn darmbacteriën wist te cultiveren. Deze Lactobacillus Casei Shirota vormt de basis voor het drankje Yakult.)
4 B. Waar; al voor de introductie van antibiotica daalde het aantal mensen met tbc in Nederland
Van elke miljoen Nederlanders stierven er rond 1900 jaarlijks tweeduizend mensen aan tbc. Vlak voor de oorlog daalde dit aantal naar 400. Betere huisvesting, voeding, hygiëne en quarantainemaatregelen waren waarschijnlijk de oorzaak.
5 A. Waar; diarree is de meest voorkomende bijwerking van antibiotica
De diarree ontstaat omdat het medicijn ook de lichaamseigen bacteriën in de darm aanpakt. Antibiotica kunnen ook de werking van de pil ondermijnen, schadelijk zijn voor ongeboren kinderen, of slecht combineren met andere medicijnen. Lees bij het gebruik van antibiotica altijd goed de bijsluiter.
6 A. 25 duizend inwoners
In de EU overlijden jaarlijks 25 duizend inwoners aan de gevolgen van resistente bacteriën, aldus de schatting van het Europese Centrum van Infectieziekten.
7 C. Te veel antibiotica
Door veel, lang en onzorgvuldig gebruik van antibiotica ontstaat resistentie tegen antibiotica. Dit gebeurt bijvoorbeeld door een korte tijd verschillende antibiotica, of antibiotica die voor de betreffende infectie ongeschikt zijn. Bacteriën delen zich elk uur en passen zich daardoor snel aan. ‘Overlevers’ van een antibioticakuur maken meer kans zich voort te planten dan hun niet-resistente soortgenoten die onderdrukt worden. Dat mechanisme heet selectiedruk.
8 A. Een antibioticakuur hoef je niet af te maken, het verhoogt zelfs de kans op het ontstaan van resistente bacteriën
Dr. Ed Kuijper (Leids Universitair Medisch Centrum) deed onderzoek naar multiresistente ziekenhuisbacteriën. Een citaat: ‘Antibiotica doorslikken terwijl je niet meer ziek bent, verhoogt eerder de kans op het ontstaan van resistente bacteriën dan dat deze afneemt.’ Het RIVM laat via een woordvoerder weten geen ‘standpunt in te nemen in medische discussies’.
9 B. Waar; de bio-industrie is een belangrijke veroorzaker van resistentie
Vooral kippenvlees is vergeven van ESBL’s producerende bacteriën. Dit zijn enzymen die antibiotica zoals penicillines en cefalosporines afbreken. Deze laatste antibiotica zijn reservemiddelen die worden ingezet als de eerste keus bacteriedoders falen. Bij ziekte worden kippen niet individueel behandeld maar allemaal tegelijk. Dus ook de gezonde kippen. Vanwege hun massale resistentie tegen eerste-keusmiddelen, krijgen ze steeds vaker tweede of derde generatiemiddelen uit de reservemiddelen.
10 D. 5 keer meer
Met zeshonderd ton gebruiken Nederlandse veeboeren vijf keer meer antibiotica dan de boeren in Denemarken.
11 D. Regenwater
Via menselijke ontlasting en dierlijke mest belanden antibiotica(resten) in de waterkringloop. Antibiotica zitten dus in ons drinkwater, oppervlaktewater en ook rioolwater.
12. D. In Nederland
Maar … het aantal (resistente) infecties is sinds enige tijd weer stijgende. Dit is het gevolg van immigratie uit Oost-Europa en andere risicolanden.
13 C. Klopt deels wel en deels niet
Ook in biologisch vlees zijn resistente ESBL-producerende bacteriën aangetroffen. Maar wel veel minder! In biologisch kippenvlees zat zestig procent ESBL en in normaal kippenvlees honderd procent (!). Waarom ook biologische kippen besmet zijn? De theorie is dat ESBL via het uitrijden van mest en irrigatie met oppervlaktewater in de voedselketen terecht komen. En zo raken biologische kippen via de waterkringloop besmet.
14 B. Niet waar – integendeel!
Gelijktijdig gebruik van antibiotica en probiotica is juist aan te bevelen. Antibiotica vernietigen alle bacteriën, ook de nuttige darmbacteriën. (Vandaar die diarree bij een kuur). Probiotica, een verzamelnaam van goede bacteriën, helpt de darm weer in conditie te komen. Maar: neem ze niet tegelijkertijd (laat er een paar uur tussen zitten).
15 C. Ja, hoe minder bacteriën er in de keuken of op het toilet rondzwerven, hoe minder risico we lopen er door geïnfecteerd te raken.
En dat scheelt niet alleen een hoop extra moeite, maar waarschijnlijk ook antibiotica, die weer meer risico op resistentie geeft. De discussie over ‘het nut van vies worden’, heeft betrekking op allergieën en niet op bacteriële infecties. De bekende ESBL’s producerende bacteriën zijn op zich niet gevaarlijker dan andere bacteriën. Maar het punt is dat ze veel antibiotica onschadelijk maken. Toekomstige infecties zijn daardoor veel moeilijker te bestrijden.
16 C. Vezels
Prebiotica zitten in oplosbare vezels (groente en fruit). Deze niet-verteerbare vezels zijn goed voor de darmflora omdat ze de groei van goede bacteriën in de darm stimuleren.
17 C. Tien jaar.
Dat is lang … Maar als de nood aan de man is, kan dat sneller. Vooral op de toelatingsprocedures kan tijd bespaard worden. Onafhankelijke deskundigen wijzen erop dat er veel meer winst te behalen is met maatregelen tegen het ontstaan van resistentie en het verspreiden ervan, dan met de ontwikkeling van nieuwe antibiotica.
18 B. XDR veroorzaakt tuberculose waartegen bestaande antibiotica niet meer helpen.
NDM-1, MRSA, ESBL zijn (multi)resistente bacteriën, of enzymen die door bacteriën geproduceerd zijn en die zich eenvoudig naar andere soorten verspreiden. Dit rijtje is niet uitputtend, dit bewijst het nut van internationale maatregelen om verspreiding te voorkomen.
19 A. Waar
Schimmelbestrijdingsmiddelen in de landbouw veroorzaken resistentie van schimmels bij mensen, stelden vorig jaar microbiologen van het UMC St Radboud. Bij mensen met een verzwakte afweer kunnen resistente schimmels levensbedreigende longinfecties veroorzaken. In 2000 troffen onderzoekers voor het eerst (multi-)resistente schimmels aan bij mensen met een ernstig verzwakte afweer. In 2007 was het percentage multiresistente schimmels gestegen naar zes procent.
20 B. Waar
Na een kuur is het goed te proberen het bacterieel evenwicht in de darm herstellen. Gezonde voeding en voldoende probiotica helpen. Maar eet ook gefermenteerde producten zoals biologische karnemelk, yoghurt, biogarde, zuurkool, zuurdesembrood en melkwei.
21 C. Er zijn 10 groepen antibiotica
Elk van deze groepen bevat verschillende soorten antibiotica en die kennen vaak weer verschillende generaties. Er zijn bacteriedodende groepen en bacterieremmende. Niet alle antibiotica worden geslikt en ook bijwerkingen verschillen sterk.
22 A. Dat kan (helaas)
Nederlandse wetenschappers (VUmc, Amsterdam) vonden in taugé, radijs, lente-ui en pastinaak ESB. ESBL zijn enzymen die bacteriën aanmaken waardoor ze resistent worden voor veel antibiotica. Hoe groente besmet raakt, is niet precies bekend. De meest waarschijnlijke hypothese is dat bemesting met dierlijke mest een rol speelt. Ook is het mogelijk dat de resistente bacteriën al in de grond zaten.